Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
m
tweede blad.
bureau ^ofersftraaf 50.
19de Jaarg.
Zondag 5 Juli 1896.
No. 5532.
PRIJS TAN DIT BLAD:
V«or Schiedam per 3 maanden
i' ran co per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
2.
- 0.05
PRIJS DER AD YERTE.NTIJËN
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
Parijsche Kroniek.
er van socialistische zijde pogin-
wor en gedaan om hier de scrutin
is e opnieuw in te voeren, heeft de
afgevaardigde van Hazebrouck, de abbé
mire, een voorstel bij de Kamer inge-
en de proportionnele vertegen \%pordi ging
«er partijen ten doel hebbende. Over "zijn
Plannen ondervraagd, heeft de geachte af
gevaardigde geantwoord, dat bij het behan-
e en van het voorstel van den heer Goblet,
°m tot de scrutin de liste terug te keeren,
ais een maatregel van billijkheid en ten
einde ook de rechten der minderheden te
°en eerbiedigen, hij zijn voorstel der pro-
P°*tionnele vertegenwoordiging heeft inge-
2onden, zoodat het daarmede thans indirect
*erbonden is. Hoewel mijn systeem niet ge
makkelijk toe te passen is, zeide hij, toch
neeft het mij niet kunnen terughouden een
Poging tot verbetering aan te wenden. De
grootste moeielijkheid bestaat in het juiste
vaststellen der verhoudingen der verschil-
ende partijen. Daar de Franschen van
geen ingewikkelde kwestiën houden, heb ik
1#t eenvoudigste middel moeten zoeken om
tot een billijke vertegenwoordiging van alle
minderheden in het parlement te geraken,
en 'k verzeker U, dat het al heel wat studie
gekost heeft. Ik zal in mijn plan den ge-
makkelijksten weg om tot mijn doel te ge
raken aangeven, en behalve het begrip van
rechtvaardigheid, dat het mij ingaf, zal mijn
voorstel ook reeds dit voordeel hebben, de
kiezers aan te zetten voor hun opinie uit
te komen, hetgeen in den tegenwoordigen
toestand helaas door bijna de helft hunner
Diet geschiedt, om de zeer eenvoudige reden
dat zij vooruit reeds weten, dat hun stem
toch verloren zal gaan of hun richting onder
de concurreerende candidaten niet vertegen
woordigd is.
Met dezen toestand te veranderen zal een
veel gezonder staatkundig leven ontstaan,
daar zekere leiders niet meer, zooals thans,
de ideeën zullen kunnen beheerschen, doch
de heilzame principen integendeel aan de
wetgevende vergaderingen de zoo hoog
Doodige nieuwe kracht en invloed zullen
gaan schenken, waaraan zij zoo groote
behoeften hebben.
In afwachting van dit voorstel, dat mij
akijd heeft toegelachen, doch hetwelk als
zoovele goede zaken niet gemakkelijk in
practijk te brengen is, zijn in de Kamer de
belastingsontwerpen van den heer Cochery,
den Minister van financiën, in behandeling
gekomen, en dit onderzoek heeft zich tot
hiertoe door niets bizonders gekenmerkt.
Het moeielijkste punt zal voorzeker de be
lasting zjjn welke men op de Fransche rente
Wil gaan toepassen en waartegen zich reeds
vele stemmen deden hooren die, indien het
land geld noodig heeft, met de regeering
zeer ver mee willen gaan, doch die deze
belasting niet zullen aannemen, omdat zij
niet alleen hoogst gevaarlijk doch doodend
voor 's lands crediet zal zijn. Het zoude mij
ook niets verwonderen of het gouvernement
zal moeten toegeven. De rente-belasting
treft de Fransche loyauteit en zoude Frank-
rijks crediet tot die van zekere staten, zoo
als Italië, Turkije en Griekenland doen
dalen. Zij zal nog meer de armen en de
kleine renteniers schaden dan de rijken en
vele afgevaardigden zullen met het oog op
hunne kiezers er wel tweemaal over denken
alvorens zulk een kras middel om de finan
ciën wat te steunen, aan te nemen. De
debatten waren niet geanimeerd en deden
duidelijk zien, dat men die warme zomer
dagen al zeer weinig voor zulke stevige
kost, als belastinghervormingen zijn, ge
schikt acht.
Den 24sten Juni was het twee jaren ge
leden, dat president Carnot te Lyon laag
hartig vermoord werd. Zondag den 28sten
werd te Nancy een gedenkteeken ter zjjner
eere opgericht, onthuld. De ministers Bar-
thou en Boucher waren, evenals de heer
Ernest Carnot, de oudste zoon van den
betreurden president, daarbjj tegenwoordig.
De heer Barthou maakte van deze gelegen
heid gebruik om in zijne welsprekende
reden ridderlijk te verklaren, dat het tegen
woordige kabinet een gematigde staatkunde
wil voeren, doch dat dit in het geheel niet
de beteekenis heeft, dat het niet tevensin
alles den waren vooruitgang zal bevorderen.
Bij de onthulling schetste hij in tref
fende bewoordingen het leven van toe
wijding en zelfs verachting van den heer
Carnot, bij elke reis welke hij ondernam,
trachtte hij de vereeniging van alle Fran
schen in de Republiek te bevorderen. «De
«onsterfelijke roem van Carnot zal zijn, zoo
«eindigde, hij, het idéaal van eendracht
«onder de zonen van hetzelfde land, zooveel
«in zijn vermogen was, te hebben doen
«toenemen. Het was aan u, Mijne Heeren,
«beschoren die edele figuur in een monument
«te vereeuwigen. Gij hebt met hem hulde
«te brengen, u zeiven vereerd. De regeering
«heeft zich bij dat huldebetoon willen aan-
«sluiten. De groote mannen welke men
«vereert, zetten zoo, na hun dood, hun wel-
«dadig werk nog voort. Dit beeld zal aan
«de komende geslachten leeren hoe men
«voor Frankrijk en de Republiek leeft
«doch helaas ook hoe men voor haar
«sterft. Niemand verdient meer als voor
sbeeld gesteld te worden dan Sadi Carnot.
«Hij zal altijd een der grootste burgers
«blijven waarop een groot land trotsch kan
«zijn."
Het gedenkteeken is het werk van den
heer Prouvé en bestaat in eene pyramide
van tien meters hoog. Op de helft dezer
hoogte is een medaillon aangebracht met
de buste van den president Carnot omkranst
met lauweren. Daaronder twee vrouwenbeel
den die elkander als twee zusters omhelzen
en de Fransch-Russische alliantie voorstellen.
Op de vier zijden werden marmeren platen
met de herinneringsinscripties aangebracht.
Het geheel maakt een goeden indruk en wordt
algemeen geprezen.
De tweede zoon van Louis Philippe, de
hertog van Nemours, is te Versailles in het
hotel des Recevoirs op ruim een-en-tachtig
jarigen leeftijd overleden en den lsten Juli
te Dreux plechtig begraven. Hij was de
oudste van den stam geworden en wordt nu
door den hertog van Aumale daarin opge
volgd. Hij woonde in den laatsten tijd in
Avenue de Kleber en vertoonde zich weinig
meer in de wereld. Een groote rol heeft
hij nooit in Frankrijk gespeeld, en van 1848
tot 18/1 was hij of in Amerika of in Enge
land. In 1831 was hij ook candidaat voor
de Belgischen troon, doch daar zijn vader
zich daartegen krachtig verzette, gaf men
dit plan op. Zijn zuster, die met Leopold I
huwde, werd echter de eerste koningin der
Belgen en was daar gedurende haar leven,
en zelfs nog thans, zeer bemind.
Fidklius.
Parïjs, 20 Juni-3 Juli 1896.
BINNENLAND.
De minister van Financiën heeft op eene
audiëntie, verleend aan ambtenaren der
registratie, directe belastingen, posterijen
en telegraphie, medegedeeld dat, niettegen
staande de vele werkzaamheden op wetge
vend gebied aan zijn departement er toch
gelegenheid is gevonden om eene verbete
ring van de borgtochtregelmg ter hand te
nemen en een avant-projet is gereed ge
maakt. Over dat ontwerp, waarbij uit den
aard der zaak moet worden gelet op zoovele
omstandigheden en bezwaren, welke zich
in de toekomst kunnen voordoen, zij n gevraagd
de adviezen van deskundigen. Zoodra de
adviezen zijn ontvangen, kan het ontwerp
worden vastgesteld en een wetsvoorstel
worden ingediend, dat, zooals de minister
vertrouwt, zal voldoen aan de wenschen der
ambtenaren.
De minister van Waterstaat, de heer Ph.
W. van der Sleijden, zal op 18 Juli de
feestelijke opening van het nieuwe station
te 's-Hertogenbosch bijwonen en ook deel
nemen aan het diner van gemeentewege,
waartoe de leden van den raad van toezicht
op de spoorwegdiensten, van den raad van
commissarissen der Maatschappij tot Exploi
tatie van Staatspoorwegen en andere autori
teiten worden uitgenoodigd.
De Nederlandsche minister-resident te
Peking, de heer Knobel, heeft zich gisteren
ochtend ten 7.20 uur naar Keulen begeven,
ten einde zich bij den thans daar vertoevendeh
Chineeschen Staatsman Li-Hoeng-Tsjhang te
voegen, met wien hij heden-namiddag in
de residentie zal terugkeeren.
Lombok.
Aan het departement van koloniën is het
volgende op gisteren gedateerd telegram
van den gouverneur-generaal van Ned.-Indië
ontvangen
Militaire patrouilles naar Praja enBatoe-
Klian gezonden ter opsporing- van 13 muiters
tegen Praja's gezag, waaronder zich hoofden
bevinden.
Engelenberg is reeds te Praja. Liefrinck
gisteren naar Lombok vertrokken.
Omtrent het aan arbitrale uitspraak onder
worpen geschil tusschen Nederland en Groot-
Brittannië betreffende de Costa-Rica-Packet
verneemt de N. R. Ct. dat thans door de
Engelsche regeering eene nieuwe memorie
(repliek) is ingediend. De Nederlandsche
regeering beeft nu nog een termijn om
harerzijds een laatste memorie in te dienen.
De plechtige bijzetting van het stoffelijk
overschot van prins Willlem George
Frederik van Oranje-Nassau in
de Nieuwe Kerk te Delft.
Nadat overtuigend de indentiteit van de
te Padua eindelijk gevonden stoffelijke over
blijfselen van prins Willem Geoi ge Frederik
van Oranje Nassau, den 6 Januari 1799
aldaar overleden, gebleken was, werden ze
volgens den wensch van H. M. de Koningin-
Regentes plechtig naar den Delftschen graf
kelder overgebracht, teneinde daar op Neder-
landerlandschen bodem vredig te rusten.
De trein, die 1 Juli te middernacht met
het stoffelijk hulsel Padua verliet, steeds
onder het eeregeleide van den adjudant
der Koningin, luitenant-kolonel baron Sute-
ma van Grovestins, en van den ordonnance-
officier jhr. van Suchtelen, kwam met deze
vertegenwoordigers van H. M. gisteren-och
tend te 10 u. 43 met den Staatsspoor te
's-Gravenhage aan.
De luitenant generaal, chef van Hr. Ms.
Militaire huis, luitenant-generaal graaf
Dumonceau, benevens de adjudant, majoor
jhr. v. d. Poll, tevens belast met de regeling
der plechtigheid, wachtte het overblijfsel
op, dat, vergezeld door dit viertal officieren
van Hr. Ms. Mdhtaire Huis, onmiddellijk
over de verbindingslijn langs het Hollandsche
Spoorstation, verder naar de Prinsenstad
werd vervoerd.
Het oponthoud aan het Staatsspoorstation
te 's-Gravenhage was van korten duur. Aan
den gewonen trein uit Bazel was achteraan
een transportwagen van de Italiaansche
spoorweg-maatschappij en een salonrijtuig
voor het eeregeleide vastgehaakt. De waggon,
die met de driekleur overdekte lijkkist be
vatte, was met zwart floers bekleed, terwijl
prachtige kransen en palmtakken over het
lijkkleed waren gespreid.
De wagen bleef gesloten, zoodat de onder
officieren van het reg. grenadiers en jagers,
sergeant-majoors Brands, Hoek en de ser
geanten «an der Griendt, Meys, Spieksma
en Botter, die aangewezen waren als dragers
dienst te doen, konden volstaan met het
opwachten van den trein, die aan het tweede
perron aankwam te 10.46 u, en, nadat van
locomotief was gewisseld, presies om 10.59
over het verbindingsspoor het station verliet.
De adjudant generaal graaf Dumonceau
en de oudste adjudant van H. M. de Konin
gin jhr. van de Poll, waren vooraf ingestapt
in het salonrijtuig bij den adjudant baron
Sirtema van Grovestins en den ordonnance-
officier jhr. van Suchtelen van de Haere,
die tijdens het oponthoud den trein hadden
verlaten.
Op het gewone perron waren nog vele
belangstellenden tegenwoordig.
Bij aankomst aan het station van het
Holl. spoor werd wederom van machine
verwisseld, waarna de trein, onder leiding
van den waarn. inspecteur van het vervoer
NIEUWE SCHIEOAMSBHE COURANT