Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
17de Jaarg.
Zond as: 10 Juni 1894.
No. 4910.
"^ourecut *§$oterztvaat 50.
EERSTE blad.
„In het valies."
PRIJS VAN DIT BLAD:
Voor Schiedam per 3 maanden
franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
2.
- 0.05
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
Parijsche Kroniek.
e heeren Casimir Périer en Charles
VerPU7 hebben nog eens van presidentszetel
ei' eroe'yh het ook voor het
fD' orn iederen dag dat de Kamer
aanh° °mt Gene 'nterPe"atie te moeten
iea °°ren' en V001' de ministers om ze te
ntwoordentoch is het einde van die
Pqj-7 luoii is iiet einue van cue
ken 'e KUer'Ha-oorlog nog niet aangebro-
nieWant neoen interpellatiën wachten het
kle W m'n^sterie- De radicalen, van alle
rjer ren' deden het ministerieCasimir Pe-
geroe a"6n' en toen de hoofden dier partijen
heid ^6n Werden) om de verantwoordelijk-
hadd Van •■^8 re§eer'nS °P z'ch te nemen,
°p; 6n ijzÖ geen eens ule courage de leur
ters 1 en weigerden rondweg om minis-
aan 1 Worden, wel wetende zij geen week
^inist1 '?ewin^ zouden blijven. In het nieuwe
lieden^6 ^UPU^ Z'd" een'Se jongere staats-
Werk °Pg6nomen de minister van Publieke
tvvee 0tl' ^eer Darthow, is nog geen
taux ®n"dertig jaren oud, en de heer Hano-
telt 6 rn'n'ster van Buitenlandsche Zaken,
stuinier s^echts veertig. Of nu jong en on-
'g bloed voor politieke mannen wel
doch6erSte Vere'schten zijn, geloof ik niet
i*dni t*10^ ^8t 00® °P den gewonen duur der
maan.er-3 hier, zullen zij, in die eenige
dwaa |6n Z*d 'n ^unct'e blijven, zooveel
het S.>eden n'et kunnen doen, temeer daar
tner min'ster worden de hevigsten wel tam-
die r^rT^ en er zÜn veel afgevaardigden,
°f on 1Ca wetten of herzieningen gevraagd
ooersteund hebber „ïo
Züden bestrijden.
ters
kwam^6 zitt'ng der Kamer van Maandag
Ptesid' na eSne ^orte rede van den nieuwen
aan het1 Cas'm'r Perier, de heer Goblet
Politiek vaTn1' °m de regeering over de
Pelleeren. V nieuwe Kabiriet te inter-
0 gens dezen nieuwbakken so-
^cuiiieton.
4)
vriÜ6r dan tweehonderd nabestaanden en
dron waren er Senoodlgd, en men ver-
ng elkander, om de lieve bruid te zien
dan r>en vrd wat geestiger voorkomen had
Wel h bru'degom, wiens linksche manieren
in T^den zien, dat hij niet doorkneed was
schranderheid en wereldkennis.
Hchi WaS een kostelijke maaltijd aange-
de ®oede 'u'm en vroolijkheid bezielden
k6ulfga\te,n' wier eetlust toonde, dat zij de
harp0n i ten van Madame Dumontel en
sert u°fS .°P PriJs «telden. Toen het des-
hiks'te UVtde 'ckkerste crèmes en heer-
begon ze^nf bestond, werd opgedischt,
tor eere vanenhet°Tm?af ee" drmkliedje,
digd aan to feest door hem vervaal
S aan te heffen, maar het laatste cou-
cialist is het ministerie-Perier gevallen,
omdat het zich te veel naar rechts boog
en met het oog daarop werden vele repu
blikeinen, die gewoonlijk voor de regeering
stemden, ongerust, vooral thans nu de cle-
ricale partij den geest van het leger door
manifestatiën tracht te winnen, waarvoor
de feesten van Jeanne d' Are tot pretext
moesten dienen. Bij dit gedeelte der rede
protesteerde de rechterzijde op zulk eene
krachtige wijze, dat de president tusschen
beiden moest komen en zeer geestig den
Kamerleden verzocht, den spreker niet meer
te onderbreken, daar zij wel zagen, dat er
over het samenstellen van het Kabinet geen
sprake was.
Tegen alle parlementaire regelen in, gaat
daarop Goblet voort, is dit nieuwe minis
terie weder doomnannen uit de minderheid
genomen, samengesteld, en verder de vraag
doende, onder welke conditiën het bewind
aan de hoofden der radicale partij, welke
op de Elysées ontboden werden, is voorge
steld, antwoordden hem de heeren Bourgeois
en Brissori, dit zonder eenige voorwaarde
geschiedde, en zij wederkeerig in volle
vrijheid geweigerd hebben. Deze woorden
werden door applaus begroet, en de heer Avez
riep «Dat is de zelfmoord der zoogenaamde
radicalen".
Het effect van de rede des heefen Goblet,
dat toch al niet groot was, ging door deze
verklaringen geheel verloren, en de Kamer,
welke rnet 315 tegen 169 stemmen een votum
van vertrouwen in de regeering aannam, had
weder hare geheele zitting, zonder eenig
nut voor het land, door lange redevoeringen
zien innemen, om ze den volgenden dag nog
heviger te hervatten. Ditmaal echter betrof
het een veel teerderder zaak. De afgevaar
digde Paschal Gousset, ex-lid der Commune,
richtte de vraag aan den Minister van Oor
log welke maatregelen hij van plan is te
nemen tegen den generaal-commandant van
een legerkorps die aan reporters van een
dagblad (de Figaro) zoude verklaard heb-
plet ervan werd plotseling op eene vreemde
wijze afgebroken.
Bastien kwam namelijk Dumontel ver
wittigen, dat een heer, met een wijden
mantel omhangen, en die zoo even uit het
rijtuig was gestapt, hem verzocht te spre
ken. «Een heer herhaalde de herbergier.
«Wie duivel mag dat zijn Hebt gij hem
meer gezien «Nooit, MijnheerIk heb
hem en zijn grijzen bol er goed op aange
keken maar kennen doe ik hem niet."
«Ma fox, zoo veel te slimmermaar op een
bruiloftsdag denk ik mij niet te deran-
geeren verzoek hem boven te komen."
Zijn bevel werd volbracht, en een paar
minuten daarna trad Monsieur de Kernudec
want die was het de feestzaal bin
nen. Het gezicht vau dien man, dat iets
gestrengs had, verspreidde eene ijzige ril
ling onder de gasten, en vóórdat hij, op
uitnoodiging van den kastelein, naast dezen
p aa s iad genomen, heerschte er een oogen-
blik stilzwijgen. «Het verheugt mij mijn
heer, ze.de de voormalige emigrant, «dat
ik u zoowel te pas vind, en fk heb met
genoegen, voordat ik uwen drempel betrad
vernomen, dat ik het huwelijksfeest van
Mejuffrouw uwe dochter zou bijwonen."
ben, dat het Fransche leger als technische
waarde en als discipline in een achterlijken
toestand tegenover andere legers staat en
dus eene ontwapening voor Frankrijk van
het grootste belang zoude zijn. Zonder den
naam te noemen, komt het duidelijk uit,
dat de bedoelde generaal, de generaal de
Gallifet moet zijn, en toen Grousset, door
de verbitterde meerderheid gedwongen om
dien naam te noemen en de bewijzen van
hetgeen hij aanvoert te geven, halstarrig
bleet weigeren, en onder een storm van
rumoer de tribune verliet, verving hem
daar onmiddellijk de minister van Oorlog, de
generaal Mercier, «die het betreurde dat
«de heer Grousset hem niet in zijn kabinet,
»met de bewijzen in de hand over deze
«zaak is komen spreken in plaats van hier
«in het publiëk slechts eene anonyme be-
»schuldiging te brengen. De generaal
«door den spreker bedoeld, doch niet ge-
«noemd, is generaal de Gallifet van wien
«met zooveel lof door zijn vijanden zelf, in
»de verslagen van de Duitsche generale
»staf wordt gewag gemaakt. Zijne haren
«zijn wit geworden, zegt de Minister, doch
»zijn hart en moedig karakter zijn dezelfde
«geblevenhet is het hart en karakter van
veen der kranigste strijders, welke ik ooit
»in mijn leven ontmoet heb en de generaal
«Saussier zeide mij gisteren nog: Zoo ik, opper-
«bevelhebber van het leger, eene vrees zoude
«koesteren, dan zoudehet nietzijn de generaal
«de Gallifet met zijn leger achter te zien
«blijven, doch dat hij het integendeel te
«vlug en te ver zoude medevoeren."
Deze woorden, met een stortvloed van
bravo's ontvangen, brengen den aanvaller
weder naar de tribune, waar de meerder
heid hem het spreken echter geheel onmo
gelijk maakt, en de heer Lannes de Monte-
bella hem toeroept«Het is de Commune
die hare revanche zoekt 1"
De heer Pierre Richard tracht nog, door
de vraag in eene interpellatie te verande
ren, de regeering den last op te dragen,
«Maar mag ik zoo vrij zijn, mijnheer u te
vragen, met wien ik de eer heb te spreken
Mon Dieumijnheer, ge herinnert mij,
dat ik daarmee had moeten beginnen, of
schoon mijn persoon en mijn naam u geheel
onbekend zijn. Ik ben de Graaf de Kernu
dec en hier voor het eerst van mijn leven
in 1793 gepasseerd, hetgeen mij terdege
heugt wegens een geval, dat mij toen ge
beurd is, en hetwelk ik u, zoo ge er niets
tegen hebt, onder het dessert zal vertellen."
Bij de herinnering aan dat jaartal kon
Dumontel eene kleine beweging van ver
baasdheid niet bedwingen, hetgeen zijne
gasten bespeurden, en dat hunne opmerk
zaamheid verdubbelde.
«Ja, mijnheer," dus vervolgde de Graaf.
«Juist heden zijn er een en twintig jaren
verloopen, sedert ik als adellijke, helaas met
zoovele anderen, mijn vaderland moest ver
laten. Gij ziet in mij een der slachtoffers,
die de Fransche omwenteling mogelijk het
ergst heeft mishandeld. Die jammervolle
dagen zijn nu gelukkig voorbij, en de terug
komst der Bourbons zal vrede en over
vloed, die voor altoos verbannen schenen,
in ons vaderland doen herleven. Maar ter
zakeop mijne vlucht naar Nantes verloor
de schrijvers van het artikel in den Figaro
gerechtelijk te doen vervolgen, doch de
ministers en de meerderheid loopen niet
in die valstrik en geven de voorkeur aan
de orde van den dag der heeren Sauzeten
Guérin, waarin de laaghartige en lichtzinnige
beschuldigingen in de Kamer gebracht, wor
den geschandmerkt en zij haar vertrouwen
in de vaderlandsliefde van het leger der
Republiek en de eer zijner chefs uitdrukt.
Deze orde werd met ruim 400 stemmen
aangenomen, en zoo nam deze weinig ver
kwikkende zitting een einde.
Wat reeds lang had moeten gebeuren,
de beperking der interpellatiën, is nu op
weg, tot stand te zullen komen. De heer
Flaudin en vele zijner collega's stellen voor,
in het reglement der Kamer de resolutie
op te nemen, alleen de Donderdag van
iedere week voor de interpellatiën te reser
veeren. De commissie in wier handen dit
voorstel verzonden werd, is er gunstig voor
gestemd en de vrienden der regeering zul
len er als een man voorstemmen, zoodat
de belangen van het land niet meer voor
de onbeduidendste vraag gedurende dagen
kan worden achter gesteld, en door de ge
legenheid te beperken, ook de lust om te
interpelleeren nu van zelf zal verminderen.
Bij de samenstelling van het ministerie-
Dupuy is weder veel over de aanstaande
verkiezing van den president der Republiek,
welke in October moet plaats hebben, ge
sproken en zijn verschillende namen ge
noemd. Naar ik overal hoor, zal de heer
Carnot weder de candidatuur daarvan aan
nemen en heeft hij zeer veel kans herkozen
te worden, ie meer daar men verzekert,
dat de heer Casimir Perier zich niet als
candidaat tegenover Carnot wil stellen en
er, althans tot op dit oogenblik, geen
ernstige tegenstander zich heeft opgeworpen.
Fidélius.
Parijs, 26 Mei—8 Juni 1894.
ik een valies, dat mij door een of anderen
ellendeling is ontstolen.
Op dit woord, dat aan zijn adres scheen
gericht te zijn, sprong de herbergier als een
tijger van zijn stoel op, keek den spreker
stijf aan en zeide«Neen, mijnheer de
Graaf! hij is u niet ontstolen. Ik vraag u
niet, door welk vreemd toeval gij u hier
bevindt, en waarom gij zulk eene taal voert
maar het verheugt mij, in tegenwoordigheid
van al mijn gasten, den oorsprong mijner
welvaart openbaar te maken. Nogmaals,
mijnheer! datgene, waarvan gij zooeven het
verlies betreurdet, is u niet ontvreemd, en
het is gelukkig voor ons beiden, dat het
lot, waarover ge u ten onrechte beklaagt,
uw geld niet ver van hier heeft doen zoek
raken, en dat ik dat is te zeggen, een
eerlijk man het heeft mogen vinden. Uw
geld is hier, en ge krijgt het tot den laat-
sten centime terug."
(Wordt vervolgd.)
NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT