V» C.en Stads- en Gewestelijk Nieuws. BINNENLAND. he Jet. Se densche bladen maakt dit feit bekend en ze voegt er aan toe, dat men geen goloof moet hechten aan de geruchten, dat het Britsche eskader in het Oost-Azië zich van hot eiland Quelpart zou willen meester maken. Dat de Britten iets voornemenszijn te Shangai, wordt tot dusver niet ontkend. En als het zoover mocht komen, dat Duitsch- land Kiau Tsjou, Rusland Port Arthur en Engeland Shar.gai voorgoed in bezit zouden krijgen, dan mag men gerust zeggen, dat de Duilschers er niet 't best aan toe zijn. 't Is echter de vraag of de Mogendheden de bezetting van een zoo belangrijk punt als Shangai door Engeland zullen toestaan. Men houdt het er voor, dat het Engelsche eskader in Wei-hai-wei zal gaan liggen, natuurlijk eveneens bij wijze van Winter kwartier. Wei-hai-wei ligt vlak tegenover Port-Arthur. En dezer dagen kan men den vierden kaper op de Chineesche kust verwachten, want uit Nangasaki wordt bericht, dat een groot Japansch eskader die haven heeft ver laten. Naar men uit Tokio seint, is daar alles rustig. De veronderstelde bezetting van Port-A.rthnr door de Russen veroorzaakt onder het volk weinig beweging. De Times meent in een hoofdartikel, dat als de Engelschen Tsoe sjan niet bij verdrag kunnen inlijven, zij wel elders eenig Chineesch grondgebied vanwaar Shangai gemakkelijk bereikbaar is, zullen inpalmen. De Times heeft er niets tegen dat Ouitschland en Rusland Chineesche havens benaderen, mits Engeland behoorlijk zijn deel krijgt. Te Shanghai heerscht de meening, dat Japan en Engeland gezamelijk zullen op treden. Mocht dit werkelijk het geval zijn, dan krijgen de vloten der Russen en Buitschers' te kampen met een geduchten vijand. Er is en wordt hard gewerkt aan de versterking der Japansche zee- en land macht. Wel zijn nog alle nieuwe schepen niet gereed, doch er is met zulk een spoed gewerkt, dat er veel te zeggen valt voor de theorie van de Standard, die uitgaat van de veronderstelling, dat Japan zeer wel voorbereid is geweest op hetgeen thans is geschied. ïHoe plotseling de uit voering der jongste »coups" ook heeft plaats gehad, toch kan niet verondersteld worden dat zij het kabinet te Tokio als een groote veras sing zij overvalen. Iets van dezen aard werd elk oogenblik mogelijk geacht. de voort durende aandacht, welke door hen gewijd werd aan de verbetering, hunner militaire organisatie was ongetwijfeld voor een groot deel verschuldigd aan de overtuiging, dat de tijd; waarop weer naar de wapenen moest worden gegrepen, niet ver meer was". Schiedam, 23 December 1897. Bescherming onzer Havenwerken. Zooals reeds uit ons Kamerverslag bleek, heeft Schiedams afgevaardigde ter Tweede Kamer bij het debat over de Waterstaats- begrooting ook een lans gebroken voor onze haven, die van de snel voorbijvarende stoombooten zooveel te lijden heeft. De zaak is reeds meermalen in den Gemeenteraad ter sprake gekomen, maar de gemeente schijnt er niets aan te kunnen doen. De heer Van Limburg Stirum over wegende den voortdurenden last die niet alleen Schiedam, maar ook hare zustersteden Vlaardingen en Maassluis van dat onbe suisd voorbijstoomen ondervinden, vestigde er de aandacht van den Minister op en deed mededeeling van .een lijst van verschillende ongevallen aan de havenwerken van Schie dam of aan in de haven liggende sche pen toegebracht, luidende als volgt Het breken van nieuwe stalen trossen in de haven van Schiedam komt om zoo te zeggen ieder oogenblik voor, en die haven ligt 500 M. van de rivier. Het is een keer gebeurd (in 1893) dat door het snel voorbij varen van een groote boot het tjalkschip De vrouw Wilhelmina losgeraakt en oogen- blikkelijk gezonken is- Niet alleen wordt aan de schepen op die wijze schade toegebracht, want zij drijven dar. rond in de haven maarook de sluizen- zelven komen door het te snel varen van stoomschepen in gevaar. Het is voorge komen in 1893, dat, volgens waarneming van de beide sluiswachters, het water in de sluis 10 centimeters werd weggezogen door de snelle vaart van een voorbijgaand schip. En wat veel sterker is, eens is het water in de sluis 30 centimeter weggezogen en het spreekt van zelf dat daardoor het be staan der sluisdeuren in gevaar wordt ge bracht. Onze geachte afgevaardigde vroeg ten slotte of er mogelijkheid was om in aan passing van de tweede alinea van art. 30 van het koninklijk besluit van 13 Augustus 1891 (Staatsblad no. 158) aan het gemeente bestuur van Schiedam de bevoegdheid te geven seinen tot aanmaning de vaart zooveel te verminderen als noodig is om nadeeligen golfslag te voorkomen, in de haven alhier te plaatsen. Is dit formeel onmogelijk, dan zou hij den Minister in overweging willen geven om op de een of andere wijze door het provoceeren van nieuwe bepalingen in deze te voorzien. De minister van Waterstaat den ge- achten afgevaardigde van Schiedam beant woordend, wees op de moeilijkheid om over treding van het voorschrift omtrent het voorbijvaren van stoomschepen te consta- teeren en merkte omtrent de bevoegdheid door Schiedams afgevaardigde voor de ge meentebesturen gevraagd het volgende op Het zal evenwel den geachten afgevaar digde niet ontgaan zijn, dat het reglement berust op de wet van 1891, die slechts bevoegdheid geeft bepalingen in het leven te roepen tot bescherming van 's Rijks werken en tot verzekering van het doel matig en veilig gebruik dier werken. Vol gens de wet kunnen dus geen bepalingen worden vastgesteld tot bescherming van gemeentewerken. Trouwens het komt mij voor, dat zoolang geen beter middel bestaat om overtreding der bepalingen te consta- teeren, het toch weinig zou baten of ile gemeentewerken al dan niet beschermd worden. Ik geef echter toe, dat de zaak van veel belang is en dat getracht moet worden in het bezwaar te voorzien. Ik geloof echter dat de weg om daartoe te komen een andere is dan de afgevaardigde zich voorstelt. Ik meen namelijk, dat het overweging verdient te onderzoeken of het niet mogelijk is door gebruikmaking van de bevoegdheid die aan de ambtenaren van den waterstaat toekomt om zich op de schepen te begeven en daar desnoods bevelen aan de gezagvoerders te geven, de zaak tot een goed einde te brengen. De heer Van Limburg Stirum den Minister voor zijne welwillende woorden bedankend, repliceerde nog als volgt Er is intusschen één punt dat ik moet releveeren. De Minister veronderstelt, dat ik niet wist, dat het Koninklijk besluit die kwestie slechts regelt voor werken Donder beheer van het Rijk" staande. Ik wist dat zeer goed. (Maar ook de dijksbesturen hebben volgens art. 30 voornoemd de bevoegdheid in seinen te plaatsen, en deze beheeren werken die niet onder het beheer van het rijk staan. Ik laat de vraag rusten in hoeverre het gemeenbestuur van Schiedam daar immers de havenwerken aldaar zich aan dijken aansluiten als een dijksbestuur te be schouwen is. Maar wanneer een dijksbestuur bevoegdheid heeft in deze handelend op te treden, zie ik niet in waarom aan een gemeentebestuur niet dergelijke bevoegdheid zou kunnen worden toegekend. Ik neem intusschen acte van de.verklaring van den Minister, en ik hoop en vertrouw dat op de wijze als door Zijne Excellentie in vooruitzicht wordt gesteld, aan de bezwaren tot wier tolk ik mij gemaakt heb, zal worden te gemoet gekomen. Schiedams afgevaardigde heeft zeker Schiedam en de zustersteden aan de Maas een goeden dienst bewezen door ook dit gewichtig belang in de Kamer ter sprake te brengen. Het is zeker te hopen, dat zijne bemoeing te dezer zake er toe bijdrage, de zoo gewenschte en hoog noodige verbetering spoedig te verkrijgen. Heden-ochtend kwam in het Groenweegje alhier de kap van den wagen van den bode A. van der Touw zoo geweldig in botsing met een uitstekende straatlantaarn, dat die lantaarn geheel afbrak. Gelukkig bepaalde zich daartoe het ongeval, daar verder nie mand eenig letsel kreeg. De voortgezette vergadering van den Gemeenteraad, welke aan het eind der raadszitting van II. Dinsdag noodig bleek, zal aanst. Dinsdag 28 December, 's na middags 2 ure plaats hebben. TWEEDE KAMER. Avondzitting van Dinsdag 21 December. De beraadslaging over de afdeeling spoor wegen werd voortgezet. De heer R o e s s i n g waardeerde 's Mi nisters goede voornemens ten opzichte van den Noord-Ooster lokaal-spoorweg. Hij verzocht hem zijn invloed aan te wenden, opdat de spoorwegmaatschappijen minder het eigen belang dan het algemeen belang tot richtsnoer uilen nemen. De heer Van Kol vestigde 's Ministers aandacht op den langen arbeidsduur van het personeel van de Staats- en Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij en op de grieven van het personeel van de voormalige Rijnspoorwegmaatschappij. Hij drong aan op wegneming der bronnen van onrecht, benadeeling en rechtskrenking dien beamb ten aangedaan, vooral nu de aandeelhouders der voormaiige Rijnspoorwegmaatschappij zoo duur zijn betaald en de hoofden zoo goed bedacht zijn bij de overgave. Wat den diensttijd betreft, klaagde hij vooral over overdreven nacht- en dagdiensten. In het belang van de gezondheid en het levens geluk van het treinpersoneel, maar ook vooral van de veiligheid op de spoorwegen, vroeg hij spoedige voorziening. Spr. wil invoering van den 10 urigen arbeidsdag in de concesdën bepaald zien. De heer VandenBerchVanHeem- stede wenschte, dat de verbindingslijn tusschen Staats- en Holl. Spoor te 's-Gra- venhage meer ten nutte van het publiek gebruikt werd. De heer Bas ter t besprak de belangen van het voormalige Rijnspoorwegpersoneel en drong aan op zuinigheid bij den stations- bouw. De heer S m e e n g e betoogde de nood zakelijkheid van vergrooting stationsempla cement te Meppel, van aanleg van dubbel spoor op de lijn MeppelZwolle en van den loop der treinen. Nog vroeg hij ver gemakkelijking van het vervoer van vee en landbouwproducten per spoor; betere ver lichting der spoorwegwaggons en betere regeling der sluiting van de spoorwegbruggen, vooral van die bij Dordrecht. De heer V a n G ij n achtte, wat dit laatste punt betreft, evenzeer voorziening noodig en drong met nadruk aan op overkapping van de stations Dordrecht en Tilburg. In zake de verbetering van den Dordtschen Water weg betuigde hij vertrouwen in 's Min. voornemens. De heer Tydens besprak de wensche lijkheid van vrybiljetten voor de leden der Staten-Generaal op de spoorwegen, althans van billijker vervoer. De heer Van der Zwaag vestigde de aandacht op den langen diensttijd en het lage loon der spoorwegwachteressen. De heer B a h 1 m a n n acht overkapping van het station Tilburg nookzakelijker dan dat Dordrecht. De Minister van Waterstaat, de heer L e ly. hoopte spoedig een voorstel betrefïenden den N. O. Locaalspoorweg in te dienen, verzekerd dat tugenover de spoorwegmaat schappijen zelfstandigheid wordt betracht en kan niet op alle knooppunten aansluitingen waarborgen. Wat het personeel van de voormaligeRijnspoorwegmaatschappij betreft, verdedigde de Min. de Staatsspoorwegmaat schappij tegen de bewering dat zij hare verplichtingen niet nakomt. Hij zal gaarne een minnelijke schikking bevorderen al zullen de klachten daardoor niet weggenomen worden. Daarom helt de Min. meer over naar het uitlokken eener rechterlijke be slissing. De diensttijd van het spoorwegpersoneel is zeker lang, maar niet te vergelijken met gewonen werktijd. Wijziging van hetstations- emplacement te Meppel is in onderzoek. Dubbelspoor op de lijn Meppel—Zwolle acht de Minister niet noodig. Uitbreiding der dienstregeliug op de verbindingsbaan zal hij overwegen. Toekenning van vrij vervoer voor de Kamerleden moet bij de wet ge schieden. Overkapping te Tilburg heeft ook z. i- den voorrang. De heer Van Kol hield nader het goede recht staande van het voormalige Rijnspoor wegpersoneel en acht het te afhankelijk om tegenover de Staatsspoorwegen te proce- deeren. De Minister verklaarde voornemens te zijn den arbeidstijd van het spoorwegpersoneel te 1 herzien en bleef hen, die zich in hun rechten gekrenkt achten, naar den rechte*1 verwijzen. De heer K e r d ij k gat nog eenige wenke" omtrent een toekomstige regeling van den arbeidstijd. Bij art. 146 ontkende de hee> Van Karnebeek het algemeen belang bij het subsidieeren van een paardentramvveg van Kantes naar Winsum. Na verdediging der subsidie door den heer Schepel en den Minister wei'd de post goedgekeurd met 63 tegen 4stemmen Woensdag voorzetting. Zitting van Woensdag 22 December. De voorgestelde opheffing van de ij k k a n t o r en te Nijmegen en te Breda, werd bestreden door de neeren De Klerk, Dobbelmann en Smeenge, uit een oogpuns van nadeel voor ijkplichtigen, pef* sorieel en kleine industrieelen. De Minister verdedigt de inkrimping' 't Gaat niet aan alléén ter wille van het personeel kantoren in stand te houden, die eigenlijk geenrecht van bestaan meer hebben- Een amendement van den heer Dobbel mann tot verhooging van het betrekKelijk artikel met f4250 tot herstel van de beide kantoren, wordt, na bestrijding door den M*' nister, verworpen met 44 tegen 28 stemmen- De heer Nolens klaagt over de thans bestaande m ij n w e t, waardoor kapittel, ondernemingsgeest en aanvraag naar werk niet tot hun recht kunnen komen. In het zuiden des lands zijn vele steenkolenmijnen 1 kapitaal is er genoeg, aan ondernemers geen gebrek evenals aan arbeidskrachten- Wetswijziging is dringend noodig om spe- culatieve concessiën te voorkomen. Er moet bij het aangaan van concessiën zekerheid bestaan, dat er ook tot exploitatie zal wor den overgegaan. Ook moeten er voorwaar den gemaakt worden in het belang van de mijn-arbeiders, o.a. verzekering tegen onge lukken, enz. De heer H a r t o g h dringt ook op her ziening van de mijnwet van 1810 aan. De Minister deelt ten volle de wensche- lijkheid daarvan. Sedert een paar maanden is een nieuwe mijnregeling ter hand genomen- Op een vraag van den heer Bahlmann antwoordt de Minister, dat binnen den kortst mogelijken tijd een wetsontwerp tot verzekering te,gen ongelukken zal worden ingediend. Bij de afdeeling arb eidsinspectie wijst de heer Pyt terse n naar aanleiding van mededeelingen van den inspecteur in de le divisie op den nadeeligen invloed voor de arbeiders in de lucifersfabrieken van de fostorusbewerking en hij geeft in overweging de in Zwitserland en Dene marken genomen maatregelen om nadeel van het gebruik van witte fosforus tegen te gaan, ook voor te schrijven. Voorts wijzende op het schadelijke van de gedwongen winkelnering, vraagt hij of de minister wettelijke bepa lingen daartegen wil opnemen, en ook of de minister wil medewerken tot beperking van overmatigen arbeidstijd in het bakkers bedrijf. De heer H e 1 d t wenscht in de arbeids inspectie ook vrouwen en werklieden op te nemen en hij dringt op verkorting van den arbeidstijd van de winkelmeisjes aan. De Minister verklaart, dat de kwestie van fosforusvergittiging in onderzoek is, en er overwogen wordt in hoeverre er maat regelen zijn te nemen tegen het gebruik van witte fosforus. Het b a k k e r sb e d r ij f zal worden op genomen in de wet tegen overmatigen arbeid voor volwassenen. Gedwongen winkelnering behoort thuis bij de Justitie. Omtrent opneming van vrouwen en werklieden in de arbeidsinspectie kan hij thans geen toezeg ging doen. Opneming van practische per sonen daarin acht hij gewenscht, maar op dit oogenblik is uitbreiding niet noodig. De heeren De Waal, Malefijt en V e e g e n s bespreken de achterstel ling van de telegraafambtenaren bij de postambtenaren. Laatstgenoemde wenscht vermeerdering aantal brievenbussen en be stelling ten huize van de geadresseerden van aangeteekende brieven zonder aangegeven waarde. Hij hoopt, dat de Minis- ster ook ten aanzien van eenige andere aangelegenden tegen partieele herziening van de Postwet niet zal opzien. De Minister, zal zoover in zijn vermogen is, het aantal brievenbussen uitbreiden. Ter zake de bestelling van aangeteekene brieven zonder aangegeven brieven waarde, moet het ingesteld onderzoek worden afgewacht. Verzending van open brieven mogelijk te maken, is zijns inziens van niet zoo'n groot belang om wetswijziging voor te stellen. Op een vraag van den heer H e 1 d t antwoordt de Minister, dat hij niet geneigd is eenige meerdere aanstelling van vrouwen bij den post- en telegraafdienst te bevorderen. H,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1897 | | pagina 2