Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
eerste blad.
ARMENIË.
lei eis liet ii king.
Zondag 21 Juni 1896.
No. 5522.
I^urecm jSofersfraaf 50.
t
F eullleton.
PRIJS VAN DIT BLAD:
4 oor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 4.50
o,
- 0.05
PRIJS DER ADVERTENTIIËN:
Van 1—6 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.40
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
(Slot.)
"et internationaal karakter van den Ar-
neniër, werkt niet mede om zich spoedig
onderwerpen aan het gezag der Katho-
e Kerk. Is het eensdeels heerschzucht,
dat hij zich-zelven regeeren, en geen gehoor
zaamheid wil, en dan wel het minst aan
een Hoofd, dat hem door zeden en gewoonten
vreemd iseen niet gering deel in de
groote halstarrigheid der schismatieken,
jeeft bovendien de naijver op hun nationale
gebruiken en voorrechten. De vrees namelijk,
dat zij bij een overgang tot de Roomsche
verk die gewoonten zouden moeten prijs
geven, houdt hen ook van dien heilzamen
stap af.
Maar 't is een ijdele vreesde Roomsche
rk wil de plechtigheden en verdere af
wijkende gebruiken der Oostersche Kerk
niet afgeschaft zien integendeel, ze verheft
en prijst die verschillende gewoonten, en
door de groote verscheidenheid die de nood
zakelijke eenheid volstrekt niet schaadt,
staat de ware Moederkerk vast als de rots,
omgeven meteen stralenkrans van schoonheid.
och, wij moeten het bekennen, de
onvoorzichtigheid van eenige overigens hoogst
prijzenswaardige Missionarissen, heeft den
oos er mg reden gegeven om voor zijn natio-
fen Mx te ïreezen. I„ begin Jnamelijk
e veertiende eeuw werd door een
omimcaner Pater, Bartholomeus genaamd,
een genootschap ingesteld, dat zich ten doel
stelde de verzoening te bewerken van de
Armeniërs met de Moederkerk van Rome.
groote getale waren zij hieraan werk
zaam en hun ijveren voor de eenheid was
boven allen lof verheven. Maar in hun ijver
g'ngen zij helaas te ver. Zij dachten dat
3)
'Halt!.. r'eP. de kassier eensklaps uit.
ïLaat mij afstijgen, want dit rijden maakt
mij doodziek
Hij stapte op dsn gr ond en wierp den
heden een goudstuk toe.
De ongelukkige zette zich aan een sloot
kant in het gras neder en hield het brandend
hoofd met beide handen vast.
Indien ik mijn schat eens in den grond
dolf," dacht hij, »en mij als een vreemdeling
"aar de nabijgelegen stad begaf om dan
mijne schatten van lieverlede tot mij te
nemen Doch neen, ik zou mij kunnen ver
raden, en anderen ook zouden mijn buit
kunnen vinden en mij bestelen.... Zoo ik....
zoo ik.... En door zijn ontsteld geweten ge-
hun werk op den duur vruchteloos zou
wezen, en de volkeren dezer streken al
spoedig weer van de ware Kerk zouden
afwijken, zoo zij niet in alles stipt één waren
met Rome. De afwijkende gebruiken van
de Oostersche Kerk moesten dus vervallen.
Toen men echter bemerkte dat dit hun
streven was, ziet toen was het hun aanstonds
onmogelijk geworden voor hun woorden nog
ingang te vinden. Dit maakte juist dat de
afkeer dien deze Christenen tegen de kerk
van Rome hadden, meer en meer toenam
omdat die missionarissen, zonder het in te
zien en zonder het te willen, op deze wijze
bij het volk het vuur van tweedracht en
haat tegen den H. Stoel aanwakkerden, en
eer de belangen der schismatieke geeste
lijkheid dienden, dan die der ware Kerk.
Want deze clergé, die begreep dat er geen
beter middel was voor de bestendiging van
het schisma, dan juist dien haat tegen de
Roomsche Kerk gaande te houden, was met
dezen misgreep der missionarissen zeer
ingenomen. Zij profiteerde zoo schoon van
die verkeerde wijze van werken voor de
herstelling der eenheid, en deed het volk
verstaan, dat Rome de Oostersche Kerkge
bruiken wilde doen verdwijnen.
Maar de Roomsche Kerk mag hiervan
niet beschuldigd worden en zij kan ook
niet aansprakelijk gesteld worden voor deze
verkeerde handelwijze, die zij nooit heeft
toegelaten,maar integendeel met haar hoogste
gezag altoos heeft afgekeurd en veroordeeld.
Wel besteedde zij al haar zorg om iedere
dwaling tegen het geloof uit te roeien
maar neoit dacht zij er aan de verschillende
gebruiken van zoo verscheidene volkeren
af te keuren of nog minder at te schaffen,
zoo zij het geloof niet raakten. Wij zien
in den loop der tijden alle Pausen, geen
enkele uitgezonderd, ijveren voor het behoud
der Oostersche gebruiken. Paus Pius IV
verplichtte zelfs de Oostersche priesters, die
zich in Italië hadden neergezet, zich streng te
houden aan de gebruiken der Oostersche Kerk.
pijnigd sprong hij op en liep over den breeden
stoffigen weg als een bezetene voortr zonder
doel, door martelende furiën achtervolgd.
Hij trof een herberg langs den weg. Nau
welijks had hij de kracht binnen te treden
en voor zich een glas wijn met brood te
bestellen. Ook hier staarden hem de lieden
met de grootste verwondering aan. Zijne
besmeurde kleeren, zijne wilde haren en
meer nog zijn ontsteld uiterlijk waren wel
in staat allerlei verdenkingen tegenover
hem te doen koesteren. Bovendien schenen
zijne zakken meer en meer op te zwellen.
Nu stopt hij de verfrommelde banknoten in
zijn zak links, dan weer rechts, doch, alsof
de duivel in 't spel was, telkens kwamen zij
weer te voorschijn en het goud woog als
zware loodklompen in zijn zakken. Hij kon
teug drinken, want, 't is alsof de wijn hem
aan het verhemelte blijft kleven en het vocht
smaakt als galevenmin kan hij eten, want
het brood blijft hem in de keel steken, en
toch versmacht hij bijna van honger en
dorst.
Opnieuw wendt hij een bovenmensche-
lijke poging aan.
»Een kamer!" vraagt hij, geef mij een
kamer" en de vrouw des huizes treedt zoo
Gregorius XIII stichtte te Rome tot behoud
van den Oosterschen ritus, in 4577 het »Col-
legium Graecum," dat hij met eene groote
jaarlijksche toelage begiftigde, waaraan hij
een rijke bibliotheek toevoegde en het be
sturen liet door professoren, priesters van
den Oosterschen ritus. Daarnaast liet hij
bouwen de kerk van den H. Athanasius,
waar tot op dezen tijd de H. Mis en ver
dere kerkelijke plechtigheden geschieden
volgens Oostersche wijze. Zelfs stelde hij
een bisschop van dien ritus met zijn kapittel
aan het hoofd hiervan.
Op deze wijze spraken en handelden de
Pausen voor het behoud van deze Oostersche
Kerkgebruiken. En niet het minst duidelijk
lieten dit de laatste Roomsche Opperpries
ters uitkomen.
Pius IX, roemrijker gedachtenis, richtte
reeds in het tweede jaar van zijn opper
bestuur in 4848, een encycliek aan het
Oosten, waarin hij alle afgedwaalden smeekte
wederom toe te treden tot de Kerk van
Rome, die altoos beschouwd was als de
moeder, het hoofd van alle andere kerken,
en als het middenpunt der christelijke een
heid. Maar tevens herhaalt hij, wat al zijn
roemrijke voorgangers verkondigd hadden,
dat de bijzondere gebruiken van den Ooster
schen ritus altoos geëerbiedigd zullen worden
door de Algemeene Kerk, zooals zij tot dien
tijd altoos erkend waren. Van deze be
roemde encycliek zeide men »de H. Geest
heeft gespoken door den mond van Pius IX."
En onze thans regeerende Paus Leo XIII
heeft reeds meerdere malen, het woord
lichtend tot de Oostersche Kerken, zijn meer
dan bijzonderen eerbied doen blijken voor
de heerlijke en zoo zinvolle gebruiken en
plechtigheden van de Oostersche Kerken.
Wij zouden geneigd zijn te zeggen, dat onze
groote Leo XIII zelfs al zijne voorgangers
overtreft in zijn ijveren voor het behoud
van den Oostersche ritus.
Zoo heeft Rome in den loop der tijden
veel vertrouwen gewonnen bij den Oosterling;
dicht aan zijne zijde, dat zij hem in de
gevulde zakken kan staren en vraagt vol
deelneming of hij ziek is
Men brengt hem boven op eene kleine
kamerdaar valt hij geheel gekleed op een
bed neder en ziet er uit als iemand, die
gereed is den geest te geven. Doch opnieuw
ontwaakt de wroeging, en zijn angst ver
dubbelt, zoodra hij alleen is. Hij richt zich
op om te luisteren en hoort hoe zijn hart
klopt. Daarbuiten weerklinken stemmen.
Zou hij ontdekt zijn Of zijn 't dieven, die
van zijnen rijkdom weten, en 't op zijn
leven gemunt hebben 't Is een afgelegen
herberg en een moord is zoo spoedig vol
bracht, even spoedig als een diefstal.
Daar verneemt zijn oor eensklaps een
luid getrappel van paarden! Hij springt op
en haast zich naar 't venster. Twee gendar
mes rijden het voorplein op, springen uit
den zadel en treden de woning binnen.
Thans is 't werkelijk gevaar gekomen geen
twijfel meer, hij is ontdekt en wordt achter
volgd. Men zoekt hem en het volgend oogen-
blik kan hij reeds in de boeien zijn geklon
ken I Deze gedachte vervult met de kracht
der vertwijfeling. Hij opent het venster.
Niemand De ongelukkige meet zelfs niet
en werkelijk is de vrees dat zij hun zoo
geliefden nationalen schat zouden verliezen,
verminderd of grootendeels verdwenen. Komt
er nu nog bij dat degenen die over de Kerken
zijn aangesteld, die hun natuurlijke en wet
telijke beschermers zijn, de geloovigen in
plaats van te beschermen, vervolgen en
mishandelen, zooals de laatste tijden de
ongelukkige Armeniërs van hun geestelijk
tijdelijk opperhoofd, den Saltan van Turkijë
hebben ondervonden dan meen ik, is de
tijd gekomen dat de vervolgden hun oogen
zullen openen, en inzien dat zij slechts steun
en bescherming kunnen vinden bij Hem,
die door God is aangesteld en zich duidelijk
laat kennen, als Vader van alle Christenen,
den Paus van Rome. Dan zullen zij in de
eenheid met Rome, ongestoord hun nationale
kerkelijke gebruiken mogen -uitoefenen, en
ondervinden dat van de beschuldiging van
heerschzucht de ware Moederkerk geheel
en al moet worden vrijgesproken. Wel zal
tot aan den laatsten dag de Kerk van Rome
eischen dat men haar erkent als het hoofd
van alle kerken, dat haar opperpriester als
de Stedehouder van Christus geloofd en
geëerbiedigd moet worden, omdat het aldus
door Christus onzen goddelijken Zaligmaker
is ingesteld. Maar als eene goede moeder
beschouwt zij hare onderdanen als kinderen;
zij leidt en bestuurt hen volgens Gods be
schikking tot hun eeuwige bestemming met
moederlijke liefde en moederlijke bezorgd
heid.
God geve dat alle afgedwaalde Christe
nen van Armenië spoedig die liefderijke
zorg van de Moederkerk leeren kennen, en
genieten. S. M.
ALGEMEES ÜYEllZICUT.
20 Juni '96.
De Kamer van afgevaardigden in België
behandelde gisteren opnieuw art. 50 van de
begrooting van landbouw, betrekking heb
bend op het loonminimum bij rijkswerken,
dat door den Senaat verworpen is. De ver-
de hoogte, maar waagt zonder verder na
denken den gevaarlijken sprong. Een oogen-
blik blijft hij als machteloos op den grond
nederliggen hij had den voet verstuikt,
misschien wel gebroken, maar toch sleept
hij zich voort, door den tuin, over de weide,
tot op de groote baan, waar hij machteloos
nederviel.
Eensklaps verhief zich een volk van stof
op eeniger. afstand en de ooren van den
vluchteling werden opnieuw door den hoef
slag van paarden getroffen. Hij herkent zijne
vervolgers en wil vluchten, doch de onge
lukkige kan niet meer.
Onzichtbare armen drukken hem machte
loos op den grond neder. De gendarmes,
die echter slechts om eene kleine verfris-
sching te gebruiken de landelijke herberg
waren binnengetreden en in 't geheel niet
aan de vervolging van een ontrouw kasssier
dachten, ontwaren hem en stijgen van hun
ne paarden.
»Een arme, ongelukkigezeggen zij.
»Laat ons hem helpen."
(Slot volgt.)