Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
as
^Iste Jaars:.
Zondag 5 Juni 1898.
No. 6112.
"^Bureau 'SSofersfraaf 50.
E BLAD.
««JE-nbeSe^i^t
S0>'ee
%4r|gen
nieuwe schieoamsghe courant
PRIJS TAN DIT BLAD:
pr r ^c^e®am per 3 maandenf 1.50
,„nco per P°st door geheel Nederland - f2.
z°nderiijke Nummers - 0.05
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 1—6 regels 1 1 1 f0.60
Elke gewone regel meer 1-0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
be^<ien Vriend'
Uvv 6" wü> zooals ik beloofde, een
Putati!°r' (iat over de reputatie van
6 die ijj 11 beste zou zijn, een re-
ri°e&7„ onv8rdiend en geüsurpeerd
v°eiin arb vo0rulorn'' Omdat op enkele ge
beft na L-®reide ®n ingestudeerde uit-
aej(j 'Jdt a Jna al wat uw koor te hooren
waar i n sHaak l w°ote gebrek, afwezig-
p Hadt q.. *»°ord is hard maar
Seerrj' raa$ Vddr Uw intrede op heg. koor
8a na ben Sevraagd, ik zou U geadvi-
vJr ®en nfj n'et °P koor, maar
tegeliii 0rtdurenri er' waar de kunstsmaak
sPanll: dat 6r Seweld wordt aangedaan,
^or^t '8 van n'et verantwoorde in-
QVliiifr,is in dl „i en lonSen geëischt
Vo0r"h koor. ad uwer inwoning een
8a fa] ik u
?l1 üio kVeeren er eeniSe verschijnselen
^ebscu e.wijs afi„e 2lcb °P uw koor voordoen,
'k vast ?8en van gebrek aan smaak,
bietg6 ^over <sm ®tpNen dat het bekende
)dd nders is J va" n'et te twisten"
Iif'°odriatlciers
§fonddoe«er
is H twisten
e a" een groot woord, een
uit, bewering zonder eenigen
w r\
?°8elijLtfi|ling di at gezegde is een ramp-
®r Sn-b^aakfn a schoonheidsleer on-
'bnpf, stiek jv?ïer Giet™ann (Grundriss
'fdo^i ZekPr„ e k und Aesthetiki zest
bleit, bn Ca li dep ln zaken van kunst."
/baak n8) zeof ^meine Kunstgeschichte.
s0W*v*lt „7 ?l dat, als het. »2„™i
h °onhVait niet "tJJ*'-als bet woord vover
^.ttelon6lds'eer nn Vlst.®n" waar was, alle
jft -?011 ziin .mo°e'ijk en alle kunstleer
i hil v. l I GGniCrO b'Onrnlo vtnuil nt<
ziin ~ov"ua c" aue Kunstleer
w1 tw. »het 'iJa ®eni.?e Tegels verder
ju^gen 6 Verttiocrpn Jk dat de smaak
)i Sck01111 van nnt'S ontstaati uit het ver-
W '^chon^_ "n naturo n!.r,i„„ u.uu
om
het
'et spL ba van r. ontstaat, uit het i
'ernio„0obe te i e aanleS te hebben
.^Qtidil6!1.°m sch6eren kennen, en uit
f.'haak 6ibngen 00ne dingen naar zekere
W'SinL6 beeordeelen. - De
v?'bg 6r.b'eg en verre slechts een natuur-
2®ker b Vortnj erm°gen, dat zonder oefe
bpoh. ®.b apotu.?. even zoo weinie tot eei
vorrninn. bat zonder oefe-
i>rb°ntwu aestheti<fI6n zo° weinig tot een
ï»Jlt6 Ju elde vp!0!1 °°rdeel komt, als het
i»6deliik Pzinniuh de wetenschappe-
Ja,b dat §6v°el e£, d °l het ongevormde
tk ef «8ebe wat n'jl ^a'end begrip heeft
S dpb verïoL8u°ed of slechtis Tot een
tjbt'iik bbiaak sl uar aesthetisch oordeel
iSt aanleVwCh,tS komen' als de ba-
ï)!praakV<?rrnd |n dt opgewekt, ontwik-
X'6 bewijs onderwezen om zijn uit-
J,6 wa'a ?rnien.' z!,ü onomstootbare regels,
»riS Wet' den ,'e Wetten en normen zijn
w^°0h ^erust n schoone en van
°bafhank'Pi; i6 scboone dingen zijn
tdaarbed aa° de uj van °ns oordeel en wij
ïf* bbet Vohp T de aesthetiache
td cnho-^'bderen ,zekerheid over meer-
hp.eelen" 'd van een ud aan waarachtige
®t Jf... Tl- - een voorwern tnnn.„
—4 pan wuur uuuiqe
Ik zou TTV00rWerP kunnen oor-
kunt, bii o-Q?anraLe". om' als Ge
P Knt eoenh6id die gansche
- - hn eens door te lezen,
l^ar'n's iet l4e 'h bn eei
Jat het UhetiK dat°0vSlU^ Van pater ''ung-
WpiState6r V°°r 't ooopltl f6" smaak handelt.
dewp?b, dat voldoenae zijn te
6 'jk e°n o-Pn, .ln zake van smaak
gemotiveerd oordeel kan
hebben, en dat er dus over den smaak
wel te twisten valtverder dat men zonder
aanleg er niet aan denken kan in zaken van
kunst een oordeel te vormen en dat die
aanleg nog bovendien moet gevormd en
ontwikkeld worden in de school der aesthetica
en kunstleer.
Na deze inleiding, die ik noodzakelijk
achtte, zou ik eigenlijk over moeten gaan
tot het bespreken van de drie elementen,
waaruit een koor pleegt te bestaan, den
directeur, den organist, de zangers. Ik vrees
echter dat, wanneer ik directeur en organist
afzonderlijk bespreek, de een of ander al
licht zou gaan denken dat ik dezen of genen
bij zonderen persoon bedoeld heb en om
zelfs den schijn daarvan te vermijden, wil
ik liever over hun kunstopenbaringen den
mantel der helde werpen. Zoodra Gij
zelf, waarde vriend, directeur of organist
zult worden, zal ik U daarover nog wel eens iets
schrijvenwant deze beide zaken zijn lang
niet ieders werk èn voor organist èn voor
directeur wordt een mate van kennis en
smaak vereischt, waarop niet ieder, die den
dirigeerstok in handen neemt of zich voor
het orgel nederzet, zich kan beroemen. Ik
wil dus alleen een paar opmerkingen maken
over hetgeen het zangerspersoneel te hooren
geelt.
De hooldfout, die de uitvoeringen bederft
isdat de heeren zangers bijna altijd
schreeuwen. En dat is werkelijk jammer
van de goede krachten die op het koor zijn
de uitvoeringen konden werkelijk vol ver
dienste zijn, doch door het schreeuwen gaat
bijna alle verdienste te loor.
Toch is zingen en schreeuwen lang niet
hetzelfde.
Zingen is een beschaafd geluid voort
brengen en de zangkunst is werkelijk een
kunst, waarvoor het orgaan den mensch
wel wordt aangeboren, maar die overigens
geleerd moet worden en jaren van oefening
vereischt. Vraag dat maar eens aan zangers
van naamNu weet ik wel dat de zangers
van een koor niet de opleiding behoeven
gehad te hebben van een concertzanger,
maar toch mag ik wel vragenhoevelen
onder de zangers van het koor hebben zich
in de zangkunst geoefend onder leiding van
een bekwaam meester? Hierbij bedoel ik
niet te vragen hoevelen hebben onder
leiding van een pianist de een of andere
solo ingepompt? maar ik bedoel zangoefe
ningen om de stem te volmaken, te polijs
ten, enz. De meesten hebben slechts een
zoogenaamde natuurstem en heel dat koor
is gewoon om met die niet beschaafde
natuurstemmen zooveel mogelijk geluid te
geven. De zangers wanen te zingen, maar
feitelijk schreeuwen, ja somtijds brullen zij,
bierbij niet weinig gesteund door den orga
nist, die met zijn gedruischmakend orgelspel
hen dwingt om hun longen geweld aan te
doen. Het is soms in oogenblikken, in
passages van hooge wijding en pathos, dooi
den gewijden tekst aangegeven, alsof er ik
weet niet wat voor een bende is losgebroken
die onder oorverdoovend geraas haar best
doet om den hemel te bestormen en dat
alles doen kerkzangers nota bene in het
huis des Heeren om God te verheerlijken
en de plechtigheden van den godsdienst op
te luisteren En hoe hooger feest, des te
meer lawaaidat schijnt het eenige kunsti?)-
princiep te zijn dat het koorpersoneel leidt.
Of het ook kunst is Of het een bewijs is
van smaak en gevoel
Iets wat ook erg hindert bij het gezang
der heeren leden en wat tevens een bewijs
is voor miju bewering dat zij de zang
kunst niet verstaan, is hetgeen ik zou willen
noemen den vhobbelzang." Ik bedoel dit
bij een stijgende ot dalende notenreeks op
één vocaal is het de kunst die noten ot
tonen ieder afzonderlijk te laten hooren,
zonder dat het geluid dier verschillende
tonen in elkander vloeit en dus, om mij
zoo eens uit te drukken, een soort van muzi
kale streep wordt, maar ook zonder dat
de tonen met horten en stooten op el
kander volgen, als door trappetjes van el
kander gescheiden. Het eerste gebrek heb
ik weï eens, doch zelden, gehoord bij uw
koor, maar het tweede dikwijls, en dat
hortend en stootend zingen van een noten
reeks noem ik shobbelzang" en is zeer
onkunstmafig en onaesthetisch, behalve als
het eens een enkele keer door den compo
nist bedoeld is in het zoogenaamde
»ochetto" om een gewenscht effect te
verkrijgen. In 't Gregoriaansch komt het
nooit te pas. In plaats van bijv. Allelu-u-u-u.
ja-a-a-a, verneemt men nu Allelu-hu hu hu-
ja-ha-ha-ha. Inderdaad zeer traad en een
bewijs van kunstvaardige kelen Het doet
me altijd denken aan jongens die op het
lichaamsdeel, dat men in fatsoenlijk gezel
schap niet noemen kan ld óu le dos change
de nom zich laten afglijden van een trap
zonder looper; datzelfde horten en stooten
hoort men in dat geval bij den zang en is
tegen de regelen der zangkunst.
Maar laat mij het geweten der zangers nog
eens verder onderzoeken. Wie hunner heeft
verstand van muziek Wie hunner is in staat
een gemotiveerd oordeel over muziek te
geven Een persoonlijk gevoelen is nog geen
ware kunstsmaak, en de uitdrukkingtik
vind dit of dat mooi of leelijk" maakt nog
niet dat een muziekstuk inderdaad mooi
of leelijk is. Wie van hen is bedreven in de
muzieklitteratuur Wie hunner is in staat
een muziekstuk te beoordeelen Wie hunner-
heeft begrip van de beteekenis der woorden
die gezongen worden? Wie hunner heeft
verstand van melodievorming en kan met
grond beoordeelen of deze of gene melodie
op een gegeven tekst past Ja zelfs, hoe vele
hunner kunnen noten lezen en wie is in staat
de gelezen noten zonder veel touten te
zingen Deze vragenreeks zou ik nog wel lan
ger kunnen maken. Het antwoord behoeft ge
mij niet te geven. En een zoodanig gezel
schap, dat uit zulke elementen bestaat, zou
kunstvolle uitvoeringen kunnen geven, waar
op de gezonde smaak niets zou hebben aan
te merken 't is immers al te dwaasEn
zulk een koor durft zich opwerpen als kunst
rechter in muzikale zaken Want dat doen
zij Eigenaardig is het om te zien hoe
op het gebied van alle kunst iedereen,
zelfs de meest volslagen leek, gaarne een
woordje meespreekt'; maar bijzonder op
het gebied van muziek ineent iedereen,
die wel eens iets van muziek heeft gehoord,
eenige concerten heeft bijgewoond, iedere
week draaiorgels of zoogenaamde »Beiersche
kapellen" hoort, een romancetje kan zingen
ot lid van een zangkoor is, een zelfstandig
oordeel te kunnen vormen in muziekzaken
en te mogen afbreken wat hem niet bevalt.
Maar eilieve, is dat geen onzin Doch de
heeren van uw koor hoor ik al zeggen
»dat is om het volk te trekken het volk
vindt dat mooi 1" Vooreerst moet ik tegen
spreken dat heel het volk dat gegil en
getoeter mooi vindtdaar mogen er al
velen zijn die een zoodanigen smaak hebben,
toch Goddank nog niet allen, ik kan u ver
zekeren dat ik nu en dan klachten verneem
over het verbazend lawaai (en tusschen
haakjes gezegd over den onbescheiden lan
gen duur van het gezang). Maar bovendien
moet de smaak van het volk de norm, de
wet zijn in zaken van kunst? Is het niet
de taak der ware kunst om den smaak van
het volk te veredelen Dat ons volk over
t algemeen weinig kunstgevoel heeft in
zake muziek, is voor iedereen duidelijk die
ons volksgezang kent, die de melodiën moet
aanhooren waarin dat volk behagen schept
en de manier kent, waarop het zingt. Moest
men het volk in zijn verkeerden smaak
toegeven, wat zou men dan al niet in de
kerk moeten gaan veranderen Het komt
voor dat het volk een waarlijk fraaie kerk
niet fraai vindtmoet men dan zulk een
kerk maar niet bouwen ot, als ze staat,
afbreken Hoe veel altaren, beelden, schil
derijen, die toch zeer artistiek zijn, vindt
het volk ook niet mooi Moet dat alles
dan maar uit de kerken verwijderd worden
en ingeruild tegen smakelooze producten
van een zoogenaamde kunstindustrie Ware
niet het tegendeel veel liever te wenschen
De kunst en de uitvoerende kunstenaar
hebben de roeping om den smaak van de
menschen te veredelen en hooger op te
voeren.
Maar neen dat beroep op het volk heeft
veel van een ijdele uitvluchtde Heeren
zeiven vonden dergelijke wijze van zingen
mooizij zeiven hebben te weinig smaak
om het al of niet kunstvolle in de muziek
en in de uitvoering te beoordeelen zij
zeiven schreeuwen gaarne zij zeiven hebben
gaarne dat het orgel veel gedruisch maakt
(waarom anders kan men soms den organist,
als hij eens minder hard speelt, niet rustig
zijn gang laten gaan, vooral na een gods
dienstoefening, maar trekken heeren zangers
zeiven sterkere registers uit om een finale
te doen hooren die klinkt en daarom
gebeurt het. Ook in dit opzicht is het
minder vleiende gezegde, dat men nog al
eens bezigt van de bewoners der steden aan
de Maas»Aan de Maas is veel geraas"
ten voile waar. Ik heb daarvan ook
vroeger enkele malen treurige proeven ge
hoord bij gelegenheid van uitvoeringen van
een der mannenzangvereenigingen ten uwent,
waarbij ook de gehoorzenuwen meer dan
noodig was geweldwerd aangedaan dat moet
echter in de laatste jaren, dank zij een
kunstvoller leiding, veel verbeterd zijn, naar
ik verneem.
Ten slotte nog deze theoretische be
schouwing een koor van menschelijke stern-
men is te volmaakter naarmate alle regis
ters, d. w. z. de lage (—mannen) en hooge
(—vrouwen of knapen) stemmen daarin meer
vertegenwoordigd zijn een koor van er.kel
mannen of uitsluitend vrouwen of knapen
heeft iets onvolledigs, iets minder volmaakts
in zichhet aanhooren daarvan verveelt
dan ook spoediger, wijl het niet afwisselen
en contrasteeren der verschillende mensche
lijke registers eentonigheid oplevert (in der
gelijke koren met begeleiding wordt geluk
kig door de accompagneerende muziek iets
aangevuld) wanneer nu bovendien zulk een
uitsluitend laag of hoog gezang niet beschei
den is, maar wilde geluiden geeft, dan
wordt het kunstgenot nog minder, ja be
paald negatief of nul.
Het resultaat van al deze beschouwingen
is de waarheid van mijne stelling dat de
naam dien uw koor schijnt te hebben van
het beste te zijn, onverdiend is, wijl echt
kunstgevoel, ware kunstsmaak ontbreken.
Ik erken echter met dankbaarheid dat er
wel eens iets goeds isbij enkele uitvoe
ringen krijgt men onwillekeurig de gedachte
dat 't nog niet hopeloos is. Waaraan dit
verschijnsel is toe te schrijven is mij nog
niet helder. Is het een bewijs dat men op
het koor toch werkelijk wel »beter weet"
dan men gewoonlijk laat hooren, dan is het
des te dieper te betreuren dat die weten
schap zoo vaak wordt weggemoffeld.
Ge zult mij, na al het geschrevene, mis
schien tegenwerpen dat mijne epistels min
der zijn geworden brieven over smaak dan