Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
eerste blad.
17de Jaarg.
Zondag 11 Februari 1894.
No. 4812.
xtxean ^8otexzlxaat 89.
"eii'n van den Merodates.
y emi le ton.
Moord iiv het bosch.
PRIJS VAN DIT BLAD:
Voor Schiedam per 3 maanden
franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
- 0.05
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
II. {Slot,.)
Van arne zouden wij nu elk der reien
Wii v 6n ^ero(faat eveneens ontleden, als
nutt ',6t ^eze eerste deden. Maar dit zoude
e®rst °°S 'ler'la'en worden. Want met deze
lezer6 Proeve geholpen, kan een oplettend
r'cht r'U Z6'^ Sroote"deel« onzen arbeid ver-
be„ 6n'. VVy bepalen ons dus tot zeer weinig
ekuig bij het weergeven van de
rei-gedeelten.
is 2^' aan ^et ^inde van het 4de Bedrijf
j^rus reeds in den marteldood gegaan,
6fristen ver volging der Armenische
r ls nabij. Nu valt het scherm en de
Vangt aan
Zang.
pP drupplen uit Zopyrus wonden,
y zijt zoovele dierbre monden,
lQide '8 broeders lof verkonden,
kussen u, o dierbaar pand.
Tegenzang.
op Sions heiige heuvelen
Stond de Lelie waarop rust
Naar het Fransch van
Raoul de Navery.
Hot i
Seo va \fe me*sje verbaalde van de pogin-
6t> rnet M,Leguével> zij schreef over Douce,
bit j, ,®en welsprekendheid, die opwelde
foewij^i Prees ZÜ baar onvermoeide
biet ja 1 ziide antwoordden de gevangenen
rce]nÉ5e brieven. Zij beklaagden zich niet.
?Üu v ,t00r>de zich even onderworpen als
et gej *ntusschen leed hij zeer onder
^6rd r]-a° van Genoveva. Langzamerhand
ï^aktg srnart minderverachting ver-
,?eVeei de Rjd deed het overige. Met
'.e Ver Ün^eda'd wachtten die bannelingen,
tiding. NVorPebngen der maatschappij, op
jjb dankh" ^ade'e'ne Hoeveel bewondering
b, aa,'heid gevoelden zij voor de vrien-
e nog over hen waakten. Er schit-
Toezang.
Hoe noode ook, er moet toch achter deze
rei hier eerst een kleine waarschuwing ge
plaatst! Het mystische, het diepzinnige in
de poëzie, datgene, wat verzen zoo verruk
kend maakt, mag nimmer tot iets duisters
vervallen. Welnu, ons schijnt de derde regel
van den zang een weinig duister Is Mero-
daat de broeder, wiens lof wordt gevierd
door Zopyrus' wonden, of slaat de zin hier
op den martelaar-zelven terug? Ons schijnt
het antwoord salva meliori niet ge
makkelijk genoeg toe.
Maar overigens, neen, geen duisterheid
In keurig-welluidende regelen wijdt de zang
hare tonen, in twee strofen, aan de heilige
wonden en aan het bloed van Zopyrus.
Daarna volgt de verrukkelijke eerbetuiging
aan dat Liefdevuur, hetwelk Christus-Zelf op
aarde kwam brengen, en hetwelk Hij wilde,
dat in alle edelmoedige harten, maar vooral
in de Martelaren zóó gloeien zoude, dat een
eeuwige wierookgeur op dat vuur volgen
zoude. O, hoe begreep hier de dichter den
gloed, den rijken, vollen gloed van dat vuur!
Na den zang teekent de Tegenzang ons
de ziel des Martelaars onder het beeld eener
Lelie in den hemel. Elk woord is hier een
kunststuk, elke regel heeft ir. dezen Tegen
zang die rijkdommen, welke Vondel op het
oog had, toen hij zeide Een rechtschapen
dichter slachte de stroomen, die niet af,
maar altijd toeneme en met een vollen
terde een ster in hun nacht, er viel een
droppel honig in hun bitteren kelk. Zij be
hoefden er niet aan te denken de dagen
hunner gevangenschap te doen bekorten,
daar men er voor werkte, om de deuren
van die hel voor hen te doen openen.
Het scheen, dat de ver&enigde pogingen
van Douce, Antonin en De Veldmuis, ge
voegd bij de bedrijvigheid van eenige rech
ters, door M. Leguével voor hun zaak ge
wonnen, spoedig een gunstig gevolg zouden
moeten hebben, en licht moesten versprei
den in die duistere zaak. Niets van dat alles
gebeurde, Twintig malen dacht de Justitie
de hand te leggen op Rufin, den brandstich
ter, die in de Bretonsche velden den naam
kreeg den grootsten schurk op aarde te zijn
even dikwijls genoodzaakt om haar dwaling
te erkennen, moest zij zich tevreden stellen
den een ot anderen ongelukkige te veroor-
deelen voor landlooperij.
Het zag er treurig uit op de hoeve van
de Chéreau's. Het was, alsof het ongeluk,
dat het leven der Trézek's verwoestte, op
dat andere huisgezin oversloeg.
Moet Marcel dan Genoveva in zijn onder
gang medeslepen
boezem eindelijk in de rijcke zee uitbruisen.
In waarheid zoo is het hier. De lelie
Zopyrus heilige ziel zij heet eerst de
lust der hemellingen, maar dan verder een
heerlijk tegenbeeld der zonde, want ook
deze ziel was oorspronkelijk ontvangen in
zonde vervolgens heet heel haar kelke zóó
sneeuwblank, de stengel zoo schoon door
haar ranke vormen en het harte zelfs van
goud, omdat alle vermogens in de ziel van
den rechtvaardige, tot hoogere orde, in de
heiligmakende genade, wordt omgeschapen,
en eindelijk, in de zilveren druppelen dezer
hemelbloeme, spiegelt de zonne der God
heid zich eindeloos terug. Ons zijn weinige
dichterlijke voortbrengselen bekend, welke
zich met deze verzen kunnen meten. En, als
bekroning toch nog weder van het voor
gaande, als culminatie en allerhoogste cli
max, volgt deze toezang:
Inderdaad, hier eenvoudig zwijgend te
bewonderen, is wel de beste houding des
recensenten
Wij zijn nu reeds genaderd tot de laatste
rei. De eerste bespraken wij bij den aan
vang de tweede schijnt ons minder geluk
kig toe en heeft iets stroefsde derde was
de antiphone door ons in een noot vermeld
de vierde vormde het zooeven vermelde,
onvergelijkelijk schoone meesterstuk, en zoo
rest ons alleen nog de laatste rei.
Aangezien deze rei optreedt 11a het 5de
Bedrijf, na de zegepraal van Merodaat en
van het Christendom in Armenië, zoo moet
deze rei weer geheel verschillen van de
vorige, die op toestanden van rouw en
verslagendheid zagen. Welnu, de dichter
Werd Chéreau dan aansprakelijk voor
den ouden klompenmaker
In het dorp waren na den op Louis, den
marskramer, gepleegden moord lieden genoeg,
die geloofden aan de schuld van vader en
zoon. Er vormden zich twee partijen. De
eene beschuldigde de Trézek's, de andere
verdedigde hen. De tegenstanders van Claude
en Marcel wonnen het in aantal van hun
vrienden, en dit duurde tot het proces begon.
Maar toen eenmaal het schuldig over de
de ongelukkigen was uitgesproken, toen de
deuren van het bagno zich achter hen had
den gesloten, kwam er een plotselinge
ommekeer in de openbare meening. Een
groot ongeluk stemt altijd tot medelijden.
Men beklaagde den klompenmaker. Zijn
grootste tegenstanders begonnen zich af te
vragen, of ,een man, tot nu toe zóo braaf,
zóo eerlijk, zóo belangeloos, in staat was
om ziju besten vriend te vermoorden. Toen
begon men de houding van Cbérau gedu
rende het proces te bespreken. jMen be
schuldigde Genoveva geen hart te' hebben.
De boer werd in zekeren zin verantwoor
delijk gesteld voor de veroordeeling van
Marcel en diens vader.
Want aannemende, dat het vonnis de
blijkt ook hier ten volle zijn harp meester.
De rei heft eerst in zijn zang een victorie
lied aan, en bezingt Christus met Zijne bruid,
de H. Kerk, in overwinning vereend. De
Tegenzang verklaart dan verder den aard
dier overwinning, welke altoos gelijkt aan
het mostaardzaadje, dat opschiet tot een
breedgekruinden boom. De Toezang eindelijk
brengt al het bovenstaande over tot het
reëele aardsche leven der strijdende Kerk,
en roept, uit alle catacomben en schuilhoe
ken, de verdrukte kinderen des Heeren met
hunne herders tot vreugde en tot vrijheid
ten laatste herhalen alle die gelukkigen nog
eens den Victorie-zang, waarmee de rei is
begonnen.
Het is waar, in verhevenheid van alge-
meenen toon wijkt deze rei voor dien van
het 4e bedrijf. Toch is ook deze laatste
een meesterproef van mannentaal en chris
tenjubel, van heerschappij over Vondeltaal
en Vondel beelden, van ware, vrome, en
allergeleerdste poëzie. Honor cui honor
Zang.
Tegenzang.
werkelijk schuldigen had getroffen, dan had
Marcel de misdaad bedreven, alleen uit liefde
voor Genoveva, en het trotsche meisje had
hem verraden.
Men vergeleek haar egoïsme met het
gedrag van Douce. die in de volle zitting
van het Hof haar eigen onschuld als borg
voor de hunne had gesteld. De dochter van
den marskramer boezemde een treflende
bewondering in. Men sprak van haar held
haftige pogingen om de ware moordenaars
te vinden.
De Veldmuis, die geheel veranderd was,
had genade gevonden in aller oogen. Nim
mer had de vrouw meer zieken genezen.
Zij was overal tegelijk dag en nacht door
liep zij het land, bedelaars aansprekende,
gekwetsten verbindende, pratende en vra
gende. Al haar kennis gebruikte zij voor
liefdadige doeleinden. Haar hulp werd nooit
te vergeefs ingeroepen. Er mocht sprake
zijn van een koortszieke of van het vee op
een der hoeven, zij maakte zich op, kwam
en ging, zonder betaling haar zalven, drank
jes en poeders uitdeeiende.
{Wordt vervolgd.)
NIEUWE SCHIEOAMSCHE COURANT
2.
purpren dauw, die 't hart doorvloeide,
maagdlijk als een lelie bloeide,
in sneeuwen blankheid groeide
at zijt gij schoon een offerand I
O koe daalde
9 hoe straalde
biefdes Godlijke offervlam,
Hie begeerlijk
Het overheerlijk
^ierook-aadmend offer nam,
9m te omwemelen
de hemelen
^et zijn geuren 'tGoddlijk Lam.
s Hemels lust,
t Heerlijk tegenbeeld der euvelen,
k Zag haar kelke blank,
Haren stengel rank
Hart scheen mij van goud,
Haftrnr» i.»i
'uarop zagen wij ommedruppelen
Zilvren druppelen
Verscli gedauwd
Tot de Zon bij 't lustig wiegelen
Ziet weerspiegelen
't Maagdelijk sehoon van 't eigen beeld,
En de zilvren paarlen streelt.
Eeine Lelie, die nu boven
In de boven
Van den eeuw'gen Libanon
Danw drinkt uit de Levensbron,
Uw verkwikkend beulsap dauwe
Neer op Sion, ach in rouwe, (a)
{a) De vorige rei (achter het 3de bedrijf) is in
zijn genre ook zeer merkwaardig eu een proeve van
de kunst, om een kerkelijke bede of antiphone eens
tot haar volle recht te doen komen.
Reine Lelie, die nu boven
In de hoven
Van den eeuwigen Libanon
Dauw drinkt uit de Levensbron, a
Uw verkwikkend heulsap dauwe
Neer op Sion, achin rouwe. b
aDie uit Gods aanschouwing leeft, zooals een
lelie door de dauwe.
bUw goedheid dale op Sion iu rouwe (op de
vervolgde kerk) als een heulsap op de bloemen.
Hosanna ChristusNeergeslingerd.
Ligt Uw bestrijder I Rijk omwingerd
Staat koninklijk Uw eeuwig kruis.
Met zegezang eu harpgeruisch.
En palmen spreidend voor uw schreden,
Komt Uwe Bruid, U tegentreden,
Gij Alverwinuaar, reikt Uw Bruid
Den schoon bevochten koningsbuit.
O Juda's Leeuw, Gij hebt verwonnen,
Wat lagen, list en logen sponnen.
W ij zagen reeds bij 't opengaan
Die eedle spruit daar heerlijk staan (6)
Maar ach, in onherbergzame aarde.
Hoe sloop het giftkruid, dat daar waarde,
Sluw om en om die schoone loot,
Met angelen, vol venijn en dood.
Nu rijst daar hoog in volle glorie
De sterke koningseik, Victorie"
Zingt het gebladert, wuift ziju top,
Braveerend waeht hij stormen op.
aAuthithèse met Artabans ,,Gij wint het, God
der Christenen
'bZopyrus kan reeds in de eerste bedrijven gelden
voor een der beminnelijkste spruiten des Christendoms.