Dagblad voor Schiedam en Omstreken. 16de Jaarg, Zondag 10 December 1893. No. 4761. bureau <$oocj3traai 317. EERSTE BLAD. «De Algemeene Beschouwingen", Mijn gouden haar. Feuilleton. PRIJS VAN DIT BLAD: PRIJS DER ADVERTENTIÈN NIEUWE SCHIEDAMSGHE COURANT Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers f 1.50 - 2.-- - 0.05 Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 (Stsbl.) No. 124, HlHHKilWIH Van 1—6 regelsf 0.60 Elke gewone regel meer-0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke o\ ereen- komsten aangegaan De Tweede Kamer der Staten-Gene- raal heeft deze week de algemeene be schouwingen over de Staatsbegrooting, die de vorige week reeds een aanvang hadden genomen, voortgezet. Het is de gewoonte der Kamerleden bij die gele genheid over allee en nog wat te spreken. De algemeene staatkunde der Regeering Wordt bij het begrootingsdebat onder het ontleedmes der parlementaire critiek gebraeht en in hare verschillende onder- deelen voor het oog van het toeschou wend publiek blootgelegd. Ook dit jaar hebben vele Kamerleden van deze tra- ditioneele gewoonte een ruim gebruik gemaakt. Het zou ons bestek ver te huiten gaan, al de belangwekkende Punten die bij het driedaagscb begroo- Imgsdebat zijn behandeld, op den voet Ie volgen. Slechts enkele aangelegen heden van zeer urgent belang die bij h* „algemeene beschouwingen" de aan dacht trokken, willeu wij bier, voor zoover onze beperkte ruimte het toelaat, uader in het licht stellen. Dij de voortzetting van het debat kwam vooral in 't licht de steeds groo- tor Wordende tweespalt tusschen de beide deelen van de zoogenaamd vrijzinnige Partijde liberale en de radicale frac- De. De heer De Beaufort, die bij de opening van het begrootingsdebat ge lezen had op de scheiding in de anti revolutionaire partij, met het kennelijk uoel de scheuring in de eigen partij te bedekken, had een vrij hevige philippi- oa te verduren van den heer A. Mac- kay, die het voor de antirevolutionaire Partij en hare leiders in en buiten de Kamer opnam. Overigens behoefde deze sp^ker niet te gewagen van de ver deeldheid der liberale partij want zij 2) Poch had ik besloten te gaan, terwijl alles haa s®, tegenj te honden. Geene opmerking i K geschonken aan verscheidene kleine, l beteekeuende voorafgegane omstandig- en, en nu rezen zy alle op voor mijn geest, ■v een verwjjt voor myn hardnekkigheid. O, dito, z e K beginnen, alléén opgesloten met u vree8clijken krankzinnige. om k6ek rond naar de scliel °f de noodrem nero Ueiu te doen stoPPen, doch kon die vern.6"" °utwaren, en ook deze uitkomst was Al ikletterde tegen de ruiten, hari ii ,nÜ heesch geschreeuwd om hulp, '«ij kUen hoorem01'1" ^een measchelijk wezen deïktoraChUe ",'ijue verwarde zinnen bij elkan- geen vreeaam6 1' lk herinner(le my dat men zinni„,J« moest betoonen tegenover krank- gen en na te gaan wat men het best kan kwam duidelijk genoeg in 't licht bij den strijd in het liberale kamp, die daarop volgde. In min of meer duidelijke bewoordingen werd de gehoorzaamheid aan de partij opgezegd door de heeren Borgesius en Pijttersen, terwijl de heer Levy zich meer bepaalde tot het leveren van eenige economisch-sociale beschou wingen, waarvan de conclusie was, dat, wanneer men niet deed wat hij en de zijnen willen, het met de welvaart des lands uit is. Door den heer Borgesius werd de doctrinair-liherale partij dood verklaard en de stelling verkondigd, dat de toekomst is aan de radicalen, of, zooals hij het noemde, aan de vooruit- strevenden. Niet onduidelijk bleek daarbij zijne bedoeling, aan het kiesrechtminis terieTak den oorlog te verklaren, als het in de kiesrechtkwestie niet aan de zijde bleef van hen, wien het op de eerste plaats het leven heeft te danken. Hoewel in eenigszins andere bewoordin gen, liet de heer Pijttersen zich in gelijken geest uit, terwijl daarentegen de hesr Yan der Kaay het opnam voor de oud-liberalen, daarbij verklarende, dat ten slotte toch allen hetzelfde willen. Inderdaad is hierin veel waars gele- gsn. Het is alleen maar de kwestie, dat de eenen er zouden willen komen met het ouderwetseh vervoermiddel dat wij onder den naam van trekschuit hij overlevering kennen, terwijl de anderen zelfs het mo derne vervoermiddel, de locomotief, daar toe niet snel genoeg achten. Intusschen blijkt het uit deze partijbesohouwingen te meer, dat de Rageering het meest onder den invloed is van de voornitstu- wende kracht der radicalen. Dit gedeelte van het begrootingsdebat zouden wij wel het belangrijkst achten. Het doet te duidelijker zien, wat reeds meermalen in het licht werd gesteld, dat er eene ge- lieele verandering van partijgroepeeringen in de toekomst te wachten is. De libe rale partij lost zich al meer en meer op doen om hen af te leiden, doch ik was niet in staat over iets meer geregeld te denken. Het scheen dat de dood mij aangrijnsde. Ik zag op myn horloge en het bleek dat er nog een half uur ontbrak aan den tijd, dien de trein noodig had om Preston te bereiken, want daar was het dat hy stoppen moest. Wat kon er niet al gebeurd zijn in dat halve uur Thans had de man opgehouden met het slij pen van zijn mes en keek my strak aan. Ik gevoelde dat mijn uur had geslagen. Daar rees hij op, wierp zijn scheermes te gelijk neder en kwam naast mij zitten. Met moeite onder drukte ik een kreet. Den hemel zij dank dat ik geen geluid gaf. Hy boog zich naar mij toe. Ik voelde zyn adem in myn gezicht, en toen ontmoetten zijne vreeselijke oogen de mijne Het gelukte my weder kalm te blijven sta ren, doch het scheen alsof mij het hart van angst ineenkromp mijne handen hield ik zoo vast gesloten, dat ik de nagels in inyn vleesch voelde dringen, toen hij met eene schorre stem zeide„Ik heb besloten dat gij stervèn zult Gij gelijkt de engelen, zooals men die gewoon lijk op schilderijen ziet afgebeeld en znlke eene zal ik in werkelijkheid van u maken Maar voor alles hier sprak hy op vastbe raden toon moet ik je haar afsnyden Op het hooren van deze woorden verleven digde de reeds gestorven hoop zich nog een maal in mij. Want om mijn haar af te snyden zou tijd vereischt worden en kon ik hem een in het radicalisme, en de behoudende elementen, die zij nog bevat, zullen zich waarschijnlijk met den rechtervleu- hel der anti-revolutionaire partij tot een nieuwe partij vormen, die met de ka tholieke staatspartij het midden tusschen de uiterste partijen van het radicalisme en het calvinisme zal houden. Een belangwekkend incident in het driedaagsch begrootingsdebat was ook de rede van den heer Vermeulen. De afgevaardigde van Helmond liet de po litieke kwestie nagenoeg geheel ter zijde, om te wijzen op den bedenkelijken toe stand, waarin vooral de landbouw en de nijverheid verkeeren door het stok stijf vasthouden aan het vrijhandelstel sel, dat in theorie zeer schoon is, maar waarvan de practijk zeer treurig is voor ons land hij de zeer protectionistische handelspolitiek van al do or.s omringen de staten. Voorzeker zullen allen die een onbevangen blik hebben voor de belangen van onze volkswelvaart, met zijn aandrang om verbetering instem men. Of dit ook het gevoelen is van den Minister van Financiën is niet duidelijk gebleken, want uit zijne mededeeling, dat van deze regeering geene protectio nistische maatregelen zijn te wachten, mag nog niet worden afgeleid, dat zij niet bereid is tot het nemen van maat regelen van reciprociteit, die door het gezond verstand worden geboden. Een ander zeer belangrijk vraagstuk werd door door dsn heer Huber op de gelijke wijzer Isr sprake gebracht, nl. de toestand der gemeentelijke financiën in verband met de Noodwet. Op hel dere wijze werd door den heer Huber al het nadeel van dien toestand uiteen gezet. Ook de heer Mackay kwam in zonderheid op tegen de financieele poli tiek der Regeering, die in hare gevolgen leiden moet tot vernietiging van den middenstand. Bij het betoog van deze beide sprekers van de antirevolutionaire half uur hiermede bezighouden, dan wist ik dat ik gered zou zyn. „Kom," zeide hij op verrukten toon, „ik moet uw haar hebbeD." „U moet wachten," zeide ik, hem kalm aan ziende; ik wist als ik den minsten schijn van vrees betoonde, dat ik geheel verloren was; „laat my het voor u losmaken. Hij grinnikte en scheen behagen in dit voor stel te vinden. Zachtjes en met sidderende vingers outdeed ik mij van myn hoed en maak te myne gouden tressen los, die lange, golven de, zachte haartresien, die zooveel jaren myn trots en mijn rijkdom waren geweest, het kost baarste van alles wat ik bezat. Hoe gelukkig was ik dezen morgen nog geweest, toen ik mijn haar zorgvuldig en sierlijk opmaakte, weinig vermoedende dat zulks voor de laat ste maal was hij greep mijne lokken met be- geerige handen en begroef zijne vingeren in hunne glanzende diepten en dan o, vreese lijk oogenblik raapte hij zijn scheermes op en één voor één, vastberaden en met buigzame vingeren sneed hij ze af. Wat ik toen leed, zou ik onmogelijk kunnen beschrijven. Ik was ervan overtuigd, dat ieder oogenblik de lust in hem kon ontstaan, mij den hals af te snijdenmijn leven hing aan een zijden draad. Eens haperde het scheermes, woest wilde hij opnieuw in mijn haar snijden doch verwondde mij ernstig in den hals door zijn drifttoen dacht ik, dat mijn laatste cogenblik was gekomenmaar op hetzelfde oogenblik, Goddank, verminderde de snelle vaart partij sloten zich aan de redevoeringen van verschillende leden der oud-liberale fractie. Uit al hun betoogen sprak teleurstelling dat de Regeering de in voering van de gesplitste inkomstenbe lasting: de vermogens- en bedrijfsbe lasting, niet heeft doen gepaard gaan met eene afdoende herziening van het personeel. En de weinig opbeurende verzekering van den Minister, dat eene zeer partieele herziening van het per soneel in bewerking is, die nagenoeg met eene verhooging der successierechten zal samenvallen, was weinig geschikt hun moed voor de toekomst te geven. Zeer merkwaardig was vooral in de rede van den heer Mees de bekentenis, dat de grens der directe belastingen zichtbaar wordt. Inderdaad is het ook van liberale zijde niet meer te ontken nen, dat de elkaar opvolgende liberale ministeriën in het voortdurend streven naar uitsluitend directe belastingen, veel te ver zijn gegaan. Daardoor heeft men niet alleen het goed verhand van 's Rijks belastingstelsel verbroken, maar aan leiding gegeven tot de verstoring in de gemeentelijke finaneisele huishouding. Ware de indirecte belastingen in den vorm van gemeente-acoijnsen niet afge schaft, het Rijk zou in geene financieele moeilijkheden zijn gekomen en de ge meente zouden in stijgende mate hij de toeneming der bevolking zijn gebaat. Thans lijden de meeste gemeenten onder een financieelen nood, waarin de Regee ring heeft willen voorzien door een wet, die dezer dagen niet onaardig als eene diaconiewet is aangeduid en wier scha delijke gevolgen vooral door den heer Huber zoo duidelijk werden uiteengezet. Merkwaardig was in de rede van den heer Mees ook de passage, waarin hij het volgen eener realistische politiek verdedigde. De Rotterdamsche afgevaar digde, wien het zeker niet onbekend is, hoe door zijne partijgenooten indertijd van den trein en voor hij met mijne laatste lokken klaar was gekomen hield deze langzamer hand stil. Door een krachtigen ruk bevrijdde ik mij uit de klauwen van dit monster; ik «loeg met mijne vuisten de vensterruiten stukde angst greep mij aan, dat door het geraas van den wind en het rumoer op het perron, mij niemand zou hooren. Zwaaiend met zijn scheermes stond de razen de man voor mijik gevoelde dat mijn bewust zijn mij ging begeven, ik schreeuwde tot ik niet meer schreeuwen kon, en toen ten laatste op mijn luid hulpgeroep het beangste en ontzette publiek mij met deernis omringde, terwijl an- dertn zich meester trachtten te maken van den krankzinnige, smolt aarde en hemel voor mij ineen, ik voelde dat ik gered was, maar ik werd bewusteloos weggevoerd. Naderhand vernam ik dat deze vreeselijke man een gevaarlijke krankzinnige was, behoo- rende tot die soort, welke men maanzieken noemt. Daags te voren was hij nit een gesticht ontsnapt en men had hem zonder gevolg door het geheele land doen opsporen. Het aandenken van deze gevaarvolle reis zal mii myn geheele leven byblijventoch ben ik altijd ten hoogste dankbaar gewsest voor mijn wondervolle uitredding, al kostte deze mij ook het schoonste en prachtigste wat ik bezat mijn gouden haar. Alice Sheridan. (B. en K. Ct.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1893 | | pagina 1