Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
Eerste blad.
a
kunst der kunsten.
21ste Jaar£.
Zondag 20 Maart 1898.
No. 6050.
"bureau "gdofersfraaf 50.
pl^tselijke directe belasting.
ontrederik
BERICHTEN.
^^niiisgeyiiig.
AFSCHAFFING
euilleton.
^Wee dagen uit het leven van
Wederik den Groote.
i)
ILCEHKEN OVERZICHT.
NIEUWE SCH1EDAMSGHE COURANT
PRIJS TAN DIT BLAD:
V°°r Schiedam per 3 maandenf 1.50
franco per Dost door geheel Nederland - 2.
•^fzonderiiïke Nummers 0.05
PRIJS DER ADTERTENTIË N:
Van 16 regelsƒ0.60
Elke gewone regel meer-0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
EN -WETHOUDERS VJ
Se%/ce'°1n ^er °Penbare kennis, dat de Plaat-
Vastu-ec,t ]r,ecie Belasting dezer gemeente,
*882 *1 bij raadsbesluit van 26 Januari
Maar,eii%ekeurd bij koninklijk besluit van
^firi q 1882, no. 6, ingevolge besluit van
^ed„pK®eenteraad van 28 December 1897,
1 ^«ar^iaao bij koninklijk besluit van
Eg no- 7, is afgeschaft.
ket hPu biervan afkondiging geschied, waar
^Uro den 19den Maart 1898.
eyneester en Wethouders van Schiedam,
VISSER. L.B.
De Secretaris,
VERNÈDE.
opVo ls' waarde lezer en vooral lezeres, de
ipnar en niet slechts die der school,
'h h»»0?'5' 6n we' vo°rnamelijk de opvoeding
Vele Sgez'n.
v0edi ouders zorgen uitstekend voor de
ding bunner kinderen, maar de opvoe-
bak 'dilet Voe(*en tot iets> dat hooger ligt
Schjp^^dscbe, zij lijdt nog al eens vaak
^°oren sParen a's onzen mond
kiocjg - We de ouders zeggen om onze
Op 'en toch maar alles te laten leeren.
^gene^1^61^60 'ee'tÜd zul'en zij ons nog
offerde"'" V°01 Wat tot hun we'z9n °P"
Nu, j
aarover willen wij niet twisten
Maar de opvoeding in den huiselijken
kring, hoe staat het daarmede
De kunst van opvoeden hebben wij
ergens gelezen heeft dit met de genees
kunde gemeen, dat ieder haar meent te
verstaan. Evenals Jan en alleman voor elke
ziekte een onfeilbaar geneesmiddel kent,
zoo meent ieder ouder de doelmatigste wijze
van opvoeding te kennen. Dit strekt echter
beiden wetenschappen niet tot oneer want
enkel in zaken van zeer algemeen belang
steekt ieder graag den neus.
Veel kennis heeft het volk over het al
gemeen van de opvoedkunde niet. Het
schuwt alle theorie en zegt wel niet met
woorden, maar wil het met dader, toonen
Wien de goden een ambt schenken, geven
zij het verstand erbij om het behoorlijk
waar te nemen.
Als men nagaat, hoe in sommige gezin
nen met de kinderen wordt geleefd, dan
moet het ons verwonderen, dat er later van
hen nog iets goeds terecht komt. Daar heb
ben we b. v. vooreerst de dwaasheid om
de kleinen vroeg groot te willen hebben.
De opvoeding van het kind is, als het ware,
een groot kunststuk, een meesterstuk, zoo
zij geluktdat meesterstuk wordt bewerkt
naar het ideaal, dat iederen vader en elke
moeder onwillekeurig voor den geest zweeft.
Niet ten onrechte zegt men, dat een kind
onder wenschen groot wordt.
Bleet het nog maar bij wenschen, maar
Jantje, papa's aangebeden zoontje, moet
werkelijk al een groot mensch zijn. Hij
moet op zijn zesde jaar, zoo niet eer, een
halven sigaar kunnen rookenhij moet op
dien leeftijd een kwart glas jenever kunnen
verzwelgen. Dat staat zoo aardig, neen zoo
ferm, meent papa. Jantje zal geen suffer
worden", zegt de vader met trots. O neen,
maar wel een taankleurige drinkebroer.
Wat wonder, dat later de ouders van hun
kind verzuchten: 't Ware beter, dat onze
jongen niet geboren was.
Vooral bereikt de trots van sommige
ouders een bedenkelijke hoogte, als Jantje
of Pietje volleerde aapjes zijn. Met open
mond staren zij (de kinderen n.l.) de gasten
aan, met dito ooren drinken zij de gevoerde
gesprekken in. En als de gasten vertrokken
zijn, dan verheugen zich de ouders over den
«geest" hunner lievelingen, die gebaren en
spraak der gasten zoo bespottelijk na
bootsen. Dan rolt er wel eens een: Foei,
dat mag je niet doen" door de kamer,
maar de zedenprekende ouders zien elkaar
lachend aan, en gezegde Jantjes en Pietjes
vieren hun spotlust bot.
En als die vader en moeder later tot
de ontdekking komen, dat hun zoontjes vol
leerde bengels (in de slechtste beteekenis)
zijn geworden, dan krijgen de makkers,
met wie ze verkeerden, de schuld. En maar
zelden wordt de hand in eigen boezem ge
stoken.
Wat is vragen we van dit alles
de oorzaak Naar onze bescheiden meening
wat men noemt de lietde voor het vleesch.
Als Willempje aan stoof of tafel de teentjes
stoot, krijgt stoof of tafel klappen. Ais Wil
lempje naar de meening van vader klappen
verdiend heeft, krijgt hij ze niet, maar wordt
eer in zijn luim of boos opzet gestijfd, want
vader houdt toch te veel van zijn zoontje
om hem eens ferm de hand over de broek
te strijken. 'tZijn quasi-klappen, die de
kleine deugniet beloopt.
Eene andere groote fout in de opvoe
ding is ook voorzeker, dat dienstboden
te allen tijde voor de jeugdige telgen
klaar moeten staan. Laat een kleine zijn
vork of lepel vallen, aanstonds moet de
meid het verloren of gevallen schaap zoeken.
Hoe is het mogelijk, dat de ouders niet
inzien op deze wijze kleine tirannen van
hun kinderen te maken Een kind moet
kind, d. i. ondergeschikt blijven. Het heeft,
althans behoort niet te gebieden over knecht
of meid, naar het woord van den Apostel
«Zoolang een kind minderjarig is, staat het
in niets boven den dienstknecht". Een kind
-d6r ,nk de Groote, algemeen beker.d
*ich alstn -naam van ^en ouden Frits, heeft
verty0rv 9°ske'd eenen Europeeschen roem
"iet ep6nredenen, waarom wij dan ook
aan p aarzeld hebben een paar bladzijden
*.KoninUlSSrs 8root3ten koning te wijden.
ksisch' ^rederik had in de beide eerste
k6 and 6 00r^°oen de eené overwinning na
06fy0tl.er® behaald. Hij werd gevreesd en
8rooter kleine Pruissen had eenen
e®tien naam, het Pruissische volk had
Sen. li °°gen dunk van zich zeiven gekre-
die ,je6t leger van Frederik, de «Atlas,"
*e'de ,staat op zijne schouderen droeg,
S°ldate er. zÜne generaals, officieren en
doorc| niet weinig buitenlanders. De
ln8ende blik des konings, eergevoel
en strenge krijgstucht, vormden de volmaakt
ste eenheid tusschen het uit inheemsche en
vreemde bestanddeelen te zamengestelde
leger. Het vertrouwen op hem, de herin
nering aan schitterende wapenfeiten en het
vaste geloof in Frederiks geluk, vervulden
de armee met den stoutsten heldenmoed,
met het zekerste uitzicht op overwinning,
en vrolijk getroostte men zich allerlei ont
beringen en opofferingen. Met die hoedanig
heden was het leger van Frederik, hetwelk
in volmaaktheid van organisatie zijne we
derga in Europa niet vond, uitgerust.
Frederik zelf was zeer goed bewust, welk
hoog krijgskundig genie hem bezielde, doch
hij wist dit zelfgevoel in oedwang te houden,
en week daarin dus zeer af van de gewone
gunstelingen der fortuin. Den derden oorlog
moest hij beginnen; het gold hier de macht
en de eer van den jeugdigen koninklijken
staat; hij begon hem als aanvaller, om niet
aangevallen te worden. Dit eerste jaar van
den zevenjarigen krijg, waarin hij alleen
met Saksen en Oostenrijk te doen had,
vermeerderde het getal zijner overwinnin
gen. Hij ontwapende de Saksen bij Pirna,
en versloeg de Oostenrijkers bij Lowositz.
Intusschen trok er aan den staatkundigen
leert gebieden door gehoorzamen. Wie in
zijn jeugd niet heeft leeren gehoorzamen,
hem past op mannelijken leeftijd niet het
opzicht over anderen.
Het gelukken van de opvoeding zeiden
we boven is een kunststuk, een meester
werk. Maar een kunstenaar heeft zich voor
het oog des geestes een ideaal gevormd,
voor hij ten arbeid toog.
Zoo'n ideaal moeten ook de ouders zich
vormen.
Op de eerste plaats is daartoe noodig
eene deugdelijke kennis van het willen en
streven des kinds.
Ouders, leert uw kinderen kennen en
bedekt fouten en gebreken niet zoo terstond
en zoo vaak met den «mantel der liefde".
Uw verantwoording is groot. Weest matig
bij het gebieden en verbieden, opdat gij
niet in de noodzakelijkheid komt een gebod
of verbod in te trekken. Wie met lietde
heerscht, wint het hart.
19 Maart '98.
De aanstaande verkiezing eener nieuwe
Kamer in Frankrijk geeft aanleiding tot
een constitutioneele kwestie. Volgens de
Grondwet moet de gewone zitting minstens
vijf maanden duren de regeering mag haar
intusschen hoogstens twee keeren telkens
voor een maand verdagen. Voor 1893 had
den de verkiezingen in October plaats, zoo-
dat dan de gewone zitting, die volgens de
Grondwet op den tweeden Dinsdag in
Januari begint, ruim 5 maanden kon duren.
De nieuwe Kamer werd dan in het najaar
in buitengewone bijeenkomst samengeroepen.
In 1893, zijn echter de verkiezingen naar
het voorjaar verplaatst en is de duur der
tegenwoordige Kamer tot 31 Mei 1898 ver
lengd. Dit jaar is de zitting 11 Januari ge
opend en het geval is niet voorzien, dat zij
nu eigenlijk tot 11 Juni moet blijven. Op
1 Juni echter is er een nieuwe Kamer.
Moet die terstond tot 11 Juni bijeenkomen
horizon eer. dreigend onweder te zamen
Rusland, Frankrijk, het Duitsche rijk en
Zweden rustten legers tegen hem uit
Engeland was toen nog geen krachtige
steun voor hem. Dit echter was niet in staat
het vertrouwen op zijn eigen ik, op zijn
leger en op zijne schatten te verzwakken.
Het was hem niet verborgen, dat het ver
bond der hem vijandige hoven ondanks al
hunnen haat, op zwakke gronden steunde.
Bleet hij gelukkig tegen den Oostenrijkers,
die nog in het begin van het tweede oor
logsjaar 1757 alleen tegenover hem stonden,
dan zouden er wel middelen te vinden zijn,
om de vijanden van de andere zijden het
hoofd te bieden. Des te belangrijker waren
de voorwaarden, welke hij hun bij de over
winning kon stellen. Het Oostenrijksche
leger had eene aanmerkelijke verbetering
ondergaan graf Daun had een nieuw exer
ceer en dienstreglement ingevoerd, vorst
Wenzel Lichtenstein had het geschutwezen
in beteren toestand gebracht. Desniette
genstaande bleven de Oostenrijkers in de
behandeling der wapenen, in krijgstucht
en krijgsroem nog altijd ver beneden de
Pruissen, en de edele keizerin Maria Ihe-
resia, had, bij al hare staatswijsheid en
vorstendeugd, echter niet de vereischte
tactiek bij de keuze harer opperbevelheb
bers. Het belang van het hof was niet
zelden hinderlijk aan dat van het leger.
Zoo was het van hare zijde een groote
dwaling, dat zij bij den aanvang van den
tweeden veldtocht niet den dapperen, krijgs
kundigen en doorzichtvollen Brown, maar
den broeder van haren gemaal, prinsKare!
van Lotharingen, die zich reeds in de
vroegere Silezische oorlogen bij Czaslau,
Strigue en Sorr als onbekwaam had doen
kennen, aan de spits van het leger stelde.
Frederik mocht nu met grond rekenen op
misslagen in de aanvoering van het Oosten
rijksche leger. Hij was echter meer dan op
zijne hoede, ofschoon hij van de logheid der
1 Oostenrijkers, van hun phlegma, van de
gebreken hunner militaire inrichting, van
de onbekwaamheid hunner bevelhebbers en
van hunne vrees voor hem overtuigd was.
Hierin werd hij nog versterkt bij het begin
j van den veldtocht van 1757.
Wordt vervolgd.)