Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
PINKSTEREN.
19de
Jaarg.
Zondag 24 Mei 1896.
No. 5500.
bureau IBofersfraaf 50.
EERSTE BLAD.
PRIJS TAN DIT BLAD
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
Wegens het Hoogfeest van PINKSTE
REN zal de meuwe Schiedamsche
Courant Maandag-avond niet
verschijnen.
"ehymne: Veni Creator Spiritus
Indien wij de heerlijkheid des Heiligen
Qeestes willen doorgronden, eene heerlijk
heid vol van genade en waarheid jegens
den Christen, dan biedt de taal, waarmede
de Katholieke Kerk dien Heiligen Geest
Veni Creator Spiritus,
Mentes tuorum visita
Imple superna gratia,
Quae Tu Creasti pectora.
Maar alsdan begint er dadelijk eene bij
zondere ontboezeming van de hoogste teer
heid. Men moet zich namelijk te binnen
hrengen, dat in de eerste helft der hymne
(de drie eerste strophen) vele titels worden
aangevoerd tot den H. Geest, om Hem door
ons smeeken te bewegen, dat hetgeen straks
'n de tweede helft der hymne wordt ge-
vraagd, vervuld worde.
Nu heet de H. Geest dan, in de tweede
strophe, primo: de Paraclilus qui diceris
Faraclitus). Deze heerlijke titel is aan de
Woorden van Christus zeiven ontleend. Men
nnoet zich namelijk herinneren, dat de Heer
Jezus, toen Hij, bij zijn Hemelvaart, de
Apostelen als aanstaanden herauten zijner
heilleer achterliet, groot meelij had met de
ontoereikendheid dier leerlingen. Zoolang Hij,
goede Meester, bij hen was, vulde Hij
a'le hunne zwakheden aan. Welnu, thans
beloofde Hij een anderen Parakletus, dat
ls> (naar het Grieksch) de persoon, die den
armen beschuldigde voor het gerecht, als
raadsman, als verlichter, als trooster en als
voorspraak werd gegeven.
Secundo heet de H. Geest Altissimi
donum Dei, de gave bij uitnemendheid of
de eindgave van den Allerhoogsten God.
Immers, hoewel de Heiland de verlossing
had voltooid, zoo moesten de menschen
hunnerzijds nog geschikt worden gemaakt,
die verlossing te ontvangen. Dit was het
werk des H. Geestes. Het was dus Gods
liefde niet genoeg, dat de Vader den mensch
zoo had bemind, dat Hij Zijnen zoon bad
geschonkenhet was ook dien Zoon niet
genoeg mensch te zijn geworden en zoo
voor ons te hebben geleden, neen Vader en
Zoon, één van alle eeuwigheid, zij zouden
te zamen nog den Geest Hunner liefde over
de menschen zenden, en eerst dan had de
Allerhoogste God heel Zijne gave voltooid.
Tertio. De H. Geest heet F ons Vivus,
Bron die leeft. De Verlosser had namelijk
bij zeker tempelfeest zelf den H. Geest
vergeleken bij een stroom van levend
water. Bij gelegenheid, dat er bjj dat tempel
feest der oude wet, heilig water werd aan-
aanroept, ons aanstonds eenen overvloed
van schoone gedachten. Zie, ieder Christen
heeft het plechtig uur beleefd, waarin, hetzij
bij Eerste Heilige Communie, hetzij bij
huwelijksviering of priesterwijding, de lof
zang van het Veni Creator over hem, of
over zijne allernaaste vrienden en verwanten,
heeft weerklonken, en daarenboven weer
klinkt datzelfde tempellied van daag zeer
zeker over alle Christenscharen. Welnu, wij
hebben de tweede en derde strophe van
die hymne slechts te lezen en te begrijpen,
om over de grootheid des H. Geestes ver
baasd te staan.
De eerste strophe behelst meer eene
algemeene verzuchting, de eerste uitroep
van het kind tot zijnen vader:
Kom, Schepper, Heilige Geest, o kom, (o)
Zweef, zweef Gij nu in de uwen om
Gij, die ons hart hebt voortgebracht,
O, maak het rijk aan hooger kracht.
gebracht ter reiniging van offers, van volk
en van priesters, had de Heer Jezus aan
heel de menigte van Israël beduid, hoeveel
beter de zielereiniging van den Christen in
het Nieuwe Verbond zoude zijn. En zoo
had Hij, de Eeuwige Waarheid toen luide
uitgeroepen: Die in Mij gelooft, stroomen
van levend water zullen uitgaan van zijn
binnenste, en dit nu (dit overvloeien van
alles wat reiniging en vruchtbaarheid geeft)
zeide de Heer (zoo teekent de Evangelist
zelf op) van den Heiligen Geest, Dien de
genen die in Hem gelooven zouden, gingen
ontvangen. In verband met dit woord staat
ook het gezegde van Christus tot de Sama-
ritaansche vrouwWie drinken zal van het
water dat Ik geven zal, hij zal niet dorsten
in eeuwigheid. Alle reinheid dus, alle gees-
tesfrischheid is ons de II. Geest.
Quarto. Als vuur was de H. Geest aan
geduid bij den profeet Joël, en ook daar
enboven geschiedde het feit der nederdaling
des H. Geestes, zooals iedereen weet, onder
de gedaante van vurige vlammen, als tongen,
omdat Hij den gloed des harten aan de
bevreesde leerlingen meedeelde.
Quinto. Als de Liefde van Vader en Zoon
in de Heilige Drieëenheid eeren de Godge
leerden der Christenkerk den Heiligen Geest.
Voorts noemen de Apostelen telkens in
hunne brieven den Geest der liefde, aan
Hem wien zij de leerlingen met alle hunne
zielenood aanbevelen, en de Schriftverklaar
ders eindelijk brengen het zooeven genoemde
woord vuur en het hiergenoemde woord
liefde in lijnrecht verband met elkaar, als
zij Christus woord uitleggen Ik ben een
vuur op de wereld komen brengen en wat
wil ik anders dan dat het brande Het
liefdevuur zijner leerlingen, hier door Chris
tus bedoeld, vindt heel zijn aanvang, wasdom
en voltooiing in de komst des Heiligen Gees
tes in de zielen vuur en liefde dus heet de
H. Geest.
Sexto. Eindelijk noemt de tweede strophe
den H. Geest. Spiritualis unctio, zalving
des geestesrijkdom dus en overvloeiing.
Zoo had reeds Isaias van den H. Geest
voorspéld. Allereerst zoude op Christus en
vervolgens door participatie, op Christus
leerlingen, naar Isaias' voorspelling neder-
komen een geest van wijsheid en verstand,
een geest van raad en van sterkte, een
geest van wetenschap en godsvrucht, en
een geest van de vreeze des Heeren. In
deze zevenvoudige karakter-verheffing schit-
Veni Creator Spiritus
Mentes tuorum visita
Imple superna gratia
Quae Tu creasti pectora.
Qui diceris Paraclitus,
Altissimi Donum Dei
Fons vivus, ignis, charitas,
Et spiritualis unctio.
Of er rijkdom van gedachten in die Veni
Creator is, welke wij vaak zoo vurig hooren
zingen
Ook de derde strophe behoort nog tot
het eerste gedeelte, of den aanhef. Haar
beeldspraak knoopt zich aan het voorgaande
vast, en noemt vooral twee groote werkingen
des H. Geestes, die elk twee regelen beslaan.
lo. Tu, septiformis munere,
Digitus paternso dexterae.
Gij, zevenvoudig in Uwe gaven,
Gij vinger van 's Vaders rechterhand.
De gaven van den II. Geest hebben wij
hierboven herdacht en uit die zeven gaven
komen dan de heerlijke levensvruchten voort,
die eigenlijk onnoemelijk zijn, maar waarvan
wij de voornaamste in den ouden catechis
mus (naar de opgave van St. Paulus) vinden
vermeld. Zij zijn, liefde, blijdschap, vrede,
geduld, goederenheid, goedheid, lankmoedig
heid, zachtmoedigheid, trouw, bescheidenheid,
ingetogenheid en kuischheid.
En nu in de kracht dier zevenvoudige
gaven met de hier opgenoemde vruchten
staat van zelf de Geest Gods lijnrecht tegen
over den boozen Geest. En als zoodanig, als
verdrijver van den booze, heet de Heilige
Geest de vinger aan de rechterhand des
Vaders. De rechterhand toch zelve is de
kracht, maar die hand komt lot hare werk
zaamheid, en tot het wegzenden van iets,
door den vinger. Deze beeldspraak van uit
drijving en machtsbetoon door den vinger
was oudtijds zóó overbekend, dat de Joden
bij elk wonder zeide: dit is de vinger Gods.
En als Christus den duivel uitdrijft, dan zegt
Hij immers tot zijne tijdgenooten Als ik in
den vinger Gods de duivelen uitdrijf, dan is
klaarblijkelijk het rijk Gods verschenen onder
u. Wat kon die vinger Gods anders zijn, dan
de kracht des H. Geestes, die naar Isaias'
profetie zoo overvloedig op den Godmensch
zoude rusten en die hier in den samenhang
der rede als het tegenovergestelde van
Beelzebubs kracht werd besproken? Als zoo-
Veni Creator Spiritus,
Menfes tuorum visita
Imple superna gratia,
Quae Tu Creasti pectora.
tert dus hoog die rijkdom der ziel, welke
het best bij de zachtheid des balsems en
liet lenig-maken der ledematen door de
oliezalving wordt vergeleken.
Vatten wij nu het gesprokene eens te
zamen. De Bruid van Christus, de Heilige
Kerk, zal heden smeeken, dat de H. Geest
ons straks allerlei genaden zal mededeelen,
en nu heft zij aldus aan
Kom Schepper, Heilige Geest, o kom!
Zweef, zweet Gij nu in de uwen om!
Gij, Die ons hart hebt voortgebracht,
O maak het rijk aan hooger kracht.
Gij heet de Trooster bij ons lot,
De Gaaf van d' Allerhoogsten God,
Gij 't levend Water, Liefde en Gloed,
Gij alle zalving van 't gemoed.
danig dus roept ook de Veni Creator tot
den H. Geest.
Eindelijk wordt herdacht de onbeschrijfe
lijke gave der wereldprediking door den
H. Geest overeenkomstig de profetie van
Joël, aan de Godsgezanten geschonken. 7u
rite promissum Patris, sermone ditans
guttura, dat is, Gij Heilige Geest, Gij, die
ook waarlijk de belofte des Vaders zijt (daar
de Vader U door den profeet had beloofd)
hebt (naar eisch der profetie) de monden
der Apostelen rijkelijk met uw woord voor
zien. Wat deze laatste zinspeling der hymne
betreft, zij wordt vooral boeiend door de
omstandigheid, dat zij gegrondvest is in het
woord van St. Petrus, op Pinksteren zelf
gesproken. Evenmin toch als nu, ontbraken
toen reeds de lichtzinnigen, de spotters.
Terwijl dus de godsdienstige lieden uit alle
hemelstreken te Jeruzalem vergaderd, (a)
zich verbaasden over het mirakel, dat de
Apostelen in alle talen Christus predikten,
durfden eenige onbeduidende weetnieten
van de Apostelen te zeggen, dat deze wel
licht beschonken waren. Maar toen begon
Petrus hieromtrent het woord te voeren,
en wees o. a. op het vervullen eener profetie:
Dit verschijnsel is zoo zeide Petrus
datgene, wat door den propheet in de vol
gende woorden is gezegdhet zal ge
schieden, zegt de Heer, dat Ik ten
laatste van Mijnen Geest zal uitstorten
over alle vleesch, en dan zullen uwe zonen
profeteeren, (dat is in ruimeren zinGods
waarheden verkondigen) en dan zullen allen,
die den naam des Heeren aanroepen, zalig
zijn. Zoo vervulde de H. Geest, hier door
den Vader beloofd, de lippen met woorden
van prediking.
Ziedaar dus nu den geheelen aanhef van
het diepzinnig Veni Creator, waarvan wjj
nog zeer onvolledig hebben gesproken.
Gaarne zouden wij nu ook, de tweede helft
verklaren, maar plaatsruimte verbiedt het
ons. Al wat wij nog vermogen is, ter over
denking van het bovenstaande, de geheele
hymne weer te geven
Kom, Schepper, heiige Geest, o kom I
Zweef, zweef Gij nu in de uw om.
Gij, die ons hart hebt voortgebracht,
O maak het rijk aan hooger kracht.
(a) Vertaling van den inzender.
aWant Pinksteren was ook een hoogfeest der oude wet, het herdenken van d« wetgeving op Sinai.