Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
heuste blad.
17de Jaarg.
Zondag 1) September 1894.
No. 4986.
^urcan *g$oter&txaaf 50.
ï^euïlletoii.
D
e Missionaris en het lid van
een geheim genootschap.
PRIJS VAN DIT BLAD:
^oor Schiedam per 3 maanden1.50
franco per post door geheel Nederland - 2.
Afzonderlijke Nommers0.05
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
heep6?3 Voor de sociaal-democraten be-
W0o f. 1 a"e goedgezinde burgers tegen-
OrjZe °P sterke wijze. En vooral wijzen
°P ho°pntWlkkelde Katholieken er de lieden
d6(^ °e men n>eL overeenkomstig sociaal-
vai!r;JCratlSche "enting) den Staat mag lastig
2e)jgn Voor het onderhoud van elk individu,
dietp-a kom^ de Armenwetgeving ter sprake,
te l naen met bovenstaande ideeën rekening
en- En daarvan uitgaande, leest men
ln zeker katholiek blad van groote
a.
P, enste de volgende regelen
berrp Wetgever heeft het voor jaren goed
^at f'e Staat eerst moet optreden
dat i'e'CeD vo^strekte onvermijdelijkheid,"
Part' r Ze^Sen> wanneer de kerkelijke en
Zijn 1CU 'ere liefdadigheid geheel onmachtig
rn0et°m kaar taak te volvoeren. Hieraan
naar °nZe meen'nS bij eene nieuwe
rijke Wet Worden vastgehouden. Belang-
(je Veranderingen moge men brengen in
gelo 8re bepalingen der armenwet, wij
best°Ven' dat bet besproken beginsel der
'egeij3 Wet de grondslag van elke andere
held 'ribehoort te wezen. Onbeperkte vrij-
°ns °P bet gebied der liefdadigheid schijnt
Waakt6 beSte reSeling te ziJn' mits er ge"
Pat W°r^t te8en bedriegerij en afpersing.
Pread n'et bel" ideaal is der heeren
g06fj Vlseurs (der wet) begrijpen wij zeer
beij ,^aar ZU de kerkelijke liefdadig
st! n'et °b baar waarde kunnen schatten,
al Van de particuliere barmhartigheid ook
eini8 verwachting koesteren, meenen
Staat 6enen wetfelijken maatregel omtrent
een Szorg den eenigen waarborg te zien voor
ver e8e'ijken armenzorg. Wij daarentegen
artnea°bten Van ons vcdk noS' dat het zijn
dus n 6n behoeftigen niet zal vergeten, en
niet van Staatswege tot het betoo-
Ik
(Slot.)
ervatl °nd daar zes lijken, doch geen enkel
kige Scheen te gelijken op den ongeluk
sdag 'f6 mijne oogen zochten. Mismoedig
laat m de zaal weder verlaten. Nog eens
beiïierk ^iine blikken rondzweven. Daar
die tg:- ,lk aan den muur kleedingstukken,
rnijn jl bekend waren, en aan een lint hangt
N°„ ostbare reliquie van het H. Kruis.
Ujk on euriger dan te voren nam ik het
■la b' .at nevens de kleedingstukken lag.
Hki at hJk- dat was het lijk van den onge
ëerd Webswaar door den dood zeerver-
t°ch maar de eigenaardige trekken waren
Éu S goed te herkennen.
otn oaij volkomen te overtuigen, sloeg
nen van liefdadigheid moet worden ge
dwongen.
Zoo luidt de bewering van het bedoelde
blad. En hoewel wij nu veel, zeer veel van
de ideeën des hier geciteerden journalist
onderschrijven, zoo meenen wij toch een
kleine toevoeging aan zijn woorden ver
schuldigd te zijn.
In het algemeen gesproken zoo luidt
in hoofdzaak bovenstaand betoog moet
Staatshulp in den armenzorg niet optreden,
tenzij bij gebleken volstrekte onvermijde
lijkheid bij onmacht van kerkelijke en par
ticuliere liefdadigheid. Deze stelling vinden
wij voor ons best en koninklijk. Maar dat men
zoo gerustelijk in het algemeen en overal van
ons volk kan verwachten, dat het zijn armen
niet vergeet, dat nemen wij noode aan. En
waarom Omdat er geheele streken, zij het
ook weinige in ons vaderland bestaan, waar
zoo menig geheel dorp schier arm, of al
thans verre van welgesteld mag heeten.
Een particuliere casus geeft ons deze woor
den in de pen. Schrijver dezes heeft name
lijk eens de volgende droeve historie bijge
woond. Een pastoor had onder zijn uitge
strekte jurisdictie vele schier geheel pro-
testantsche dorpen, en woonde tevens
nabij een stad, waarin een groot gemeente
ziekenhuis was. Op zekeren dag komt een
protestantsche vrouw aan de pastorie des
pastoors, en deelt hem onder vele tranen
het volgende medeIk woon, pastoor, vele
uren afstands van u af, maar kom uit rade
loosheid tot u. Mijn jongetje, een knaap
van tien jaren, werd eergisteren reeds over
reden, en de door mij gehaalde geneesheer
verklaarde, dat hier een zeer gecompliceerde
beenbreuk aanwezig was. Ik zoo zeide
de arts -y kan dit geval in uw klein huis,
en zonder geneeskundige assistentie, niet
behandelen. Nu zoo vervolgde de vrouw
vloog ik dadelijk naar het gemeente
bestuur, maar men weigerde mij hulp en
geld.
De pastoor, gedreven door medelij en door
den angst, van de beenbreuk nog langer
ik het dek een weinig op en maakte hals
en schouders bloot. Ik had mij niet be
drogen aan den hals waren twee gaten
zichtbaar, van voren iets wijder dan in
den nek. De beide halsaderen waren door
stoken. De opzichter kwam nader en vroeg
mij nieuwsgierig: »Zoekt gij een bekende
onder de dooden
»Ik heb mij op de geneeskunde toegelegd,"
was mijn ontwijkend antwoord, »en leer
om die reden gaarne de oorzaak van den
dood der verongelukte kennen." Ik loog
nietwant werkelijk had ik de geneeskunde
bestudeerd, en in de missiën komt zij mij
goed te pas.
«Deze heer," sprak de opzichter, swerd
uit de Seine opgehaaldhij schijnt daarin
verdronken te zijn."
Ik zweeg en liet den man in zijne meening,
om mij niet te verraden. Meermalen kwam
ik in verzoeking, de dierbare reliquie weder
terug te nemen, maar de angst, om mij
te verraden en de gedachte, dat men toch
het heilige niet zou onteeren, weerhielden
mij het kostbaar kleinood weder bij mij te
steken.
onverzorgd te laten, geeft zich aanstonds
de moeite, niet, om tevergeefs naar het
uren verre dorp van den patiënt te gaan,
maar naar het ziekenhuis der nabijzijnde
groote stad. Daar vraagt hij nederig om
opname van den knaap. En wat was het
antwoord van den overigens zeer mensch-
lievenden directeur Het was alweder een
klacht tegen het gemeentebestuur van het
dorp des patients. Gij weet zoo werd
er gezegd wij nemen van de buurtdor-
pen, tegen zeer matige betaling, wel pa-
tienten hier op, en deze handelwijze ge
schiedt tot wederzijdsch genoegen van de
betrokkene gemeentebesturen en het zie
kenhuisbestuur. Maar ziet u, pastoor, met
het gemeentebestuur van de gemeente des
overredenen knaaps, hebben wij, betreffende
de kosten van een vorigen patient uit die
gemeente, eens zeer groote moeite ge
had, en sedert dien tijd is door ons be
stuur de beslissing genomen, nimmermeer
een patiënt uit die gemeente op te ne
men. De pastoor kon redelijker wijze
al zeer weinig tegen deze conclusie inbren-
ngen; de goede, nu reeds overledene man,
keerde dus treurig naar zijn dorp terug.
Te huis gekomen neemt hij opnieuw den
wandelstaf en trekt naar het dorp des
patients; daar aangekomen geeft de pastoor
van zijn waarlijk schraal inkomentje nog
een dikke aalmoes en troost moeder en zoon
naar best vermogen. Niettemin ook die
aalmoes was lang niet toereikend om den
patiënt gelegenheid te verschaffen van, naar
behooren in een geschikt en ruim lokaal
getransporteerd en daar door samenwerking
van meerdere doktoren naar eisch weg
gemaakt" en geopereerd te worden. Dit
altoos na zijn tehuiskomst nog overdenkende,
besluit de pastoor, wijl ook Den Haag niet
verre van zijn woonstede verwijderd was,
op audiëntie bij den Minister te gaan. En
nu zoo heeft die pastoor verhaald werd
hem door Zijn Excellentie den Minister juist
gewezen op de eigenaardige toestanden, door
de Armenwet voorondersteld, zoodat nhooge
Zooals ik beloofd had, las ik den vol
genden ochtend weder de H. Mis in dat
klooster. Daarna kwam een der zusters aan
de deur naar mij toe, terwijl zij slechts met
moeite hare zuchten en tranen kon ver
bergen. »Ach," zeide zij, »wilt u de goed
heid hebben in uwe H. Missen en gebeden
mijnen ongelukkigen vader te gedenken
x>Mag ik ook vragen, welk lot uwen vader
getroffen beeft?"
»0", riep zij uit, »ik heb mijn vader ver
loren, tweemaal verloren, voor tijd en eeuwig
heid. Als de dood hem in den staat van
genade was overvallen, zou ik mij over zijn
verlies kunnen troosten maar na een leven,
dat dermate van God afgekeerd was, zoo
plotseling te sterven, o dat is ontzettend,
allervreeselijkst. Ach, kon ik de ziel van
mijn anders zoo goeden vader redden, gaarne
zou ik tot den jongsten oordeelsdag in het
vagevuur allerlei folteringen verduren. Alle
ziekten, pijnen en moeilijkheden zou ik gaarne
op mij nemen, als ik daardoor zijne ziel
redden kon."
Troost u, zuster 1 De stervende Verlosser
heeft zich erbarmd over den moordenaar in
interventie" hier minder wenschelijk werd
geacht. De betrokkene gemeente was immers
arm; iets had daarenboven het gemeente
bestuur van den knaap lichtelijk gedaan enz.
Liep nu het geval op ondergang van den
patiënt uit Goddank, neenDe pastoor
klopte nog eens bij den directeur van het
ziekenhuis; hij zelf zoude de onkosten dan
maar dragen, en zoo werd de overredene
knaap ten laatste in dat ziekenhuis geholpen.
Doch nu aan het einde dezer historie
zouden wij willen zeggenZiet, tegen zulke
ontmoetingen moest toch een of ander arti
kel der wet opkomen, er moest als princiep
gesteld worden, dat de Staatszorg bij voor
beeld onmiddellijk moest worden verstrekt,
daar, waar personen uiteraard van hun ambt
met ziekenzorg belast, hulp voor armen
vroegen. Men kon tot die personen dan
een zeer beperkt getal personen wettelijk
ad hoe erkennen, bijv. doctoren en geeste
lijke hoofden eener godsdienstige gemeente.
Wij stellen dit des te gereeder voor, om
dat godsdienstverschil in Nederland de naas
tenliefde voor allen niet te deren pleegt.
Overigens gelooven wij hier nog te moeten
bijvoegen, dat het gezegd e éen bonte kraai
maakt nog den winter niet, op ons verhaal
niet toepasselijk is. Och, als men op dit
gebied eens de ondervinding ging napluizen
van pastoors die op eilanden en afnemende
plaatsjes wonen, de armennood zou zich bij
al de liefdadigheid van ons volk, hier en
daar zoo verpletterend vertoonen.
P. M. BOTS, pr.
ALGEMEEN OVERZICHT.
8 September '94.
Blijkens berichten uit Berlijn heeft de Duit-
sche Keizer te Koningsbergen, waarheen hij
zich begeven had om een standbeeld voor zijn
grootvader Wilhelm I te onthullen, weder
een dier kernachtige redevoeringen gehou
den, die hij herhaaldelijk bij plechtige ge
legenheden te hooren geeft. Aan het gala
diner, na de onthulling gehouden, heeft de
zijn laatste uur, uwe vurige gebeden zul
len ook uwen vader voordeelig zijn ge
weest."
»Dat betwijfel ik," sprak zij, en schudde
het hoofd, »want mijn vader behoorde tot
een geheim genootschap, waarvan de leden
in het stervensuur alle geestelijke hulp
weigeren.''
»En als uw vader voor zijnen dood.
Zij staarde mij ongeloovig en hopeloos
aan. Toen bracht ik mijn zakboekje vooi
den dag en toonde haar de laatste blad
zijde. Hare oogen helderden op, zij verslond
de letters en drukte ze innig aan hare lip
pen, en, terwijl zij op hare knieën neder-
viel, strekte zij hare armen uit en riep uit,
met de oogen vol tranen, met vreugdevolle
stem
»De goede God zij eeuwig geloofd en
gedanktmijn vader is behouden
NIEUWE SCHIEOAMSCHE COURANT
MT.'W" nu;
- tHl 1