Dagblad voor Schiedam en Omstreken. fierste blad. Het St. Liduina-klooster. Zonderlinge wachtpost. 16de Jaarg. Zondag 9 Juli 1893. No. 4630. "Bureau hoogstraat 317. ALGEHEEN OVERZICHT. PRIJS VAN DIT BLAD: Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers f 1.50 - 2.— - 0.05 Het auteursrecht van den inhond dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 (Stsbl.) No. 124. PRIJS DER ADVERTENTIÉN Van 16 regelsf 0.60 Elke gewone regel meer- 0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen komsten aangegaan. [Ingezonden.] Toen onlangs de nummers van dit 8'ach* dagblad, waarin de „Sprokke ling^ Schiedams Verleden" werden gepubliceerd, mij in handen kwamen, ^as ik met alle belangstelling de ver handeling des schrijvers over het kloos- „Leliëndaal", als zou dit hetzelfde 2Ün als het Sint-Liduina-klooster. Waar lijk, men behoeft geen Schiedammer te zijn noch ook in Schiedam te wonen, °m belangstelling te gevoelen voor eene Fteilige, die zoo geheel en al eene Neder- hmdsche is. Bij nader onderzoek echter bleek mij, •lat er tegen de genoemde stelling des- h undigen schrij vers nog al een en ander kan worden ingebracht. Laat mij in t kort mijne bedenkingen mededeelen. Allereerst vind ik in de „Beschrij ving van de standplaats, oudheyd, en °pkomst der Stad Schiedam" door Kor- ,ielis van Alkemade 16541737 ge heel iets anders vermeld, en dat werk zeker betrouwbaar, wijl die „Be schrijving", gelijk op het titelblad vermeld staat, is „bekragtigt met de «Privilegiën, en veele andere Egte Bewij- »zen." Aldaar nu leest men het vol gende „Onder andere geestelijke Maag- «degestigten der Stad is mede bekend «een Zusterhuys of Nonne-klooster, «ter eere of ter gedag ten is van de «alom vermaarde Maagd Lijdewy, ge- «legen op de Hoogstraat omtrent de «Ketelpoort, in welker oprigtinge des „Stads Regeerders bewilligt hebben, „als blijkt bij des Stads privilegieboek „fol. 24. Dit gestigt is daarna genaamt „Het huys te Poort." Het klooster „Leliëndaal", zooals de schrijver der „Sprokkelingen" zegt „ge legen aan den Achterweg, waar zich nu het protestantsch weeshuis bevindt" kan derhalve onmogelijk het Liduina- klooster geweest zijn. Vervolgens zegt de Schrijver der „Sprokkelingen" na te hebben mede gedeeld, dat het Liduina-klooster in 1461 gesticht werd „het klooster van „Sint-Ursula bestond reeds tijdens het „leven der H. Liduina en kan dus niet „ter harer eer zijn gesticht geweest," en haalt dan als bewijs het stichtings jaar van het Ursula-klooster aan, zijnde 1405. Die datum kan echter moeielijk als bewijs dienen, want Van Alkemade, over het Ursula-klooster schrijvende, zegt„Dit klooster, zijnde afgebrand ,.in 't jaar 1429, zijn de Zusters ver trokken naar het bijgelege Dorp de „Ketel, als blijkt uit de brieven en be- „scheyden van die plaats." Verder vermeldt de schrij ver der„Sprok- kelingen" „volgens het eenstemmig „gevoelen van allen, die omtrent Schie dams kloosters aanteekeningen te boek „stelden, was dit klooster (Leliëndaal) „gelegen aan den Achterweg, waar zich „nu het protestantsch weeshuis bevindt. Is dit niet bezwaarlijk overeen te brengen met het afwijkend bericht van Van Alkemade,,'t convent Lelijen- daal gestaan hebbende bij de Rotterdamse Poort werd gemeld de naam gekregen te hebben" enz. Eindelijk zou volgens den Schrijver der „Sprokkelingen", door de H. Geest- Fe U i I I e t O n. Eens dat ik te St-Petersburg den generaal Elinger een bezoek bracht, verhaalde deze grijze sol laat mij de volgende anecdote: "y Ik was nog niet lang in St-Petersburg. []I ik moest eens de keizerin-moeder naar Sars ka Selo begeleiden. Op eene eenzame wan deling in den nitgestrekten hof, zag ik op zekere plaats een schildwacht staan en ik kon maar niet ontdekken, welk voorwerp hij be waakte. Er was geen gebouw dicht bjj gelegen, en de plaats waar de man stond, was een klein grasperk, waaraan volstrekt gten waar- "e was te hechten. Ik bleef staan en dacht 0-ver dit raadsel na. De soldaat deed zwijgend eu ernstig de voorgeschreven tien schreden meesters Leliëndaal zijn afgestaan aan de Franciscanessen van het St. Clara- klooster van Haarlem, en dit convent later tot Weeshuis zijn ingericht, waar voor de kosten uit eene loterij werden bestreden Maar Van Alkemade vermeldt daar entegen, dat het II. Geesthuis later weeshuis is geworden en uit eene loterij de kosten werden gevonden. Ziehier den tekst„Het zoogenaamde Heylige Geest- „huis werd gemeld te zijn geweest het „derde Godshuis der Stad geboud in de „zoogenaamde Gooijstraat, van welker „stigtingegeen omstandige beschrijvinge „voor handen is. Na de hervorming „der Godsdienst, is het zelve gestigt „tot des Stads gemeene Weeshuijs ge- „schikt, welker inkomsten grotelijks ver beterd zijn door de ingekome voor- „delen van der Stads opgestelde loterije „in den jare 1603." Dit komt overeen met hetgeen de schrijver der „Sprok kelingen" zelf van het H. Geesthuis verhaaltdat de „goederen in het nieuw te stichten protestantsche weeshuis over gingen." Het bedoelde weeshuis is der halve niet te plaatsen in het convent Leliëndaal. De Schrijver der „Sprokkelingen" ging dus, naar 't mij voorkomt, wel wat overhaastig te werk, toen hij de stich tingsoorkonde van het Liduina klooster, ontleend aan de Bijdragen voor de ge schiedenis van het Bisdom Haarlem (v. XVI, bl. 431) zoo opeens betitelde „Stich tingsoorkonde van Leliëndaal ot het St. Liduina-klooster", alsof het ontwij felbaar vaststond, dat deze twee stich tingen dezelfde waren. En waf al te gemakkelijk maakte hij zich van de moeielijkheid af, toen hij, stuitende op het woord „in de Bogaertstraat", alwaar Liduina's sterfhuis zeker gestaan heelt, er eensklaps bijvoegde „de naam dezer „straat heeft vermoedelijk voor den „naam van Achterweg moeten wijken." 8 Juli '93. De rijkskanselier von Caprivi heeft gisteren in den Rijksdag te Berlijn het legerplan aanbevolen op grond, dat het de geringste eischen stelt om Duitsch- lands positie in Europa te verzekeren en Duitschland in de mogelijkheid te stellen om, evenals totnutoe, ten gunste van het behoud des vredes eene voldoende militaire macht in de weeg schaal te kunnen werpen. De rijks kanselier eindigde met een beroep op den Rijksdag te doen om toe te staan wat noodig is, opdat Duitschland zich zou kunnen verheugen in een rustig bestaan en gerust in de toekomst zou kunnen zien. Nadat Payer (Zuidduitsche volks party en Liebknecht (socialistische partij) zich tegen het plan hadden ver klaard en Manteuffel (conservatieve partij) en Stamm (rijkspartij) zich er voor hadden verklaard, werd het verder debat tot heden-ochtend 11 ure verdaagd. In den Iieichsanzeiger is openbaar ge maakt een besluit van den Bondsraad van 12 Juni, volgens hetwelk aan in voerrecht onderworpen voorwerpen, die als monster dienen en door Fransche of Nederlandsche handelsreizigers in het Tolgebied worden ingevoerd, voortaan, behoudens voortduring van door Frank rijk en Nederland feitelijk gewaar borgde reciprociteit, worden vrijgesteld van invoerrecht, voor zoover zij, binnen een vooraf te bepalen termijn, onver kocht weder worden uitgevoerd en er aan de identiteit van het ingevoerde met het uitgevoerde voorwerp niet valt te twijfelen. heen en weer. Eindelijk besloot ik hein te on dervragen en na eenig aarzelen zeide ik Vriendje waarom staat gij hier Hii bleef staan, zag mij aan en toen hy een kruis op mijn borst bemerkte, meende by, dat het zyn plicht was mij te antwoorden, llij stelde zich in postuur en sprak: Mijnheer, omdat het mij bevolen is, Ik wist, dat eene tweede vraag niet beant woord zou worden en daarom ging ik heen, vast besloten alle pogingen te doen, om te ontdekken, waarvoor daar een schildwacht stond. 's Middags sprak ik den luitenant., die de wacht had en de soldaat en zijne raadselach tige bestemming kwamen mij weer in de ge dachte. Ik vroeg en kreeg weer hetzelfde antwoord: Omdat het bevolen is. Wie heeft het bevolen? Het reglement schrijft het voor. Waarom? Dat moet ge den generaal vragen, die de bevelen geeft. Maar er is daar toch niets te bewaken. Dat schijnt zoo En toch staat er een schildwacht! De luitenant, zag mij eenigszins kwaad aan en zegde Mjjnheer, gij zyt zelf militair, dan weet gij ook dat wij nooit vragen, waarom wij iets doen moeten, wij hebben slechts te gehoor zamen. Zoo was ik nog even wijs en ik moest wachten tot ik naar St-Petersburg terugkeer de om den generaal, dien ik kende, nader daar over te ondervragen. Spoedig sprak ik hem, doch ook hij wist geene ophelderingen te cevGii. Die post bestaat al 50 jaar, hij staat in het reglement voorgeschreven. 11azeide ik, wat is dat toch zonderling Wie laat een grasperk bewaken? Daar moest iets anders achter zitten. Geef toch bevel, dat die onnutte post ingetrokken worde. Dat durf ik niet. Als er van hooger hand geen bevel komt, zal daar nog jaren lang een soldaat wandelen. Mijn ijver om achter het geheim te komen, was nu geprikkeld. Ik droomde van schatten, die daar begraven lagen, waarvan thans niemand iets wist. Ik ging dikwyls naar Sarskoje Selo, alleen om den gekeimzinmgen wachtpost ie zien. Mijne weetgierigheid werd ook in vele kringen bekend. Eene omstandig heid, die niemand in het oog was gevallen, werd plotseling eene zaak van gewicht. Op zekeren avond wenkte de keizerin moeder mij en vroeg lachende Weet gjj, waarom die soldaat daar staat Neen, Majesteit inderdaad Nu, luister dan, men heeft mij de zaak opgehelderd en ik wil u het geheim mee- deeleu. Keizeriu Cathariua II wandelde eens in dien tuin en zag op de bewuste plaats eene zeer schoone mosroos. Daar haar kleinzoon den volgenden dag verjaarde, wilde zjj hem die roos geven en gaf daarom bevel, dat er eene wacht zou geplaatst worden, opdat de bloem niet geplukt zou worden. Den volgenden morgen vergat de keizerin de roos, maar de wacht bleefmen waagde niet, zonder haar uitdrukkelijk bevel, den post in te trekken. De roos verwelkte spoedig maar de schildwachten werden geregeld afgelost, en zoo is het gebleven, zonder dat iemand vroeg waarvoor die wachf noodig was. In Rusland vraagt men niet, daar heeft men slechts te gehoorzamen. Deze roos is zeker wel de eerste geweest, die ooit met militaire macht bewaakt is. De post is nu opgeheven. IEUWE SGHIEDA GHECOURANT

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1893 | | pagina 1