Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
eerste blad.
bureau "28ofersfraaf 50.
19de Jaarg.
Zondag 20 December 1896.
No. 5675.
Parijsche Kroniek.
Er
Feuilleton.
A.LGEMEEN OYEIIZ1CHT.
NIEUWE SCHIEOAMSCHE COURANT
PRIJS YAN DIT BLAD:
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
o.
- .0.05
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
de i Wordt in de laatste weken veel over
Jarijsche geneesheeren gesproken, en
ewel ik gaarne geloof, dat er gelukkig
nigen zijn die zooals de gearresteerden
toren Boileux en Lazarrige zich tot
^'atbare praktijken leenen, toch deed ik
er zeil de ondervinding op, dat zij de
ergehjking met hunne confrères uit klei-
'ere plaatsen, ja zelfs met den plattelands-
^eneesheer dikwerf niet kunnen doorstaan.
e positie van den laatsten is dan ook ge-
r-6el verschillendhij heeft aan de beko-
^lngen noch aan de kostbare eischen, welke
^en wereldstad onvermijdelijk medebrengt,
e te weerstaanzijne gewoonten zijn
^'voudiger en hij stelt zich dus met min-
r tevreden. Buitendien is hij voor zijne
J-aen niet zoo uitsluitend geneesheer, doch
^'kwerf een raadgever, een vriend, ja als
^are een biechtvader, en zijne weldadige
lnvloed, indien hij een fatsoenlijk man is,
6,1 het tegendeel komt gelukkig zelden voor,
st|,ekt zich zeer verre uit, zoodat hij niet
Ze'den een soort voorzienigheid zijner buurt
^Vordt. Buitendien is hij meestal een handig
Ptacticien, en heeft hij niet zooals zijn con
gres der groote steden de voortdurende
gelegenheden tot wetenschappelijke studiën
*1)1 praktijk schenkt hem daarentegen veel
gfooter terrein om met succes de kunst
*ari te genezen uit te oefenen. Immers,
kent veel beter zijn patiënten dan den
arijschen dokter, die soms, hoe knap ook,
e veel moet raden of veronderstellen, het-
&6en zijn confrater reeds lang door onder-
tiding weet. Het is dan ook waar wat
agon, de geneesheer van Bodewijk XIV,
*®ideIn de geneeskunde is ondervinding
'deer waard dan geleerdheid.
Eat dit princiep ook thans nog door velen
gehuldigd wordt, bewijst het nieuwe too-
10)
rt-— Zijn hart is voor mij gesloten, zeide
J by zich zelve ik heb niets verders te
frichten. Mijn God, wanneer zult Gij mij
epen ter plaatse, waar moeders in vrede
unnen rusten?
Ee nacht begon te vallen. Mevrouw Val
cour rees op.
■n, ~~1 Eaat ons terugkeeren, zeide zij, ik
*or4 koud. J
En onwillekeurig liet zij er op volgen
Ach wat is dit eene treurige plaats
ho. 's waar> antwoordde de krijgsman,
"et is als eene grafplaats.
Ono-oi i zal mijne zijn, Leozeide de
At J"ge Vr0UW zacht' terwijl zij kramp-
g den arm haars zoons vastgreep.
neelstuk l'Evasion (de Ontsnapping) van
den heer Brieux, in 't begin dezer maand
voor het eerst in het Theatre Frangais
opgevoerd. Een tendenzstuk zijnde wordt
het natuurlijk zeer druk en verschillend
besproken en beoordeeld. De schrijver stelt
zich er in ten doel, de overdrijving van de
leer der overerfelijke hebbelijkheden of
kwalen in familiën of geheele geslachten te
doen uitkomen. Ik zal niet beslissen of het
stuk, dat zeer onderhoudend en knap ge
schreven is, genoeg bewijzen aanvoert om
de voorstanders van het «atavisme" te be-
keeren; doch er komen scènes in voor, die
een ieder stof tot nadenken geven en het
oogenblik waarin den beroemden professor
moet bekennen, dat zijn wetenschap failliet
heeft gemaakt, is hoogst aangrijpend.
L'Evasion geeft ons behalve deze ge
leerde, een professor, nog verschillende
doktoren te zien en het is de gestrenge
mijnheer niet met zijn witten das en in
zwarten rok, die Latijn spreekt en wiens
gelaat zich nooit ontplooit, die er de mooie
rol in speelt, doch wel de plattelandsdokter
met zijn gemoedelijk gelaat, de vriend die
geneest als hij kan, vaak het lijden ver
zacht en altijd troost brengt.
Nooit is hem iets te veel, indien het zijn
medemensch geldt. In het hollen van den
nacht verlaat hij zonder morren zijn warm
bed en gaat door de duisternis en koude
naar den zieke die hem roept en angstig
wacht.
Intussc'nen is de bevreesde moeder bij den
grooten schoorsteen waarin het vuur brandt
en de waterketel, zingt half ingedommeld.
Zij laat de kralen van haren rozenkrans
langzaam door hare vingers glijden, scherpt
haar oor bij het minste gerucht in de straat
en werpt van tijd tot tijd een navorschenden
blik in den nacht. Op eens heeft zij een
zware stap gehoord tegelijk met een hoesten
haar welbekend. Het is de dokter «Voor
zienigheid". Man, doe gauw open. En
Hannes, zwaar, de oogen nog vol slaap, na
Wat zegt gij, moeder? viel hij haar
haastig in de rede.
Ja, ik heb het lang gedacht, zonder er
evenwel over te spreken, maar ditmaal ver
lang ik dat gij het wetet. Dit is mijn ver
langen Deze goederen moeten in de familie
blijven, waarvan Gjd u het hoofd heeft
gemaakten ik wensch, dat, hetgeen van
mij overblijft, nadat ik u verlaten zal hebben,
hier zal neergelegd worden.
Moederik bid u, laat ons daar niet
over spreken 1 en hij huiverde van afschrik
bij deze gedachte.
Ik wil spreken, mijn zoon daarenboven
is het daarvoor misschien ook tijd, vervolg
de de zieke op koelen toon. Gij zult boven
mijn graf een eenvoudigen steen laten op
richten. Gij verstaat mij, ik beveel het u,
gij zult mij onder deze treurwilgen ter ruste
liggen
III.
Zie hier mijne bevelen.
Zijn oog isjvol vrees, zijn hart vol haat. Hij
heeft gezworen met dien man, die zoo lang
een dag veldarbeid, staat op en opent, zoo
vlug zijn oude beenen wat stijf van de jicht
hem dit toe staan de deur. O, dokter,
wij wachten U met ongeduld. Goeden dag
mijne kinderen. Wie is hier ziek Gij toch
niet vader Hannes, je ziet er uit als het
eeuwige leven en ook niet moeder Rooze,
die schijnt me even frisch als haar naam.
Neen dokter, met ons gaat het zooals het
twee versleten potten gaan kan. Neen het
is de kleine Suze, die ziek is. Zij gloeit zoo,
hoest en rilt van de koorts. Dat maakte
ons ongerust en wij hebben U laten roepen.
U zal ze wel spoedig genezen niet waar
Wij hebben haar zooals U weet, alleen nog
over, ons kleindochtertje, de laatste, want
de kinderen zijn ons allen voorgegaan. En
de goede vrouw wischt met de punt van
haar sloof vlug een traan weg, terwijl de
oude zijn blauwe muts bekijkt, welke hij
zenuwachtig in zijn handen ronddraait.
Kom moedertje, zegt de dokter wat barsch
en alsof hij boos was, schreit nu niet, als
de kleine ]het eens zag Ja, dokter, U
heeft gelijk. Breng me bij haar en houd
je goed, we zullen ze wel beter maken;
we hebben voor heviger vuren gestaan.
De dokter gaat de kamer binnen, waar
het kind rood van de koorts in haar bedje
ligt te beven. Wat is dat ben je ziek en
dat zonder er mij permissie voor gevraagd
te hebben en glimlachend onderzoekt hij
zijne patiente. En het kind ziet hem met
hare groote blauwe oogen onrustig aan,
terwijl hij eenige vragen doet, stelt hij haar
gerust en verbiedt haar eindelijk nog langer
te spreken.
Weest gerust, zegt hij weggaande,
het zal niets zijn, maak je maar niet angstig,
met Sinte Catherine zal je je mooie hoed
met bloemen kunnen opzetten en op de
markt dansen.
Hjj lacht haar opbeurend toe; zij ant
woordt met een glimlach en de genezing
schijnt reeds begonnen.
In V Evasion heeft de heer Brieux aan
zijnen toorn getergd heett, een einde te
maken. Hij zit voor eene tafel, waarop ver
schillende papieren in wanorde verspreid
liggen. De brieven, die zijnen doodsvijand
op het strijdperk roepen, zijn in gepaste
vormen reeds geschreven. Binnen een uur
zullen deze koude maar bepaalde regelen
hunne bestemming bereikt hebben en mor
gen zullen beide officieren tegenover elkan
der staan, om dien langdurigen twist, die
door duizenderlei bitterheden in het leven
geroepen is en met een weinig kalmte had
geschikt kunnen worden, te eindigen.
Om aan zijn hartstocht te voldoen, had
Valcour alles vergeten zijne moeder, zijne
ziel, zijnen God. Hij windt zich zeiven op,
als ware hij bevreesd, dat zich eene goede
gedachte in zijne ziel zou vestigen.
Hij vreest tot zelfs de herinneringen zij
ner eerste jeugd, en mochten ook al die
woorden zijner moeder: «Zijt goed, mijn
zoon, en wees kalm!"die hij zoo dikwerf
gehoord had, zich aan hem opdringen hij
verbant ook deze verre van zich.
Neen, neen, alles is geëindigd. De toorn
heeft zich geheel van die ziel meester ge
maakt. Ga heen, geheiligde herinneringen
Ga heen, kinderlijke gewaarwordingen 1 daar
de corporatie dezer edele mannen de ver
schuldigde eer willen bewijzen met er zulk
een sympathiek figuur in te doen optreden
dat hij alle harten wint en de toejuichingen
welke den tooneeispelen dezer dankbare rol
inoogst, zijn niet alleen aan zijn kunst doch
zeker ook voor een groot deel aan die
duizenden doktoren, menschen vrienden, ge
richt, welk het een waar geluk is op zijn
levenspad te mogen ontmoeten, leeren ken
nen en hoogachten.
In de Hollandsche kranten het bericht
lezende dat onze Koningin-Regentes aan den
President der Republiek door haar gezant
alhier, de Ridder de Stuers, een Nederlandsch
boek bad doen aanbieden, twijfelde ik geen
oogenblik of daar moest een misverstand
hebben plaats gehad.
Men heeft zeker voor T>lion Nederlandais"
y>livre neerlandais" gelezen, want de
Ridder de Stuers is Zaterdagsmiddags ten
3 ure aan president Félix Faure officieel
het grootkruis der orde van den Nederland-
schen leeuw, vergezeld van een eigenhandig
schrijven der Koningin-Regentes, komen over
handigen. Hij werd met militaire eer ont
vangen en uitgeleide gedaan.
Ongetwijield eene tegen-beleefdheid voor
de lieve ontvangst en de égards aan onze
Koninginnen tijdens haar verblijf te Aix-les-
Bains door de Franschen bewezen.
Parijs, 4/18 Dec. 1896.
Fidélius,
19 December '96.
De wet op het leger-contingent is door
de Kamer van afgevaardigden in België
met 78 tegen 53 stemmen en 2 onthoudingen
aangenomen. Het jaarlijksch contigent is,
'naar den wensch der Regeering, op 13.300
bepaald.
De afschaffing van het dagbladzegel in
Oostenrijk heeft nu toch veel kans niet al
is voor u thans geene plaats, de hartstocht
heeft alles ingenomen, en heeft, zoo als de
Kerk leert, beleedigingen, Godslasteringen,
verwenschingen, wraak en ergernis met zich
mede gevoerd.
Het is dan op morgen, dat hij zal gaan
vechten. Wat begeert hij om zijne wraak
te koelen Bloed Neen, bloed kan uitge-
wischt worden. Neen, hij moet een geheel
leven opofferen, het doet er niet toe welk,
misschien het zijne, misschien wel van beide
strijders. De vijand kan niet meer terug
trekken, want zoodra hij die moordende re
gelen ontvangen heett, gaat ook hij zijne
wapenen in orde brengen, vergeet ook hij
zijne ziel, en schrijdt ook hij voort tot den
drempel der eeuwigheid, zijn lichaam over
gevende aan het wisselvallig lot van een
tweegevecht, ijselijke gedachte een tweege
vecht op leven en dood.
Wordt vtrvalgi.)