Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
a
16de Jaarg.
Zaterdag 8 April 1893
No. 4556.
"ggureau ^oogstraat 817.
ALGEMEEN OVERZICHT.
De Witte Wolf.
Feuilleton.
PRIJS VAN DIT BLAD:
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
NIEUWE SGHIEIA
E COURANT
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
- 2.—
- 0.05
Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd
volgens de Wet van 28 Juni 1881 StsblNo. 124.
|flllUiJliliiiiini!1iiiniiii-n'ViiimiiiiiMmniOiiTT^THnMMtniiiti^nniHi!tunn)lTf
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0-10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen
komsten aangegaan.
7 April '93.
In de Kamer van afgevaardigden te
Brussel is gisteren de algemeene beraad
slaging over de grondswetsherziening
gesloten. De heer Woeste voerde het
laatst het woord en na op verschillende
tegen hem gerichte aanvallen te hebben
geantwoord, verklaarde hij zich tegen
het meervoudig kiesrecht, dat in korten
tijd reeds zeer vele aanhangers heeft
gevonden. Het meervoudig kiesrecht,
zeide de heer Woeste, is een versterkt
algemeen stemrecht. De heer Woeste
ziet er dan ook een gevaar in, een dub
bele stem toe te kennen aan huisvaders.
Iets gur.st.iger denkt hij over het voor
stel, om een extra stem toe t« kennen
aan census- en capaciteits-kiezers. Met
het oog op den grooten invloed door den
heer Woeste in de Kamer uitgeoefend,
sohijnt het meervoudig stelsel dus ern
stig gevaar te loopen. Welk stelsel nu
zal zegevieren, is nog hoogst onzeker.
Het nieuwe ministerie dat deze week
te Parijs gevormd werd, heeft zich gis
teren voor de Kamer vertoond. De
minister-president Dupuy heeft in de
Kamer zijne ministerieele verklaring
voorgelezen. Zij houdt in: Het minis
terie erkent het moeilijke van den toe
stand, wijst op de volkomen kalmte des
lands en deszelfs vertrouwen in de repu
bliek, en ziet daarin de verzekering dat
de laatste gebeurtenissen de republiek
niet getroffen hebben (toejuichingen).
De lessen van het verleden zullen door
het nationaal goweten begrepen worden.
Aldus vervolgde de minister kunnen
wij met vertrouwen de toekomst in het
oog vatten. Eiken dag bekrachtigt het
algemeen stemrecht zijne overwinningen.
Overal moet met stiptheid, welwillend
heid en rechtvaardigheid geregeerd wor
den. Het ministerie noodigt de Kamers
uit zich aan eene dagorder te houden,
welke haren wetgevenden arbeid waar
dig bekroont. Hare aandacht dient zich
te richten op sociale en economische
wetten, zooals die op coöperatieve ver-
eenigingen en landbouwvoorschot. Het
werk dat het eerst voor de hand ligt,
is te stemmen voor de begrooting van
1893, die er komen zal als de beide
Kamers tot eene overeenstemming ge
raken. Als die overeenstemming spoedig
getroffen wordt, dan zal vertrouwt
het ministerie eene nieuwe crediet-
wet onnoodig zijn, en kan de begrooting
van 1894 op tijd worden ingediend.
Ten slotte doet het ministerie een be
roep op de medewerking der Kamer.
De ontvangst van deze rede was in
de Kamer van den kant der linkerzijde
zeer warm. De rechterzijde en het cen
trum onthielden zich meestal van elk
teeken van goedkeuring. De Senaat was
nog duidelijker in het uiten zijner stem
ming. De rede werd onder bijna vol
strekt stilzwijgen aangehoord. Twee of
drie tres liens aan het slot waren het
eenig bewijs van instemming, dat Guérin,
de nieuwe minister van justitie, die daal
de rede voorlas, van den Senaat ont
ving. Dat de nieuwe titularis door zijne
collega's in den Senaat niet werd geluk-
gewenscht, gaf aan de manifestatie van
den Senaat nog vijandiger karakter. O ver
de wijze waarop het ministerie het
conflict tusschen Kamer en Senaat denkt
op te lossen, werd in de openingsrede
geen woord melding gemaakt. Cuneo
d'Ornano stelde daarom de vraag, hoe
het nieuwe ministerie met de hervorming
van de belasting op de dranken dacht
te handelen, waarop de minister van
financiën, Peytral, antwoordde, dat het
ministerie het besluit der Kamers van
Donderdag: geer. afscheiding van de
begrooting, zou verdedigen, maar tevens
zou trachten een vergelijk tusschen de
beid# Kamers tot stand te brengen.
Duidelijk was dit antwoord niet en
hetgeen de Soir mededeelt van de rede
van Peytral in de financieele commissie
van den Senaat, welke commissie onmid-
Naak hkt Fransch van Paul Féval.
dellijkna de openbare zitting vergaderde,
heeft geen nadere verklaring gebracht.
Blijkbaar weet het ministerie niet hoe
die verstandhouding tusschen beide
Kamers zal te verkrijgen zijn. Senaat
en Kamer zijn intusschen tot 25 April
gescheiden. Als het dus mogelijk blijkt,
om tot eene overeenstemming te ge
raken, kan deze eerst na dien dag in open
bare vergadering bekrachtigd worden.
Het is zeker een weinig gunstig tee
ken voor het nieuwe ministerie, dat de
pers liet algemeen met tegenzin be
schouwt, en dat is geen wonder het
ministerie bestaat grootendeels uit onbe
kende grootheden, wiereenige verdienste
is, dat zij geen politiek verleden heb
ben en dus bij de Panama-schandalen
niet zijn gecompromitteerd. Hoe zeer
overigens deze omstandigheid weegt, is
zij niet zwaarwichtig genoeg om hunne
promotie tot ministers te rechtvaar
digen. Ja, zegt Magnard in den Etywo
prestige of bekwaamheid hebben zij niet,
maar wat zijn ze niet braaf en eerlijk
deze luidjes Maar, vraagt Goblet
in de Petite liep. frhoe is men toch
eigenlijk aan zoo'n curieuze combinatie
gekomen? Is dat een non plus ultra van
„republikeinsche concentratie." Zeker
spot, Paul de Cassagnac, in zijn Auto
rité, en weet ge het recept, waarnaar
zulk een poespas in de parlementaire
keuken wordt klaar gemaakt Men
neemt eenige mannetjes van links en
eenige lui van het centrum met een paar
snippers opportunisten, met een paar vi ij-
handelaars en een paar protectionisten;
roer dan alles goed dooreen, en gij hebt
een bouillabaiscalias huzarenslaDe
Gaulois is het scherpst van alhet mi
nisterie-Dupuy, zegt hij, is niets anders
dan eene wanhopige poging van Carnot,
om zich den gevreesden Constans van
het lijf te houden. Deze was de aange
wezen man, vooral ook n.et het oog op
de aanstaande verkiezingen, maar Car
not is bang voor hem, met het oog op
de aanstaande presidentskeuze Vaneen
Dupuy, een Terrier e tutti quanti heeft
hij onder dat opzicht hoegenaamd niets
te vreezen, en daarom is het nieuwe Ka
binet den lof der Paix volkomen waard.
In het Lagerhuis te Londen stelde
gisteren Gladstone de tweede lezing
voor van zijn home-rule-ontwerp, als
zijnde dit de eenige oplossing van het
Iersche vraagstuk. Drie deelen van het
vereenigd Koninkrijk hadden zich reeds
vroeger voor deze oplossing verklaard
en thans was ook Engeland in groote
mate opweg om zijne vijandige beslis
sing van 1886 te wijzigen. Onder de
massa van het Iersche volk heerscht
eene groote beweging ten gunste van
intrekking of wijziging der akte van
Unie, en dit volk is vast besloten niet
te rusten alvorens de verandering welke
het verlangt, zal toegestaan zijn. Eene
geheel bevredigende oplossing van het
financieele vraagstuk is niet mogelijk;
doch ingeval buitengewone omstandig
heden de uitgaven des rijks mochten
doen stijgen, zou er baat kunnen ge
zocht worden bij eene verhooging van
den accijns op gedistilleerd en van de
inkomstenbelasting, en dan zou Ierland
zijn deel dragen in dien last. Het Ier
sche vraagstuk is thans eene kwestie
tusschen eene sterke en eene zwakke
natie. Niets is vernederender dan on
derdrukking van eene zwakke door eene
sterke natie niets edeler dan het schouw
spel hoe een natie zich laat leiden door
eer en plicht, vast besloten om uit vrije
beweging een onrecht uit de wereld te
helpen. De heer Beach stelde de ver
werping der bill voor.
In de Engelsche havenstad Huil, bij
onze gisthandelaren wel bekend, heerschte
gisteren eene groote opschudding tenge-
volhe van eene werkstaking der dok
arbeiders. Deze werkstaking is veroor
zaakt door eene weigering der reeders,
om zich aan den eisch der dokarbei
ders, die geene andere werklieden
dan die lid der Union zijn, gebruikt
willen zien, te onderwerpen. De reeders
76)
Herhaaldelijk had zij getracht met haar
nicht eeu gesprek aan te knoopen over haar
toeest geliefkoosde onderwerpen, te weten: de
gebraken van anderen, de meedere of mindere
baarde van de uit Rennes ontvangen stalen
en vooral de romans van Mile, de Scudérjj, die
toen iu Bretagne nog in de mode waren.
Alix had te pas en te onpas met ja en neen
geantwoord. Niet alleen dat zjj geen juister
antwoorden gaf, maar zjj luisterde zelf niet,
iets dat altjjd zeer grievend is voor ieder spre
ker, maar, onuitstaanbaar wordt voor een jonge
juffrouw op leeftjjd die behoefte gevoelt om
te praten.
Mfjn hemel, kind, zeide de tante eindelijk,
na getracht te hebben gedurende minstens een
halve minuut het stilzwijgen te bewaren, dat
wordt ondragelijk. Ik bezweer u mij te zeggen,
waar gij nu al ruim eenjuur met uwe gedachten
zijt
Alix lichtte langzaam het hoofd op, en keek
haar tante met haar mooie, groote oogen ver
strooid aan.
U hebt volkomen gelijk, antwoordde zij
op goed geluk.
Wat, gelijk! riep Mile. Olive uit. Maar
ik heb niets gezegd.
Alix scheen plotseling te ontwaken en koek
haar tante verwonderd aan toen stond zij op,
groette haar en verliet de kamer.
Zjj snelde door de gang naar haar kamer
en begon daar zenuwachtig op en neer te
loopen.
Ik wil hem spreken zeide zjj na enkele
minuten. Het moet
Zij nam uit haar cassette een zilveren tafelbel,
die zij onder haar bereik had. Dit bellen was
een sein voor MUe. Renée, de kamenier van
Alix.
Renée kwam boven.
Waarschuw Lapierre, zeide Alix, dat ik
hem onmiddeljjk wil spreken.
Ben oogenblik later betrad Lapierre, de
kamer van Mile. Vaunoy, die, hem ziende, een
beweging van afkeer niet kon wederhoudeu.
Lapierre trad binnen met zijn hoed in de
hand, doch zjjn gelaat behield zjjn gewone
uitdrukking van zorgeloozc onbeschaamheid.
Heeft de freule mij laten roepen 1
vroeg lijj.
Alix ging zitten en gaf Renée een teeken
zich te verwijderen.
Gedurende een oogenblik zweeg zy en lneld
de oogen naar den grond gericht, klaarblijkelijk
aarzelde zjj te spreken.
Hecht gjj er veel aan in dienst van M.
Da Vaunoy te blijven vroeg zij eindelijk.
Een ander zon over zulk een vraag verwon
derd zijn geweest, doch Lapierre was tegen
alles bestand.
Zeer veel, freule, antwoordde hij.
Dat is jammer, hernam Alix, die haar
verwarring meester was geworden en al haar
koelbloedigheid had hernomen, want ik heb
besloten u te doen wegzenden.
En mag ik u vragen?
Neen.
Lapierrie boog het hoofd en lachte iu zijn
vuist. Alix bemerkte dit en eeu hoogroode
kleur verspreidde zich over haar schoon ge-
laat.
Gjj zult La Tremlay verlaten, zeide zij,
een uitbarsting van minachtenden toorn terug
dringende ik wil het.
Drommels! mompelde Lapierre; dat noem
ik spreken.
Gjj zult oogenblikkelyk La Tremlay ver
laten
Drommels herbaalde Lapierre.
Zwijgindien gij goedschiks vertrekt,
zal ik uw irehoorzaamheid betalen.
Alix liet de goudstukken in de beurs klinken.
Indien gij weigert, vervolgde zij, dan zal
ik u door mijn vader deen wegjagen.
Ha ha zeide Lapierre bedaard.
Wilt gij die beurs
Ik zou er bij verliezen, antwoordde La
pierreik bljjf lievertenzij, voegde hij
er spottend bij, de freule mij gelieft te ver
tellen, hoe een arme drommel als ik, zich den
haat van een dochter van edelen huize op den
hals heeft kunnen halen. Ik ben zeer nieuwsgierig
om dat te hooren.
De haatherhaalde Alix opstaande.
Zij hield een uitdrukking van verpletterende
minachting terug, en zacht zeide zy
Gfi zijt een moordenaar, Lapierre.
Ha hazeide deze weer zonder in het
minst te ontroeren.
Ik weet niet, vervolgde Alix, wat er kan
bestaan tusscben een man als gij eii kapitein
Didier.
Zwijg! zeg ik u, of ik zal u doen straf
fen zooais gjj verdientik weet niet wat u
tot die misdaad heeft aangezet, maar gij zijt
het. die het vorige jaar des nachts in de stra
ten van Rennes den kapitein Didier hebt op
gewacht.
Gij vergist u, freule.
Alix ontdeed zich van de koperen medaille,
die de lezer reeds keilt.
Wordt vervolgd.)