Dagblad voor Schiedam en Omstreken. ten moordenaar voor een uur. 16de Jaarg. Woensdag 22 November 1893. No. 4745. gSureau J>oog;£traat 317. Het lied van Sinte Caecilia. Feuilleton. ALGEMEEN OVERZICHT. PRIJS VAN DIT BLAD: PRIJS DER ADVERTENTIÈN Den Gever, den Schepper, den Vader ter NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers 1.50 2.-- - 0.05 Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 (Stsbl.) No. 124. Illllllllllinililii'llllllimi Van 1 6 regelsf 0.60 Elke gewone regel meer-0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke o\ ereen- komsten aangegaan. Sint Cecilia wordt door alle katho lieke zangveveenigingen als patrones ffeviord. Misschien doen wij den lezers der N. Sch. Ci. geen ondienst met de Yolgende bijdrage betreffende St. Cecilia te laveren Het is bekend hoe het den ridder de Hossi mocht gelukken vele nieuwe gra- Ven in de catecomben te ontdekken. Vooral toen eenmaal zoo verhaalt 'i' J. L. ten Kate (a) de pauselijke grafkelder van Paus Damasus was ont dekt, viel het de Rossi gemakkelijk tot verdere belangrijke ontdekkingen te komen. Naar luid eener oude overleve- r'ng zoude namelijk Paus Urbanus (222230) niet verre van het Cubiculum •Pontificum de stoffelijke overblijfselen vaii Sinte Caecilia met eigen hand ten grave hebben gebracht. Welnu ook dat graf werd teruggevonden. Links yan het Damasische wijsschrift bvoor Reis naar Rome, pag. 161. Hic congerta jacet quaeris si, turta piorum, Corpora sanctorum re tinent veranda sepulcra, Sublimes auimas rapnit sibi regia coeli, Hic comités Xysti portant qui ex hoste tropaea, Hic numerus procerum.servat qui altariaChristi. Hic positus, longa vixit qui in pace sacerdos; Hic confessores sancti, quos graecia misit, Hic juvenes puerique, senes castiquen repotes, Quia mage virgineumplacuitretinerepadorem. Hic fateor, Damasus volui mea condere membra, Sed cineres timui sanctos vexare piorum. jHat is: 1 ,er sluimert zoo gjj 't vraagt, een lange rjj van [vroomen 1 ts de asch van Heiligen wat in deez' graven j, [woont, 0n zielen zijn door God ten hemel opgenomen, 't r?..®Htus en zjjn drom, met zegepalm gekroond; Zjjn helden, moegestreên voor Gods gewjjde [altaren, i^Ün priesters, vredevol gestorven in den Heer galenen, kind en knaap en blonde en grjjze haren, *eh maagdelyke schaar, bestraald met hemel- [sche eer, °k ik, Damasus, had zoo gaarne hier na p ['t strjjden e*UBt, maar ik vreesde de asch der Heiligen [te ontwijden. Vertaling van Tm Kate.) 2) .Hierop wenschteu wij elkander als goede eene aangename nachtrust, j -fk opende mijne deur. Alles was stil en Blijkbaar was iedereen naar bed. Om nn tl! (l°en Hoe het nu aanteleggen lib? feeds zoo dikwijls verstoorden echte- ®n vr»de nogmaals te herstellen g y'-'W mij nog niet helder voor. Ik be- Hj: naar mjjn studeervertrek en wierp r„. lu mijnen armstoel, om met mjjzelven te .te gaan. «ene jmdden ruzie gehad, Anna en ik, over Veri. "'et'gheid, zooals gewoonlijk. Doch hare gïe'ttering had, gelijk ik reeds zegde, alle kaar °U overgchreden. Ongetwijfeld had ik "iet h°P de eene of andere wÜze. ik wist zelf hoe of waardoor, bitter geërgerd of diep hetwelk vier groeven in de steenen plaat op den grond de plaats der vroe gere altaartafel aanduiden, waren in den grond duidelijk de sporen zichtbaar van een voormalige opening. De Rossi liet den muur doorslaan, met dat gevolg, dat men nauwelijks eenigen voeten aarde had opgeruimd of er kwam een grot van nog veel grooter omvang voorden dag, waarin men terstond de grafkapel der musikale Martelaresse herkende, zoowel uit de overeenkomst met aloude beschrijvingen, als uit twee oud-Bijzan- tijnsohe beeltenissen aan don wand, met name als die van Caecilia en Urbanus aangewezen, met een Christus-figuui in 't midden. Ziedaar dan de voormalige rustplaats dier edele maagd die reeds hier beneden in den geest de harmonien des hemels beluisteren mocht, en die later als Hei lige der kunstenaars bij uitnemendheid, door Raphaels penseel verheerlijkt is geworden. De grond is bestrooid met rozen en hyacinthentusschtn de myr- tlien en cypressen aan den muur straalt het zilveren lamplichthier en daar buigt een pelgrim zich in stillen aan dacht nederer wordt nauwelijks een fluisterstem gehoord, tenzij alleen de stem, die de liefelijke Legende van de uitvindster van het Orgelspel zachtkens herhaalt, de legende die voor ons Katholieken uit de historie als een feit is aan te wijzen, Caecilia, de viome Maagd, Versmaadde 'tlied der wulpsohe Chooren En heeft in heil'gen zin gevraagd „Och, of me 't loflied klonk in de ooren, „Dat eens der vrome Jorigren mond „In 't vlammend vuur ten hemel zond (6) „Mocht ik eens 't Lied der Schepping hoo- [ren!" Daar voelt zij 't oor geraakt door d' Engel (o) Naar Herders Legenden, vertaling van Rennink Janssoniuc. (6) Te Babylon in den vuurogen. gegriefd. Hoe dan ook het stond aan mjj, als man, de wijsste te zjjn dat wil zeggen, den eer sten stap te doen tot verzoening. Hiertoe was ik reeds besloten. Ter wille van ouze huiselijkheid en van ons kind, wilde ik Anna niet alleen laten, zelfs voor dezen éénen nacht niet. Ik had haar in nig lief gehad, en niets dan hare teugellooze uitbarstingen van kijfzucht en balstnrigheid hadden ons in den laatsten tjjd van elkaar vervreemd. Waarom echter zou mjjne liefde voor haar daaronder moeten lijden f En moest ik ook vooral geen rekening houden met de zenuwachtige prikkelbaarheid, welke uit hare laatste ziekte achtergebleven was. Deze vergelijkende gedachtengang kalmeer de mijn gemoed, zoodat op het oogenblik mijn brein tot rust kwam en ik ophield met peinzen. Waarschijnlijk sluimerde ik vervolgens eeni- ge minuten. Althans, toen ik den draad van mijne overweging weer opvatte, bemerkte ik tot mijne eigene verwondering, dat mijne ge dachten zich nu met de keerzijde van de me daille bezig hielden. Elke zaak laat zich van twee kanten bekijken ook elk krakeel. Ontegenzeggelijk had mijne vronw den twist begonnenzij was de uitdagende party, zjj was zeer onbillijk en onhandelbaar geweest. Waarom zon ik mjj nu ook nog voor haar vernederen Waarom tegenover haar, die be slist ongelijk had, de minste zijn? Waarom Die zichtbaar dikwijls haar verscheen. Het Lied der Schepping nu gebeên, Klinkt in haar heilig toongemengel, En licht en duister En dag en nacht En 't lispend windgefluister, Het loeien van d'orkaan, De dauwdrop en de regenjacht. De sneeuw die de naaktheid der aarde De rijm die de hoornen [verzacht. Doet glinstren in pracht, Het ijs dat de stroomen Verstijft in zijn kracht, En berg en dal In lentedracht, En beek en bron en waterval 't Geklots Van het meer aan de rots. Het ruischen En bruischen Van zeeën en stroomen Het suizen Der golfjens langs bloemrijke zoomen, Het ritslen der hoornen Der vooglen gezangen, Al wat immer adem op aard hadontvan- 't Zong alles den heilgen den liefderijken [Heer, [eer Zij komt aanbiddend neergezonken En stort de vurige gebeên „Och, wierd me, o Engel, hier beneên Een nagalm van dat lied geschonken"! En de or.gel rept zijn wieken snel Tot Hem, die in Bezaleel Zijn heilig kunstvuur deed ontbranden En gaf hem Maat en Tal in handen Daar rees 't gebouw van Harmonijen, Het gloria der Englenrijen Weerklonk. P. M. B. pr. mijn gevoel van eigenwaarde geheel te grab belen werpen Hoewel deze nieuwe ge dachtengang tegen mjjne hetere natuur in- druischte, kon ik er mjj toch niet van losma ken. Herhaaldelijk betrapte ik mjjzelven op bittere en schampere uitdrukkingen, luide uitgesproken. Na eene wjjle echter verkreeg mjjn manne lijk gevoel weer de overhand; mjjn plicht als echtgenoot en vader stond mjj klaar voor de oogen, spijt alle lastige opwellingen, en ik besloot het mogeljjke te doen om de harmonie in mijn huisgezin te herstellen. Roerloos staarde ik in de nog half glimmen de kolen van mjjn haardvuur, dat uitgebrand had, evenals mijn geluk. Zoodoende moet ik in eenen onrustigen slaap gevallen zijnwant toen ik wederom mijnen blik op de kolen ves tigde, waren zjj geheel uitgedoofd, de kamer was koud, en eene straal van maanlicht die tevoren nog niet door het venster geschenen had, speelde stil op het Perzische karpet on der mijn venster. Ik huiverde. Ik had eene inblazing, dat er tjjdens mjjn slapen iets in het huis moest voor gevallen zjjn. Naar het venster in het maan licht tredend, zag ik op mjjn horloge. Het was op slag van drieën. Ik was dus reeds twee uren thuis geweest. Zachkens ging ik den trap op naar mjjne kamer onze kamer. Het was een ruim ver trek aan de voorzijde, vlak tegenover onssa- 21 November '93. Blijkens berichten uit Berlijn zal de behandeling van het vooistel tot intrek king der Jezuïtenwet, dat weder door het Centrum bij den Rijksdag is inge diend op 29 November een aanvang nemen, Gelijk bekend is staan de kan sen op aanneming van het voorstel niet slecht. De Germania verwacht een hevigen strijd, maar rekent toch op aanneming door den Rijksdag. Ongeluk kig durft zij hetzelfde niet voorspellen van den Bondsraad; daar Caprivi inder tijd verklaard heeft, dat Pruisen in dat Staatslichaam de verwerping van hit opheffings-voorstel zou voorstellen. Van den geheimzinnigen sluier, die hot bezoek van den Oostenrijkschen kanselier aan den koning van Italië bedekte is te Parijs althans een tipje opgelicht. Het Fransche Lamerlid Jules Delafosse schrijft inl de Figaro een artikel „De Oorlog", dat eenigszins licht geeft in duisternis, waarin de samenkomst te Monza tot dusver was gehuld. Delafosse verhaalt namelijk, dat vóór twee maan den ter nauwernood een oorlogsverkla ring is voorkomen. Italië zon den oorlog gewild hebben als uiterste middel om uit zijn geldelijken nood te geraken, en slechts de tusschenkomst van Keizer Frans Jozef heeft de uitbarsting verhoed. Aldus klapt de Fransche staatsman uit de school. Inderdaad maakten twee maanden geleden de Fransche bladen zich ernstig ongerust over het samen trekken van Italiaansche troepen aan de Savooische greas, terwijl de verlof gangers na de manoeuvres onder de wapenen werden gehouden. De Itali aansche regeering beweerde toen dat dit als voorzorgsmaatregel tegen de cholera geschiedde,maar de meeste bladen hielden het er voor, dat zij binnenland- sche onlusten tengevolge der ellendu vreesde. Het blijkt nu eerst duidelijk, Ion. Behoedzaam opende ik de deur. Daar binnen was het donker, behalve dat het maan licht door een der vensters viel, dwars over het bedDat bed echter was ledig, en ou- beslapen Wat had dit te beteekenen Was mjjue vronw weggeloopen Onmogelijk Welk eene onderstelling Zjj wa» ongetwijfeld in ene andere kamer gaan slapen. Ik riep haar zachtjes bjj haren naamen nogmaalsen toen luider. Geen antwoord. Ik haalde lucifers uit mjjnen zak, maakte lichten nu zag ik mjjne vrouw, in een wit nachtgewaad, op eene sofa in het midden van de kamer liggen. Hoe schoon was zjj nog zoo in deze hou ding Wat zou ik doen Sliep zjj we zenlijk Of hield zjj zich slechts zoo Neen neen, zjj sliep. De booze storm had voor heden uitgewoednu wa* zjj weer kalm en hare half geopende lippen verkondigden mjj, zonder te spreken, dat zjj berouw had en verlangde naar vergiffenisEn ik, ik wilde niet wachten tot zjj mjj er om smeekte. Ik wilde mjj naast haar zetten op har* rustbank en haar wekken met eenen kus Anna, kind, komaan, mocht het weer als vanouds, mocht het weer goed tusschen ons worden! Wardt vervalfd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1893 | | pagina 1