Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
r dtrf-rö=-
- - a: "Zzs'zzï
f' *°f,N" ,a" he*
22ste Jaar«;.
Zondag 12 Maart 1899.
iNo. 6344.
"33ureau T^oterstvaat 50.
KUIISTE UL tl).
De Liefdezuster.
farijsche Kroniek.
sTond ik aT streep van ]icht stralen- 200
HE COURANT
PRIJS TAN DIT BLAD:
oor Schiedam per 3 maanden
■-ranco per post aoor geheei Nederland'
•ii2onderiiike Nummers
f 1.50
0.05
PB IJ S DER ADTKRTENTIÊN:
Van 16 regeisƒ0.60
Elke gewone regel meer-0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
dichterlhke °he]H ho li"61 geschikt voor
moedige enthof g6 daden en de «del-
zÜn gezel MarcefHah^111 Dé-0Ulède met
^an anderen a 6rt moeten het meer
Van boorden tot efv|nc^en» dat indien men
Wider verdere nlirT? W° 0Vfcrgaar- men
gebracht en meestal 1P g'.ngen achter slot
*erlaten en soms n04r oTT" part«genooten
de menigte uituei l n kooP tc>e door
mchter des rhn^t j Plan Tan dei
hiJ gedurende zib Soldats> welke bundel
schreef en waarin/6^"861'3^3? in Silezië
verste water gevT JUWeelen van het zui-
kookt was dat zii e" Worden> «>o onbe-
in «n kazerne van Taf 6e" .klucht dan
eD ik mij, toen ik i behoorde
^bladen las, afvroeg* of™-fdag de
den was. d mal gewor-
'«ug. Een Lr0mfe e' naar de kazerne
honderd mannen afgevaard'gden van twee
leukweg voor vergezeld, stellen hem
om een ander h<5t E'*sée te trekk-
Niet om d p 80uornement daar te stellen.
keizerschap tf PUbl'ek door een k<>ninS> of
bliek- vervangen, doch om de repu-
deren 7 Vj eenvoudig van rok te doen veran-
in 't h m Wat den Patri°te quand-même
SpW« hu d.cht met een
dwaze n UltVOer te brengen. Deze
deren kan'nlèt0"1 T regeering te veran'
6rnSllg 0Pgenomen worden
loorenffff |Cerder geneiSd zijn te ge-
wor-
den, valt nog moe if te eSChuld,gd
Vrij uit het Franscii.
1)
'36 PI r der dagen van het jaar
een plecht.ge stilte heerschte onder
de geweien van de Notre Dame van Parijs
Duizenden van toehoorders, getrofTen, aan
dachug' ontroerd door de welsprekende
1°, .Va". een Pater' die de Vasten-
P dicatien hield, hielden hun adem in om
hunS h"'6.' d°°r de 8ewone kloppingen van
der ni?„ gestoord 16 worden. Tegen een
zae Fk aren van. h®1 oude gebouw geleund,
han<Jona°,n mid en zooals men zegt,
de berf !f" de 'ippen van den prediker,
mannen (fa f" geleerdst®° onder dè
de ondervmrf!ernUltlgSten °"der de vrouwen,
de knansto gnJkst®n onder de grijsaards,
Pater p®te koPPen. onder de studenten. De
meesl "'f °nS ?°r de kracht van zijne
esleepende woorden tot in die hoogere
wereld, behalve natuurlijk aan de Drey-
fusards, want die hebben alles overdreven en
steeds van een niets een misdaad gemaakt,
de zotte daad van Déroulède als een staats-
greep, ja zelfs als een vergrijp van eenige
beteekenis te doen aannemen.
Veel ongerustheid heeft dan ook deze
schijnaanval op de regeering bij de menigte
niet veroorzaakt, doch hij bezorgde aan de
royalistische en bonapartistische clubs wat
huiszoekingen en last waarvan ook eenige
ligues te lijden hadden. De Senaat nam
intusschen hec voorstel Dupuy betreffende
de wijziging der revisie-procedure bij het
hot van Cassatie aan, spoedig door de ver
wijzing van kolonel Picquart, eerst naar
het hof van assises daarna naar den krijg®,
raad, gevolgd.
Het openbaarmaken in de bladen van
hetgeen Esterhazy voor de crimineeie Kamer
gedurende drie achtereenvolgende dagen ge
tuigde, hoewel nog veel besproken maakt
niet meer dien indruk en men bespeurt uit
alles dat het hoog tijd wordt er aan »de
zaak" een einde komt. Men is nu op weg,
laten wij hopen, het op den goeden zij.
De heer Fallières werd tot president van
den Senaat gekozen en niet de heer Con-
stans, zooals velen verwacht hadden. De
nieuwbenoemde moet op vele punten op
den heer Loubet gelijken en dat genre
sc ynt bij de Eerste Kamer hier thans
in trek te zijn.
Meer dan dit alles trokken op een oogen-
ik de berichten uit Rome de algemeene
aandacht. De Heilige Vader hoorde men
eensklaps had eene operatie moeten onder
gaan en den hemel zij dank met een goed
gevolg. De belangstelling van alle regeerders
der volken bij de ziekte van Paus Leo XIII
betoond bewijst weder duidelijk welke hooge
plaats de eerbiedwaardige grijsaard van het
Vatikaan bij de Europeesche Staten inneemt.
Donderdag den 2de Maart vierde het
«Institut de France" feest. De heer Guil-
laume, de beroemde beeldhouwer, directeur
gewesten op, waar de ziel, op de vleugelen
van den godsdienst gewiegeld, in de on
metelijke ruimte zweeft en alle menschelijke
filosofie ver beneden zich ziet.
De stof der predikatie was«over de
middelen om het geloot te verwerven." De
volgende woorden vooral trofler. mijn ge
moed»De wetenschap van den godsdienst
wordt aangeleerd door de studie der gods-
lenstige verschijnselen." De schok, waardoor
Sern°ed getroffen werd, laat zich ver
g Jken met het slaan van het staal op
n vuursteen; er kwam eene vonk uit.
aa»JIaS onder. den droevigen, maar tevens
ngenamen indruk, welke een nieuw
eensklant §eelt" ^it nieuwe idee boorde
deed een la 660 d°nkere wo,k heen en
boven mijn hoffd^klonS^ff6 T'T
nep uit«Insekten van één'dag, vergeten
onder een grasspiertje, toonen Se
krach, in ydele redeneeringen wij vragen
ons af, waar wij vandaan komen, waar wij
neen gaanJ
Het grasspiertje dat was die kathedraal
ntl aJS,' eeuwenoude basiliek, onsterfelijk
de kunst, onsterfelijk door den gods
van de knnstschool te Rome werd als op
volger van den hertog van Aumale in de
Fransche Akademie officieel ontvangen en
had dus een lofrede op zijn voorganger
uit te spreken, terwijl de Directeur de heer
Mézieres hem moest ontvangen en beant
woorden.
De zaal was, zooals men verwachten kon,
propvol, waaronder de leden der familie
Orleans natuurlijk de eerste rang innamen,
omgeven door alles wat hier naam en
stand voert.
Door eene zware verkoudheid verhinderd
kon het nieuwe lid zijn rede zelf niet voor
dragen. De heer Brunetière had deze taak
welwillend op zich genomen en daar deze
de beste conférencier van Frankrijk is kan
men zich gemakkelijk het succes, 't welk
hij voor zijn nieuwen college en zichzelf in
oogstte, voorstellen.
De heer Guiliaume begon, zooals gebrui
kelijk is, zijn dank aan de Akademie te
betuigen en onderneemt 't vervolgens de
lof van zijnen illusteren vourganger te ver
kondigen die, «vechtend voor zijn land te
sterven en de drie-en-veertigste Bourbon te
mogen worden die op het slagveld gedood
werd, de schoonste roeping welke hij zich
kan voorstellen, noemde.
Na in hem den geschiedschrijver van den
grooten Condé gehuldigd te hebben ziet hij
in den hertog van Aumale den fijnen kun
stenaar en besloot aldus: «Voor U mijne
«heeren, na U bij de laatste eerbewijzea
«hem gebracht, te hebben aangesloten,
«zullen thans die droevige indrnkken wijken
«om nog slechts den hertog van Aumale in
«zijn volle leven, in 't bezit van al zijne
«gaven en zijn edelmoedige werkzaamheid
«te zien, geheel zooals hij onder U verkeerde.
«Gij blijft de bewaarders zijner gedachte,
«zij behoort aan Frankrijk en gij zult ze
«niet laten kwijnen
«Frankrijk 1 dit woord, dat ik zoo vaak
«herhaalde, kwam telkens weer over mijne
«lippen, wanneer ik een gevoel hetwelk de
dienst 1 Het insekt van één dag dat was
die Fransche maatschappij, ten eeuwigen
dage vermaard om hare wetenschap, om
den glans harer ondernemingen, om hare
rijkdommen en hare schoonheid
Pater Lacordaire had mij de kracht van
zijn woord doen gevoelen mijn bewondering
voor zijn talent kon niet verder gaan dan
in dat uur.
Den volgenden dag riep een militaire
plicht mij naar het hospitaal. Ik ging er
een armen soldaat bezoeken, mijn ordon
nans bij de spahis uit Constatineeene
in Afrika opgedane ziekte dreigde hem
met een zeer smartelijken en aanstaanden
dood. De dokters, wier wetenschap hier
onmachtig was, gingen onnadenkend voorbij
en bleven niet lang aar. het hoofdeinde
van het bed van mijn cavalerist staan. De
afwezige, verstrooide, misschien wel uitge
storven familie had nooit deze eenzame
legerstede bezocht. Vrienden kameraden
zag men niet rondom deze man, die uit
een verre vreemde streek van daan was.
Hij was alleen op de wereld. Niemand
hier op aarde noemde zijn naam meer en
men wist nauwelijks dat hii nog in leven
was. Nummer 23, op een plankje geverfd,
«hertog nimmer verliet, wilde uitdrukken.
«Het is altijd zijn kracht, liefde en heiligste
«passie geweest.
Toen de toejuichingen waarvan een deel
aan den heer Brunetière toekwam bedaard
waren, stond de heer Alfred Mézieres op
om met zijne gewone bekorende wel
sprekendheid deze rede te beantwoorden.
Ik zoude alles uit deze toespraak willen
overschrijven. Vooral verdient de passage
vermelding waarin hij op de beschuldigingen
antwoordt van hen die de school van Rome
ten laste leggen, de geesten in een uitslui
tend enge formule der kunst te willen ge
vangen houden 1 Zeer merkwaardig zijn
vooral de namen der groote mannen die hij
noemt en aan een en dezelfde school opge
leid toch ieder hun eigen richting en eigen-
dommelijkheid in de kunst hebben gevolgd
en elk in hun genre beroemd zijn geworden.
Over het edele karakter van den hertog
van Aumale zeide hij verder: «Te midden
«der stormen van het noodlot hield hij zich
«onwankelbaar staande, het hoofd omhoog
«en met den gerusten blik van den Romein-
«Een kreet van edele verontwaardiging, aan
«het oude hart van den soldaat die de
«rechten van het leger ziet aanranden, ont-
«lokt, uitgezonderd, kwam er nimmer een
«bitter woord noch klacht over zijne lippen.
«Wat hem ook overkwam, zoo eindigde
«de bezielde spreker; hij verhief zich altijd
«boven de gebeurtenissen, van de zuiver-
«heid zijner bedoelingen verzekerd, bouwde
«hij op de goddelijke rechtvaardigheid, wel
«wetende dat God, die alles ziet, hem
«zijn deel niet zoude onthouden.
«Het uur der vergelding is wel laat doch
«schitterend gekomen. Zijn laatste levens-
«jaren waren door den eerbied van allen
«omgeven. Toen vertoonde hij zich aan zjjn
«tijdgenooten als reeds tot het toekomende
«behoorende nog jong door de kracht van
«zijn geest en de gratie zijner taal en toch
«reeds van een ander geslacht en als van
«een ander maaksel dan de mannen onzer
hing aan een spijker boven zijn bed. Twee
cijfers, die al zoo vaak voor andere man
schappen gediend hadden en nog zoo vaak
zouden dienen, onderscheidden dezeu onge
lukkige. Ik had hem vroeger gekend toen
hij nog vol levenlust was, ik had hem ge
kend als een vroolijke jongen, die door zijn
grappen ons het marcheeren gemakkelijk
maakte, als een knap ruiter en dapper
militair. Hij was een bijzonder opgeruimde
snaak, die zich eiet licht uit zijn humeur
liet brengen. Ik hield veel van hem en in
menige gevaarlijke omstandigheid had hij
mij bewezen, dat hij ook veel van mij
hield.
Intusschen, toen ik aan het voeteneinde
van zijn bed bleef staan, scheen hij mij niet
te herkennen. Zijne oogen waren wel op mij
gevestigd, maar er lag niet het minste besef
in uit zijne half geopende, stijve en droge
lippen ontsnapte met moeite eene onregel
matige, snakkende ademhaling. Zijn ver
magerde hand, wit en koud als marmer,
kwam niet eens in beweging, toen ik die
hand in de mijne vatte.
Wordt vervolgd.)