Dagblad voor Schiedam en Omstreken. Mhste blad 19de .Jaar Zondag 26 Januari 1896. No. 5401. ^Bureau oievztxaat 50. £yn reddende Engel. H; 78> Feuilleton. A I PRIJS VAN DIT BLAD: 00r Schiedam per 3 maanden Flanco per post door geheel Nederland •Wonderlijke Nommers - 0.05 PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regelsf 0.60 Elke gewone regel meer0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten H ■et °n2l j breven naar maatschappelijke ge- blijft een der groote kwalen waaraan .fdendaagsehe samenleving lijdt. >er '9nbaar zal men ons kunnen tegen- tiejjj n' dat dit streven in plaats van een 6v,irschijnsel, juist een gunstig teeken Metl V°0ruitgang en verbetering moet heeten. H 2a' bet toejuichen, dat de lagere stan- hun onwetendheid en uit hun sociale W 6 en dat de hoogere klassen niet 6en afgezonderd standpunt innemen, Zlch allengs meer thuis gevoelen in j, "mre sferen der maatschappij. ïnte„ dan hunnen wij dit niet tegenspreken. ^ndeel, zien ook wij in de verheffing andwerksklasse en in de meeleving ?P|, "6n hoogsten stand in de maatschappij Hr eWiJs' dat meer a'oemeen het besef V'nd'' dat alle leden van het groote Mi^t' 1 Welk noen maatschappij noemt, hun bp, en hun taak tegenover hun mede- n'et mogen verzaken. In zulk een 6ri hgt dan ook volgens de meening H 'eder weldenkende, niets verkeerds of lijk|®eligs. Maar met maatschappelijke ge- 0pt, e'd hebben wij nog iets anders op het iets dat door ons wel degelijk als V i z'ekelijkheid in de denkwijze van velen jj 1 beschouwd. M|^set 's het streven naar neertrekking van «et ^at verheven is boven het alledaag- liiri 1 d'e dit beSinsel van gelijkstelling W ea- Zeer velen van hen, die in den '^oordigen tijd een hoog woord roeren 6 bespreking van de vraagstukken van da 1: Hhtige maar die in werkelijkheid die H"""ge hwestiën slechts oppervlakkig tij nagegaan, trachten hen, die zich e beoordeeling dier vragen op een (^er standpunt hebben geplaatst, neer te NOVELLE door M, F. T. tl) I® bediende verdween. Thans overhan- \h0 hij Adèle het kaartje en sprak op tlenn f°on »Kent U die dame ijv vluchtig rood kleurde hare wangen. 6 naam Honoré heb ik meer hooren H6n' (t°ch de dame is mij niet bekend," in°°rdde zij. iH^aan," dacht hij bij zich zelf, «wij s'\e eetls zien> vrie het dan ook zijn het doel harer komst is. Mis- off .'s het wel de reddende engel, die t Vlu1Cler van justitie bedoelt." be? bezag hij zich nu in den spiegel vond, dat zijn toilet op dat oogenblik trekken in het slijk der alledaagschheid en kunnen geen beter middel voor zulk eene houding vinden, dan door de meening te verkondigen, dat naar sociale gelijkheid moet worden gestreefd. De maatschappelijke gelijkheid is dan ook in den grond der zaak niet anders dan eene vernedering van het menschdom tot den lagen trap van beschaving, ontwikkeling en zedelijkheid, waarop de voorstanders dier zoogenaamde gelijkheid zeiven zijn geplaatst. Evenals de armen soms met wangunst kunnen gadeslaan, hoe de rijken zich in weelde baden, zoo beschouwen ook op het gebied van het staatkundig en maatschap pelijk denken de armen van geest vaak degenen, die een dieperen blik in de nooden en behoeften der samenleving hebben ge slagen, met zekere mate van jaloerschheid en trachtten zij ieder hooger begrip en iedere verheven gedachte te doen verstik ken in de lage en zelfzuchtige denkwijze, welke zij zeiven zijn toegedaan. Daarom ook is bij deze voorstanders der sociale gelijkheid de godsdienst eene onnoo- zele zaak. Men haalt er de schouders soms voor op en kan niet begrijpen, dat er nog menschen gevonden worden, bekrompen genoeg om in den godsdienst een troost en kracht tot handelen te zien. Die verlichte maatschappij-hervormers meenen, dat de godsdienst onmogelijk iets kan uitwerken tot verbetering der sociale toestanden en hebben er dan ook geheel mede gebroken. En evenals dit ten opzichte van den godsdienst het geval is, wenschen zij ook met ieder begrip, dat den mensch veredelt en zijne waarde verhoogt, niets te maken te hebben, want zij zjjn bevreesd dat ande ren daardoor een hooger plaats dan zij zeiven zullen innemen en zij daardoor eene minder beteekenende rol op het tooneel des levens moeten vervullen. En toch streven zeer velen naar de op heffing van het verschil van standen. De leuze van gelijkheid van een deel van de revolutieleuze«vrijheid, gelijkheid en goed genoeg was, om bij den Koning op audiëntie te gaandaarop verliet Honoré het salon en begaf zich naar de kamer, waar hij gelast had de dame in te laten. Hij opende de deur en bleef met de hand aan de kruk op den drempel staan. Voor een der drie ramen, die op de straat uitzicht gaven, stond een vrouwen gestalte, die in een zwaren, donkeren pels mantel was gehuld en een dito kap over 't hoofd had getrokken. Haar gelaat had zij naar 't venster gekeerd, weshalve de baron dit, hetwelk bovendien nog met een voile bedekt was, niet kon zien. Hij kuchte even. Onmiddellijk draaide ztj zich om en schreed met lichten tred naar 't midden der kamer. Honoré deed de deur nu toe en boog, doch toen hij 't hoofd weer ophief kon hij een kreet van verbazing bijna r.iet onderdrukken, maar herstelde zich onmiddellijk. ïHoe," zoo ving hij bits aan, »wat moet dit beteekenen Waarom geeft ge U voor Franfoise d'Esaubrag uit, terwijl het uw naam niet is 1 Indien ik mij niet vergis, heb ik de eer hier voor me te zienmadame broederschap," is niet slechts een herschen- schim, welke nimmer in vervulling kan komen, zij is erger dan dat, zij is een leu gen, eene overtreding van de wetten, waarop de samenleving berust, een moedwillig zon digen tegen den heiligen wil van den Schepper, die de bedoelde gelijkheid vol strekt niet heeft bedoeld. Juist door de opheffing van het standen- verschil bewerkt men eene ongelijkheid, die strijdig is met de natuurlijke gaven en talenten, welke een ieder zijn toebedeeld. Alles in de natuur wijst er op, dat er ver scheidenheid is van aanleg en van verschei denheid in gaven. Bij de geboorte reeds van den mensch kan men ongelijkheid opmerken en deze gaat het gansche leven door, tengevolge waarvar. men het standen- verschil verkrijgt, waartegen door velen thans zoo hevig te velde wordt getrokken. Eigenlijk gezegd moet dit streven naar gelijkheid dan ook tegen natuurlijk worden genoemd. Moge al de wetenschap er zich voor verklaren en het als nieuwste wijsheid verkondigen, dat in ieder opzicht naar ge lijkheid moet gestreefd worden, wij gelooven dat er wel degelijk een ander streven tegenover behoort te staan, en wel dat van ieders gaven, talenten en verdere eigen schappen, welke hem zijn toebedeeld, niet kunstmatig aan banden te leggen, maar ze te ontwikkelen en ze te doen strekken tot heil der gansche samenleving. Wat voor enkelen waarheid is, is het ook voor geheele groepen van de maat schappij, De opheffing der standen zou eene desorganisatie wezen van de gansche inrichting der samenleving en men zou weldra tot de ervaring komen, dat door kunstmatige middelen geen inbreuk kan ge maakt worden op de onveranderlijke wet der verscheidenheid in maatschappelijk op zicht. Maar bij al die verscheidenheid is toch weder eenheid op te merken en wel die eenheid, welke streeft naar verbetering der maatschappelijke toestanden. Evenals verschillende middelen kunnen worden aangewend tot bereiking van het zelfde oogmerk, kunnen de verschillende standen medewerken tot een doelhet stre ven naar volmaaktheid op sociaal gebied. En daartoe is noodig, gelijk wij in den aanvang zeiden, dat de verschillende stan den der samenleving uit den weg trachten te ruimen, wat eene gezonde samenwerking kan belemmeren. Daarbij moet het eigen belang geheel op den achtergrond treden en alleen het algemeen belang in het oog worden gehonden. Gelijk in een huisgezin alle leden ieder op zijne eigen wijze, kun nen medewerken tot het geluk van het geheel, zoo kan ook in de maatschappij iedere stand het geluk der geheele samen leving bevorderen. Zulk eene samenleving is echter onmo gelijk bij het streven naar de door ons ver oordeelde gelijkstelling, waarom wij het dan ook den plicht van ieder lid der samenle ving achten, in welken stand hij ook ge plaatst is, om de verscheidenheid, welke zich in een hoogere eenheid oplost, te blijven voorstaan en haar groote waarde voor den werkehjken vooruitgang niet te miskennen. (Af. 8f R Dolyce of zooals uw opératitel luidt«La belle Lucie." «Zeer zeker mijnheer de baron, doch mijn waren naam is de naam van een doorluchtig geslacht; het is gravin Franfoise d'Esau brag die gij thans voor U ziet en onder den naam madame Dolyce geef ik me hier te Parijs uit. De reden mijner komst is evenwel van geheel anderen aardvergun mij eenige oogenblik en ik zal U alles ver halen." «O, met genoegen, mevrouw de gravin, als het evenwel maar geen zedepreek wordt, dan ben ik geheel tot uw dienst, doch anders verkies ik er niet naar te luisteren." «Dat mijnheer de baron is het ten deele, ik moet U dan zeggen."«Wees zoo goed," viel hij haar in de rede, «om even plaats te nemen, anders zoudt ge U te veel vermoeien," dit zeggende, bood hij haar een stoel aan, waarop zij plaats nam. Honoré werd ondertusschen in betoovering gebracht, door haar fieren blik, haar waardig gelaathij plaatste zich tegenover haar aan tafel en zij vervolgde ALGEMEEN OVERZICHT. 25 Jan. '96. Het groote feit van den dag is voor zeker het of- en defensief verbond, dat volgens een bericht van de Londensche Pall Mall Gazelle tusschen Rusland en Turkije zou zijn gesloten. Oppervlakkig beschouwd moet een verbond tusschen deze beide erfvijanden eene onmogelijkheid wor den geacht, let men echter op hetgeen in zake de Oostersche kwestie aan dit sensatie- bericht vooraf is gegaan, dan moet het toch niet zoo geheel onmogelijk geacht worden. Toen onlangs Arifa pasja door den Sultan naar St. Petersburg werd gezonden met geschenken voor den Czaar, begreep men, dat hij met eene geheime zending moest «Sinds vele jaren heb ik aan uw stam huis zeer veel te danken (hij zag verbaasd op) en het is om die reden, dat ik in uwe familie zeer veel belang stel. Uw vader, zaliger gedachtenis, heeft zich mijner ont fermd. Ik zal U de geschiedenis, die men U zonder twijfel nooit heeft verteld, in een paar woorden trachten mee te deelen. Mijn familie woont in Bretagne daar ben ik geboren en tot mijn veertiende jaar opgevoed, op welken leeftijd ik mijn onver getelijken vader verloormijne moeder heb ik nooit gekend; zij is gestorven, toen ik werd geboren. Ik stond geheel alleen op de wereld, want geen mijner bloedverwan ten wilde zich mijn lot aantrekken. U mijn heer de baron heb ik ais klein meisje dik wijls gezien en gesproken, want uwe ouders woonden toen destijds eveneens in Bretagne en wel te Rennes, waar uw papa onder de regeering van Napoleon een hoogen post bekleedde, niet waar Wordt vervolgd.) I«q hl 0iuu«-cft»Ydicii wa. O

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1896 | | pagina 1