Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
i&ureau J>oogstraaf 317.
EERSTE BLAD.
Schiedams Verleden.
De Witte Wolf.
16de Jaarg.
Zaterdag 25 Maart 1893
No. 4546.
Feuilleton.
PRIJS VAN DIT BLAD:
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
Zij die zich. tegen 1 April aanst.
op de Nieuwe Schiedamsche Cou
rant abonneeren, ontvangen de
tot dien datum nog te verschij
nen nummers gratis.
Wegens den Feestdag van
0. L. VROUW BOODSCHAP
zal de Nieuwe Schiedamsche
Courant Zaterdag-avond
niet verschijnen.
^SPROKKELINGEN
V. (Slot.)
Schiedams Voor- en Tegenspoed.
Naar hst Fransch van Paul Féval.
Maar waarom niet gezocht
NIEUWE SCHIE
E COURANT
Voor Schiedam per 3 maanden f 1.50
Franco per post door geheel Nederland - 2.
Afzonderlijke Nommers- 0.05
Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd
volgens de Wet van 28 Juni 1881 (Stall.) No. 124.
hiitiiiiiiuiiiiiiiii>tiitiiiitr7miaiiiiitM.r>iiTniimiKHiiiin|iiiHii'iit>iiiiii<iUiiiiiiiilTi1m
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen
komsten aangegaan.
UIT
Weinig steden van ons land hebben
de wisselingen der fortuin zoo dikwijls
ondervonden als Schiedam een vluchtig
overzicht van zijn handel en nijverheid
zal ons daarvan overtuigen.
in de eerste helft der 13de eeuw stelle
men zich Schiedam voor als een gehucht
met onaanzienlijke woningen, allen langs
of nabij de kreek de Schie gebouwd.
Behalve een weinig landbouw en vee
teelt, was vooral de vischvangst een
bron van bestaan door de Schie hoe
gering hare diepgang ook was vond
de visscher gelegenheid om met zijn
schuitje de Maas te bereiken en aldaar
zijne netten uit te werpen. De visch
vangst op de Maas bracht de bootsge
zellen in betrekking met bewoners van
andere oeverplaatsen en legde den grond
slag voor den handel, die destijds groo-
tcndeels langs de waterwegen gedreven
wt rd. Nog geruimen tijd zou Schiedam
een nietig visschirsdorp gebleven zijn,
Ingezonden.
had Aleid en de overige vorsten van
het Henegouwsche huis het onaanzien
lijk plaatsje niet bevoorrecht en in be
scherming genomen. Zij verhieven het
tot stad, gaven den poorters vrijdom
van verschillende grafelijke tollen, zoo
dat hun handel zich daar ongehinderd
kon ontwikkelen. Door een landweg
regelrecht met Delft en Gouda verbon
den, werd Schiedam nu de plaats, van
waar men uit Holland gewoonlijk naar
Zeeland overstakRotterdam kwam
destijds niet in aanmerking.
Ten zeerste was de handel gebaat
met de grafelijke volmacht van het
jaar 1299, dat er een haven mocht ge
graven worden van de Schie naar de
Maas, want do uitwatering der Schie
was allengslcens door aanslibbing ver
zand en voor grootere schepen onbe
vaarbaar geworden. „Vermoedelijk"
aldus Dr. A. Maas „is omtrent dezen
„tijd een gedeelte der thans zoogenaamde
„Buitenhaven, de Lange Haven en een
„deel der Korte Haven gegraven. Wat
„nu de Plantaadje, het Frankenland en
„het Hoofd is, was nog land, dat dage
lijks onder water liep, hoogstens een
„plaat."
Het houden van wekelijksche en jaar-
lijksche markten, het tolheffen aan de
sluis, het recht van belasting te heffen
van het bier, het gemaal, het geslacht,
enz. waren zoovele privilegies, die in
de 14de eeuw Schiedam eene schoone
toekomst waarborgden en zijn handel
eene uitgestrekte vlucht verzekerden.
De stad telde reeds mede onder Hol
lands vermaardste koopsteden. Doch het
getij zou dra verloopen. Graaf Willem
IV had zich de verheffing van Rot
terdam ten doel gesteld en verleende
den Rotterdammers de vrijheid om
eene vaart van hunne stad naar de Schie
te graven, ten einde zich een waterweg
voor binnenlandsch vervoer te verschui
len. De opkomst dezer stad was Schie
dam, maar nog meer Delft, een doorn
in het oog. De Delvenaars trachtten
66)
r F"'11611' En toen? zeide hij, ziju adem
limoudendt God beloone den arinen gek En
toen
Peio vervolge zijn verhaal. Toen liij bij
den nanval van waanzin gekomen was, die
Jean Blanc in het bosch overviel, verzwakte
en beefde zijn stem, als van iemand, die op
het punt staat in tranen uit te barsten.
Jean Blanc verliet het kind, zeide hij.
Toen hjj terugkwam, was op het gras langs
het voetpad niets meer te vinden dan de man
tel van witte schapevacht, zooais hij toen ge
woonlijk droeg. Hjj viel op zijn knieën. Hij bad
God.... God en Onze Lieve Vrouw.... hij
weende.
Jude haalde de schouders op.
Hjj weende tranen van bloed! hernam
langs allerlei wegen deze vaart te ver
hinderen, en toen langer tegenstand
niet baatte, verwierven zij in 1389 ver
lof om eene vaart te graven van de
Schie naar de Maas, wat later de oor
sprong werd van Delftshaven.
Tegen deze twee mededingers was
Schiedam op don duur niet opgewassen.
Geruimen tijd wist het zich nog te
handhaven en breidde inmiddels zijn
gebied merkelijk uit; in 1356 door
aankoop van het terrein, dat binnen
de veste aan de noordzijde der Schie
was gelegen en den Graaf toebehoorde
in 1359 door aankoop van land ten
westen der Lange Haven, waarvan Dirk
van Wassenaar, ambachtsheer van
Kethel, eigenaar was. De ondergang
was echter onvermijdelijk. Wat het hoofd
bood aan de afbreuk door de naburige ste
den den handel der Schiedammers aange
daan, moest bezwijken voor de plunderin
gen,verwoestingen en oorlogslasten, waar
door Schieland tijdens de langdurige
Hoeksche en Kabeljauwsche twisten ge
teisterd werd. De liandel verliep, de
landerijen waren platgebrand, de haring
vangst, Schiedams hoofdbron van be
staan, ging door de Schotsche en Noor-
sclie kapers bijna te niet. Tot over
maat van ramp verzandde de haveD en
werd Schiedam bijna van alle handels
verkeer afgesneden.
Het einde der 15de eeuw bracht geen
verbetering in dien tieurigen toestand,
integendeel, gedurende den Jonker-
Fransen-oorlog, die met de hevigste
verbittering in Zuid-Holland woedde,
pakten zich menigmaal zware onweers
wolken boven Schiedam samen; en men
dankt bet aan de voorspraak der H. Li-
duïna, dat de storm werd bezworen, dat
moord en plundering werden afge
weerd.
Pelo Bouan, en wanneer hjj over dien ont-
zettenden avond spreekt, dan weent hij nog
altjjd, want de herinnering aan Treml leeft
voort in het diepst van zjjn ziel.
Zjjn verstaud was in dien tijd zeer zwak,
en elke crisis liet hem als gebroken. Tot den
volgenden ochtend lag hij op grond, krachte
loos en zonder te kannen denken. Daarna be
gon hij te zoeken, maar het was reeds te laat,
hjj vond niets meer.
En sedert dien tijd geen enkel spoor, niet
de minste aanwijzing?
Niets.
Pelo Rouan sprak dit laatste woord op ont-
moedigenden toon uit.
Jude, die tot nu toe elk zjjner woorden als
verslonden had. liet de armen zakken en boog
het hoofd.
Niets, herhaalde hjj j bestaat er dus geen
hoop meer
Reeds lang heeft Jean Blanc alle hoop
verloren, antwoordde de kolenbrandermaar
God is goed en het geslacht der Treml's bracht
steeds rechtvaardigen en Christeneu voort. Mis
schien is de kleine Georges niet dood, en dan,
met Gods hulp
Pelo Rouan aarzelde.
Welnu, zeide Jude, wat wildet gij
zeggen
Ik wilde zeggen, dat het niet onmogelijk
zou zjjn het kind te herkennen.
Zooals men weet, schreef de magistraat
in eene openbare akte Schiedams redding aan
de H. Liduïna toeter dankbare herinnering werd
daarom, volgens P. van Opmeer, jaarlijks den
14 Februari eene plechtige processie door de
stad gehouden.
Hoe dat? vroeg Jude Leker levendig.
Jean Blanc bezat een dier koperen me
dailles, die men vroeger te Yitré sloeg, ter
eere van onze Lieve Vrouw van Mi-Forêt.
Het was de eenige erfenis zijner moeder. Toen
hij den aanval van waanzin voelde op
kamen, deed lui het kind de medaille om den
hals, het op die wijze aan de Moeder Gods
toevertrouwende.
Maar er zijn zooveel van die medailles.
- Op die van Jean Blanc was aan de ach-
terzjjde met een mes een kruis gesneden, en
Mathieu Blanc, zjjn vader, bezat er een, ge
heel gelijk aan de eerste, dezelfde die Mane
thans om den hals draagt.
Dat mooie meisje, dat ik daar even ge
zien heb
Is de dochter van Jean Blanc, den
albino.
Marie, nog altijd bezig haar mandje te vlech
ten, hoorde haar naam uitspreken en stak
haar mooi, blond hoofdje om deii hoek van het
deurgat.
Stil, zeide de kolenbrander, zy ge
looft dat ik haar vader hen. Kom eens
hier Marie.
Zjj gehoorzaamde dadelijk en Pelo Rouan,
de medaille van haar hals nemende, gaf haar
aan den ouden stalmeester.
Deze keerde de medaille om en om en be
keek haar aandachtig.
Moge de hemel mij de gelijke doen zien
Een zeer nauwkeurig tafereel vau
Schiedams toestand bij den aanvang der
16de eeuw (1514) hangt meergemelde
Informatie wpt stuck der verpondingen (2)
ons op. Uit dit verslag, beëedigd door
„Dirrick Aernt, bailliu, oudt 47 jaer,
„Willem Simouszoon, oud 57 jaer, ende
„Meeus Maess, oudt 48 jaer, burgermees
ters, Pieter Nieulant oudt 70 jaer,Willem
„Thoeniss, oudt 44 jaer, oud-burger-
„meesters ende Claes IDircxzoon, oudt
„42 jaer, secretaris van der stede van
„Schiedam", blijkt dat de stad in de
laatste tien jaren in buizen niet was
toegenomen. De parochie telde, volgens
verklaring van den pastoor, 1600 min
20 communicanten. De haringvaart was
nog de hoofdncring; doch slechts twin
tig buizen, een vierde der vloot, waren
dat jaar uitgevaren. Niet onbelangrijk
was de koopvaardij. Er waren 6 of 7
koopvaardijschepen, waarmede de Schie
dammers ten getale van 200 man ter
koopvaart uitzeilden. De acliterblijvende
vrouwen en kinderen verdienden den
kost met vlas spinnen en netten brei m
„voorts soe generen (sich) veel van den
„wijfs ende kinderen met netten te spin-
„nen ende te breyden."
Om den handel wat op te beuren,
hadden een dozijn ingezetenen zich op
de lakenweverij toegelegd, maarde duurte
der wol en de de goedkoopte der lakens
hadden de meesten gedwongen dit vak
te laten varen. Ook de brouwers, wier
getal iu de laatste acht jaren van
8 tot 4 geslonken was, waren tegen de
concurrentie van buiten niét bestand.
Buiten de verarmde neringdoenden teldo
Schiedam tien of twaalf renteniers,
waarvan niet één 100 pond grooten
ongeveer 180 a 190 gulden in het jaar
te verteeren had.
De magistraat was ook verplicht eene
begrooting op te maken van de onkosten,
die het herstel of bet onderhoud dei-
stadswerken vereiscliten. Ook dit ver-
i) Leiden. A. W. Sythoff. 1866.
mompelde hij. Onder duizenden zou ik haar
herkennen. Het is echter slechts een zwakke
aanwijzing.
Op een teeken van den kolenbrander ging
Marie naar buiten en weldra hoorde men haar
het lied van Arthur zingen.
Dat is het lied van Jean Blanc, dat zij
daar zingt, zeide Jude.
Maar ik heb u nog niet alles gezegd,
mijn vriend, zeide de kolenbrander, met plot
seling veranderde stem. Er bestaat nog een
kans om den erfgenaam der Trend's terug te
vindendie kans is wel is waar zeer onzeker,
maar met behulp van Jean Blanc zou zjj toch
tot iets kunnen leiden.
Jean Blanc! mompelde Jude twijfelende;
gij spreekt mij altijd van Jean Blanc. A at kan
die arme drommel, wanneer de menschen mets
meer kunnen?
Gij weet niet wie en wat Jean Dlanc
is zeide de kolenbrander met lichte stemver
heffing. Ik zal u vertellen waarin zijn kracht
schuilt en hoe hjj den kleinzoon van Nicolas
Treml kan helpen. T, T>
De laatste woorden van Pelo Rouan hadden
den ouden stalmeester van Treml weder een
weinig bemoedigd.
Wordt vervolgd.)