Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
Jaarg.
Zondag 8 Maart 1896.
No. 5437.
xtveaxx "§$oter$txaat 50.
<ÜERSTE blad.
Hiedam van voorheen.
PRIJS VAN DIT BLAD:
^oor Schiedam per 3 maanden
franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
- 2.
- 0.05
PRIJS DER ADVCERTENTIËN:
Van 1—6 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
II.
er lezers der Nieuwe Schied.
kt ant Sevonden worden, zóó welwillend,
it)r,e ?e z'cb de enkele kolommen nog her-
?6plaen' onder bovenstaand opschrift hier
L'^ dan vreeze ik met reden, dat
tg en mij zullen beschuldigen, te kort
'«kp f" aan 'letSeen ik beloofde. Over den
V'^ci anc^e'' weverijen, en over de haring-
ati 'J voornemens zijn, te pratenen
d6(, een causerie te houden over een on-
ho.t,6rP dat er absoluut niets mede te maken
«ett
'at
me dunkt dat heeft wel noodig,
'k tnet eene captatio benevolentiae
met eene captatio
kt) n' tusschen, de stof wijst zich uit door
6(, ldel, en onze goede stad Schiedam zal
Ito, °P de een of andere manier mede
"U-U zijn.
.pj toeval als ik het zoo noemen
SaI mij onlangs een boekje in de
dat èn door merkwaardigen inhoud
Op^' °0r den naam van Schiedam, die er
'kt0n(*' raÜne belangstelling gaande maakte,
het -,<Vas ('e Scliiedamsche Almanak van
kk ^aar ^8^3 en 1839, waarvan, naar mij
Ve 's' 8een andere jaargangen, behalve
kik Wee--Z«n verschenen. Het boekje, dat
®n jare uitgegeven is bij M. Goude, den
rukker, loopt over van
Poëzij
en
«v,
e'arij, en dat alles natuurlijk voor een
h|0 ®r°ot deel op erotisch gebied. «Aan een
>\v'd'ne"' ï>^an Laura"> «Rijkdom en Liefde",
eUsch van een' Verliefden", zelfs
-«on van een verneiden zelts een
Vi^oen over het Vrijen" kan men er in
uen.
chte
En nog heel veel van dergelijke
ljjti 6rlijke en minnelijke ontboezemingen
®r uitgestort in die beide jaargangen,
fle^' almanakken al niet goed voor zijn!
ls verbazend te zien, hoe sentimenteel
Feuilleton.
1)
Ret
j ls een eigenaardig Japansch gebruik
^r, °°de, nog langen tijd na zijn verschei-
ie rangschikken onder de levenden.
Hs ^escbiedt vooral met hooggeplaatste
<k 0°nen 5 hoe hooger de plaats was, die
Ver'edene onder de levenden innam, hoe
W? de tijd dat hij, feitelijk overleden,
n evend wordt aangemerkt.
°fflci Rjd tusschen het feitelijke en het
trekk 6 0ver'ijden geeft de nagelaten be-
8o?(j lngen gelegenheid nog zooveel mogelijk
itorVe ^oen en te spreken van den afge-
••h h"bem eerbewijzen te geven, die
*\jn 1J 2Ün leven zeker zouden onthouden
%iep 0rden, en hem, als hij bij zijn voor-
R«6n Wordt verzameld, een goeden dunk
**td.V.en van de genegenheid, die men op
v°or hem koesterde.
de Schiedammers van 60 jaar geleden ge
stemd waren, d. w. z. altijd: de verzenma
kende Schiedammers.
Intusschen, onder al die harts-ontboeze-
mingen is er ook menige bijdrage te vinden,
waarin ook het hoofd, het verstand, aan
het woord geweest is. Ik geloof niet, dat
het onbescheiden is, de eenvoudige voor
letters A. M., die onder de voornaamste
dier bijdragen geplaatst zijn, als de repre
sentanten te beschouwen van den naam van
Dr. Maas, toen tertijde practiseerend ge
neesheer en ijverig historie-onderzoeker in
de stad van Schiedam.
Het is dan ook hoofdzakelijk uit de studies
van Dr. Maas, dat ik de enkele bijzonderheden
geput heb, welke hieronder volgen.
Constantijn Huijgens, de hoofsche ridder
van «Die Haghe", de begeesterde zanger
van «Hofwijck" en de kunstlievende aan
legger van den beroemden Scheveningschen
weg, wijdt ook eenige versregelen aan
Schiedam, en hij laat de stede-maagd spre
kende optreden
Men ziet wel, dat de geestige dichter nu
juist niet overloopt van bezieling, geest
drift en verrukking, als bij Schiedam be
zingt. Handel, nijverheid en koopmansgeest
roemt hij, maar overigens blijft zijn lofspraak
vrijwel een algemeenheid, daarbij incluis
de «omcingeling" der drie stroomen. Toch
moet men de verbeeldingskracht van een
dichter wel bezitten, om in goer.en moede
de eerzame Schie voor een der drie «stroo
men" te verslijten.
Zoo ging het met ook prins Kitashirawaka,
den oom van den Mikado, commandant-
generaal der keizerlijke garde, die op het
eiland Formosa stierf. Gedurende zijn leven
was hij ruim met eerbewijzen bedacht ge
worden. Maar toch werden hem in de weken
die tusschen zijn overlijden en de officieele
kennisgeving daarvan verliepen nog de
grootkruisen van drie ot vier ridderorden
en den titel van veldmaarschalk geschonken.
Toen hem niets meer wachten kon aan
eerbewijzen, werd hij officieel dood verklaard,
en kon zijn stoffelijk overschot worden
overgebracht naar den tempel van de be
schermgoden des vaderlands.
Het was een echte begrafenis, koud en
grijs. Door de nauwe straten, langs de lage
huizen, die gevuld waren met een dichte
menigte, trok de stoet naar den tempel.
Een lange voorhoede van infanterie opende
den stoet. Dan volgde de cavalerie, en een
groot aantal officieren in schitterende uni
formen.
Op een afstand bood de stoet weinig
eigenaardigs aan. De meeste openbare plecln
tigheden in Japan gelijken op die in Europa
en met den eersten oogopslag zou men
gemeend hebben de begrafenis van een
Wat Huygens wel mocht genoemd heb
ben, is een geslacht, dat met Schiedam
steeds in nauwe betrekking gestaan heeft,
een geslacht waarvan de vervallen heerlijke
woning nu zoowel als in Huygens tijd
een deel uitmaakte van de stad.
Op het stadhuis te Schiedam bevindt zich
misschien nog, bevond zich indertijd zeker
een schilderij, dat het huis van Mathenesse
ons doet zien, zooals het zich in de 16e eeuw
voordeed. De schilderij is vermoedelijk ver
vaardigd, even voor- of even nadat het slot
voorgoed verlaten werd door zijne bezitters.
In 1522 toch, werd vermoedelijk het kasteel
te Riviere, het huis van Mathenesse, door
heer Jan Adriaenszoon van Mathenesse ver
laten, die zijn verblijf overbracht naar Leiden.
Het jaar is niet juist te bepaleneventueel
is het zeker, dat in 1572 de heeren van
Mathenesse zich doorloopend te Leiden had
den gevestigd daar hunne geschiedenis
zich dan samenweeft met die van het beleg,
en we hunne namen ook vinden in de stuk
ken, betrekking hebbende op den onmin van
Jacob van der Does te Leiden met den
magistraat der stad. Dr. Maas meldt ons
tevens, dat Jan van Mathenesse, die de heer
lijkheid Hillegersberghe bezat, deze in den
steek liet en met zijn broeder Gijsbrecht
op de vlucht ging in 1574, waardoor hij
Hillegersberghe verloor. De bevestiging van
deze bewering heb ik niet kunnen vinden:
mij schijnt het eerder toe, dat Jan en Gijs
brecht, hunne woonplaats hebbende te Leiden,
wegens andere oorzaken hun ambachtsrecht
op Hillegersberghe verloren. Waarschijnlijk
was de reden ervan, de gedurige oneenig-
heid, welke er bestond tusschen de dorpers
en hunnen Heer: de Rekencamere van Hol
land maakte daar korte wetten mede, en
droeg het gezag op aan den Baljuw van
Rotterdam.
Het kasteel van Mathenesse dan, ook wel
genaamd het Huys ter Riviere, bestond
hooggeplaatst officier in eenig Europeesch
land bij te wonen.
Maar de locale kleur krijgt de plechtigheid
door de bevolking. Allen bevinden zich op
straat, voor of in de huizen. Niemand denkt
er aan van de bovenverdiepingen van daken
of boomen de plechtigheid te gaan zien. Het
is in strijd met Japansche gewoonte van
boven neer te zien op een stoet, waarin
zich prinsen van den bloede bevinden.
Langzaam beweegt zich de stoet door de
straten, naar den tempel van Hokokuji, waar
zich reeds een groot aantal ger.oodigden,
in prachtige met goud geborduurde gewaden
hebben opgesteld.
De tempel ligt buiten de stad, aan het
einde van een vlakte; het steenen gebouw
heeft door den tijd een grijzen tint aange
nomen. Het is een Boudhistische tempel,
die door de geloovigen zeer wordt vereerd:
maar die vereering schijnt erg platonisch te
zijn, ten minste voor het onderhoud wordt
weinig zorg gedragen. De begrafenis zal
naar den Shintoïstischen ritus plaats hebben,
dus niet ir. het gebouw, maar midden op
het terras, waar een klein altaar is opge
steld, en waar eenige stoelen zijn geplaatst
voor de leden der keizerlijke familie en de
waarschijnlijk reeds lang. Aleid van Hene
gouwen gaf in 1274 aan hare geliefde stad
«aan de Rivier" een privelegie, dat in het
(onuitgegeven) handschrift der copiën van
stedelijke keuren als volgt genoemd wordt
y>Dese prevelegye inhout van soe wi weder
tegen scepenen voirsz. spreekt, ende van
malcanderen te quessen of swaerlicke tot ten
bloede toe wont, hoe vel dat hi verboert,
ende die een andre swaerlick ter aerde
werpt."
De eigenaardige taal van den löeeuwschen
gemeenteklerk, die deze copiën waarschijnlijk
heefi afgeschreven, is merkwaardig zorgeloos
en onachtzaam, zooals wel uit de zinswending
blijkt. De keuren echter zijn letterlijk over
geschreven, en waarschijnlijk nauwkeurig ge-
copiëerd. In de bovengenoemde dan spreekt
gravinne Aleid nog niet van «Schiedams",
maar noemt de stad: «mine stad an de
Riviere". De naam Schiedam is eerst later
voor goed in zwang gekomen. In eene keure
van 1272 noemt Aleid de stad: «de nye
stad bi het Huys te Riviere". Daaruit volgt
dat het Huis reeds als zoodanig bestond en
bekend was. Waarvoor het diende, en wie
het bewoonde daarvan is niets bekend.
Hoewel het geslacht van Mathenesse reeds
hier in den omtrek der «nieuwe stad aan
de Rivier" aanzienlijke goederen bezat (als
het groote kasteel van Spangen, het kasteel
Uijternesse en vele landerijen) behoorde het
Huis te Rivier nog aan de graven van Holland,
totdat in 1339 een jongere broeder uit het
huis van Mathenesse, Diederik genaamd, door
graaf Willem IV beleend werd met «den
■»Burch, die staet buten ane Seiedamme,
nende ghehieten en thuijs te Rivieren, mit-
tter singhele ende mitten boemgairde."
Die voortdurende benaming't Huys te
Rivier zou menig Schiedammer in den waan
kunnen brengen, dat het kasteel zich bevond,
waar nu de brug is aan den straatweg bij
Overschie. Toch is dit geenszins het geval.
Waarom die woningen tegenwoordig zoo
heeten, is mij niet zeer duidelijkhet is
hoogwaardigheidsbekleeders rechts, voorde
vreemdelingen links. Alles is hoogst een
voudig ingericht.
Even vóór de plechtigheid wordt alles
gereed gezetdadelijk na afloop wordt alles
weer opgeborgen. Voor elk burger wordt
hetzelfde gedaan, zonder meer omslag en
zonder meer kosten.
Langzaam nadert de stoet den tempel.
Voorop gaan thans de dragers van violet
kleurige banieren, de kleur des keizers,
waarin de witte heraldische chrysantemum
geborduurd is. Dan komen mannen met
lange stokken, waaraan groote bouquetten
van roode en gele bloemen zijn bevestigd.
Hoogwaardigheidsbekleeders in geborduurde
galakleeding, een deputatie van offiicieren
en soldaten der keizerlijke garde, en dan
de dragers der lichte zijden kussens, waarop
de ridderorden en onderscheidingsteekenen,
de degen en de rijlaarzen van den over
ledene gelegd zijn.
(Slot volgt.)
NIEUWE SCHIEDA
imiiiHHi*miNiiniHm'iini!WimMWimni»nqii>ffimiMHttuwmiMHimui
di
iii
«Twee stroomen scheiden mij van'tachterleggend land,
De derde sluijt den ringh en geeftae beij de hand
In 't midden staat mijn stoel op welgesteunde stijlen
Daeroeffen ick mijn' Jeughd op'tnoodighkennip ^uijlen,
En 't ruggelingh gespin, die reckt haer spinsel uit
Tot daer het licht en dicht den Haringh-buijt besluijt,
Eu't mijnent binnen sleept, vandaer hij met mijn'Brieven
Noch eens ter zee geraakt, de wereld gaat gerieven.
Die mij klein Rotterdam, en groot Delfs-haven noemt
Heeft niet te laegh gelaeckt en niet te hoog geroemt."
De Schie ende de Gouwe omcingelea Schielant
van achteren, ende de Mase van voren.''
Archief voor Kerkel. en Wereldsche Gesch.
V« deel.