ik hier verschijn, stellen het mij ten plicht
niets achter te houden (beweging). Ik heb
éénmaal op het Elyseé Picquart ontvangen.
Van dat bezoek herrinner ik mij niets dan
dat Picquart zeide dat de bewijsvoering van
Bertillon geen indruk gemaakt had. Eerst
14 dagen na de veroordeeling van Dreyfus
heb ik inzage gehad van een dossier, ik
weet niet of ik mag zeggen van hét dossier
(beweging.) Het is niet waar, dat ik een
onderhoud gehad heb met iemand van de
familie Dreyfus.
Daarna vervolgt Perier. Den 13 December
1894 kwamen Waldeck-Rousseau en Reinach
mij spreken over den wensch van den
verdediger, dat de zaak niet met gesloten
deuren zou worden behandeld, zij zeiden,
dat de verdediger de belofte aflegde in zijn
pleidooi niet te zullen spreken over de
diplomatieke stukken ten processe overge
legd. Ik antwoordde hun, dat ik den krijgs
raad met hunne verlangen in keiinis zou
stellen, maar dat ik persoonlijk niets kon
doen om aan hun wensch gevolg te geven.
Te midden van hevige sensatie onder het
publiek loochent Perier verder het verhaal
dat hij een onderhoud met Dreyfus zou
hebben gehad.
Perier verzekert uitsluitend mr. Demange
gezien te hebben, die hem kwam spreken
over het verleenen van gratie aan een veroor-
deelde, wiens verdediger hij was. Waldeck
en Reinach zijn de éénigen, die hem namens
de verdediging zijn komen vragen om open
baarheid der terechtzittingen. Opgewonden
roept Perier uit: Voor de eer der Repu
bliek en van het hooge Staatsambt dat ik
bekleed heb, zal ik niet laten zeggen, dat
een president der Republiek woorden ge
wisseld heeft met een kapitein, die beschul
digd was van verraad (stormachtige, toejui
chingen).
Nadat Dreyfus verklaard heeft, dat men
zijn bedoeling had misverstaan, verzoekt
Perier dat men den brief moge uitvinden,
welke hij op het oog had (en waarin gezegd'
werd, dat hij aan Dreyfus beloofd had, de
zitting met gesloten deuren zou plaats
hebben. Het is niet voor zich-zelf dat hij dit
vraagt, want hij is reeds zooveel door het
slijk gehaald dat hij dergelijke beleedigingen
minacht. Maar ik wil zeide hij, de waardig
heid van Frankrijk niet laten aantasten
(levendige sensatie onder het publiek.).
Op een vraag van Demange, zegt Perier,
dat hij bedoelden brief in de bladen ge
lezen heeft. Ja juist, zegt Demange, in de
bladen. Dit incident wordt levendig be
sproken.
Demange erkent, dat hij, Waldeck
Rousseau, zijn collega, verzocht had een
request bij Perier in te dienen betreffende
de geheime behandeling van de zaak. Hij
brengt hulde aan de loyaliteit van Perier
en bedankt hem, maar hij voegt er bij dat
zijne voldoening niet volkomen is. Hij ver
zoekt, dat dit incident geheel tot klaarheid
worde gebracht.
Men heeft gezegd, dat ik de verbintenis
aangenomen had, dat er geen zitting met
gesloten deuren zou gehouden worden. Ik
heb dat gelezen met de handteekening
Dreyfus er onderroept Perier, terwijl hij
heftig met de hand op de bank slaat. Ik
eisch dat men onderzoeke wie gelogen
heeft.
Dreyfus staat op en Perier vlak in het
gelaat ziende, zegt hij«Nooit heeft een
dergelijke bedoeling in mijn gedachten
gelegen. Dat verzeker ik."
De voorzitter doet Dreyfus Opmerken,
dat de toespeling in een zijner brieven
daarop dus onjuist was.
Dreyfus antwoordt, dat zijn gedachte
verkeerd is weergegeven.
Mercier komt daarna voor het getuigen-
hek. Hij spreekt over de feiten van spion-
nage die hem in 1894 werden aangegeven.
Op zyn verzoek wordt er een brief van
Schwartzkoppen voorgelezen over de forti
ficatie van Meux.
Mercier zegt daarop, dat hij zijn collega
van buitenlandsche zaken (Hanotaux) ver
zocht, aan de Duitsche ambassade te vragen
een einde te maken aan de spionnage van
Schwartzkoppen. Mercier beval inmiddels
aan het bureau van den inlichtingendienst
zijn waakzaamheid te verdubbelen. Een
hooger bedrag uit de geheime fondsen werd
besteed.
Een brief wordt voorgelezen, waarin men
schreef, dat Schwartzkoppen gezegd had
een vriend aan het tweede bui eau van den
generalenstaf te hebben»ce canaille de
D Daarna een brief van Panizzardi in
hoofdzaak zeggende dat Dreyfus (D) veel
interessante dingen was komen brengen en
dat het werk verdeeld moest worden, daar
zij slechts tien dagen hadden,
Mercier verhaalt dan van de nasporingen
om den schuldige te ontdekken. Eerst werd
Dreyfus niet verdacht. Mercier's ontroering
was groot, toen men hem het borderel
kwam brengen. Dat werd gebracht door den
gewonen agent, zonder tusschenpersoon. Ik
sprak er dadelijk met den president der
Republiek, over daarna met Dupuy. Wij
kwamen overeen met discretie te handelen
en allereerst de bij de zaak betrokken
ministers te spreken. Hanotaux voerde ons
tegemoet, dat de betrekkingen met de
vreemde mogendheden in ernstig gevaar
zouden kunnen gebracht worden, zoo men
hen direct in deze zaak betrok.
Mercier verhaalt daarna alle bijzonder
heden, die voorafgingen aan Dreyfus'arres
tatie, waartoe met algemeene stemmen in
den ministerraad besloten werd.
Een rapport wordt voorgelezen over het
gedrag van Dreyfus op het Duivelseiland.
Daaruit zou opgemaakt kunnen worden, dat
hij (Dreyfus) zich tegenover Perier op zijn
woord van eer verbonden had niets geheiros
te zullen openbaren in de openbare zittingen
van den krijgsraad.
Perier staat driftig op en zegtik protesteer
levendig tegen die bewering.
De voorzitter zegt; Uitstekend. Men zal
er een onderzoek naar doen.
Mercier zegt op zijn beurt dat niets hem
doet gelooven, dat de president der Rupuhliek
gedaan heeft, wat in dien brief wordt
beweerd, Perier bedankt hem.
Dreyfus betoogend dat zijn brieven
verdraaid zijn weergegeven en dat daarin
sprake is van de stappen namens zijn
verdediger gedaan.
De Voorzitter zegt, dat de brieven zullen
opgezocht worden.
Na de bespreking van eenige bij de
zaak betrokken stukken, o. a. van een
waarin sprake is van de samenwerking
van twee spionnen en een waarschuwing
aan majoor Henry, dat een officier van den
generalen staf inlichtingen geeft, sprak
Mercier over de onderzoekingen waartoe
hij last gaf.
Sprekende van het rapport van Dreyfus'
gedrag op het Duivelseiland, zeide hij
Dreyfus moet gezegd hebben: Mijn broer
is een c Mijn familie heeft ook nog
iets bewerkt. Zij hebben hun fortuin uit
gegeven. Het woord, dat ik aan Perier heb
gegeven heb ik gehoaden.
Op dit oogenblik was het dat Casimir-
Perier opstond.
Nadat Mercier gezegd had, dat alles ge
daan moest worden om een oorlog te
voorkomen, werd het rapport voorgelezen
van du Paty over zijn bezoek aan Dreyfus
na z\jn veroordeeling. Dreyfus zou toen
gezegd hebben, dat hij niets wilde bekennen,
en dat hij een slachtoffer van het noodlot
was.
Hij wilde geen verzachtende omstandig
heden pleiten. Deze weigering, zeide Mer
cier, moet zoo uitgelegd worden dat hij
geen bekentenis wou doen, welke hem geen
verzachting van straf kon bezorgen. Daarna
spreekt hij over de kwestie der bekente-
nissen,
In het vervolg zijner rede wijst Mercier
vooral op de diplomatieke verwikkelingen.
Waar de heer Casimir zeide, dat hij zich
verschool achter zijn constitutioneele on
verantwoordelijkheid, teneinde graaf Munster
geen antwoord behoeven te geven en die
zorg overliet aan Hanotaux, daar heeft
Perier u niet gezegd, dat de minister-
president en ik tot middernacht op het
Elysée in zijn kabinet zijn gebleven. Wij
wachtten op hetantwoord van keizer Wilhelm.
Wij vroegen ons af, of de oorlog daaruit
niet zou losbarsten, (Beweging). Münster
wachtte het bevel om zijn paspoort aan te
vragen. Ik had De Boisdeffre bevolen zich
gereed te houden met een zeker aantal
I officieren, teneinde zoo noodig te voorzien
in de behoeften onzer mobilisatie (Beweging).
Wij waren op een handbreed afstand van
den oorlog. Wij wisten niet of Rusland met ons
zou optrekken; wij moesten dus al het
mogelijke doen om een oorlog te voorkomen.
Mercier onderzoekt en behandelt daarna
al de stukken op genoemd in het borderel.
Hij tracht aan te toonen, dat het ondanks
alle loocheningen wel degelijk Dreyfus was,
die de stukken leverde. Als er eenige
twijfel in mijn hoofd rees, dan zou ik tot
kapitien Dreyfus zeggenIk geloof U
onschuldig.
Hier vliegt Dreyfus met dreigend gebaar
op en de vuist schuddend tegen Mercier,
roept hij Dat móest gij zeggen De kapitein,
die met zijn bewaking belast is houdt hem
tegen. Levendige ontroering onder het
publiek.
Mercier zegt, dat zijn overtuiging van
Dreyfus schuld nog sterker geworden is,
ondanks de enorme sommen, ten zijnen
behoeve besteed.
Aan het eind van zijn verhoor zegt Mer
cier, over de kwestie der bekentenissen
sprekende, dat hij zelf kapitein Lebrun-Re-
naud naar Casimir-Perier zond om hem ver
slag van die bekentenis te doen. Zoo dit niet
geschiedde, dan was het omdat Perier en
Dupuy den kapitein niet lieten uitspreken,
gehypnotiseerd als zij waren door vrees
voor buitenlandsche verwikkelingen.
Bij zijn uiteenzetting van het borderel
spreekt Mercier, in strijd met het getuigenis
van Perier, de meening uit, dat de daarin
genoemde stukken van het hoogste belang
waren. Hij verzekert dat Dreyfus op de
hoogte was van alle proefnemingen met
de artillerie en houdt de loocheningen van
Dreyfus voor leugens.
Casimir-Perier staat op en vraagt ander
maal gehoord te mogen worden, liefst con
tradictoir met Mercier.
De zitting wordt om halt een opgeheven.
Men voert Dreyfus in hevige gemoedsbewe
ging weg. Als Mercier de zaal verlaat, wordt
hij door het aanwezige publiek uitgejouwd
Antisémitique. Er zijn telegrammen g
den, die geen twijfel overlaten aa"°av0C,r-
het bestaan van het komplot en de
naamste deelnemers. beWÜs
De gedane nasporingen hebben bet
gebracht, dat genoemde groepen een
poging voorbereidden gelijk die va^ng
kazerne Reuilly (den dag van de ver 1 jflu
van Loubet.) Er zijn onmiddellijk maatre°oor-
genomen om wanordelijkheden te ^e
komen. Met de instructie is rechter
belast.
Siefl*8,
Stads- en Gewestelijk
1899-
rdieo-
Het komplot te Parijs.
Zooals reeds met een enkel woord werd
gemeld, is Paul Dérouède in den nacht
van Vrijdag op Zaterdag in zijn buitenplaats
te Croissy bij Parijs gearresteerd.
s Nachts half vier verschenen twee lan
dauers van Parijs komende op de brug van
Croissy. Bijna op hetzelfde oogenblik
kwamen 15 bereden gendarmes van Ver
sailles aan. Een commissaris van politie, die
zich in een der landauers bevond, ging'met
de gendarmes naar de villa van Déroulède.
Hij liet het huis omsingelen, ging naar
binnen nam Déroulède gevangen en begaf
zich met hem en twee agenten van den
veiligheidsdienst in een der rijtuigen. In
het tweede gingen 7 gendarmes zitten,
De beide rijtuigen, door gendarmes te
paard omringd, vertrokken in gestrekten
draf naar Parijs. De beweging in het dorp
had een aantal nieuwsgierigen op de been
gebracht. Toen de rijtuigen vertrokken, werd
een geroep van tot weerziens 1 vernomen.
Mejuffrouw Déroulède, die met haar broeder
te Croissy vertoefde, is dadelijk naar Parijs
vertrokken.
Behalve Déroulède zijn nog gevangen
genomen Marcel Habert, Thiébaud, Jules
Guérin, het hoofd van de Ligue antisémi
tique en verscheidene slagers uit La Vilette,
die deel moesten nemen aan de ontworpen
manifest?-ties. Deze arrestatien hadden plaats
in verband met de opening eener instructie
ter zake van een komplot ten doel hebbende
verandering van den regeeringsvorm. De
verdachten behooren tot de Jeunesse royaliste,
de Ligue des Patriotes en de Ligue
Schiedam, 14 Augustus
Aan den heilwensch door onzen ver,erj-
stelijken medewerker S.S. tot den h°n
jarigen Van de Water gericht, voege"
onzerzijds onze beste wenschen vü0^allis
welzijn van hem, die thans als Schie
oudste ingezetene de eeuwkroon dfaa?
Al klinkt het ietwat vreemd een ho"
jarige nog vele jaren levens toe te we«sC
toch wenschen wij van harte, vvaaf
een zoo kras man geldt, als de he«r
de Water nog bij zijn eeuwfeest b 'J
dat hem nog tal van gelukkige jare"
midden van zijne dierbare betrekkin?
worden geschonken.
Spraken wij in een vorig nummer u
wensch uit, dat het den jubilaris nog 2
gegeven zijn, de Hoogmis morgen
zijner intentie in de St. Janskerk °P
dragen waarbij het koorgezelschap °a
3-stemmige missa Assenmacher het
stemmige Te Deum van Loser zal
voeren bij te wonen, die wensch 1
niet vervuld kunnen worden. Naar
vernemen, heeft de heer Van de v^a'
sedert twee jaar de kerk niet meer kunIiejs
bezoeken en zal hij dus zeker de vermoe'e
daaraan verbonden, niet kunnen door»'a
op den dag die nog al eenige inspan"1
van hem zal vorderen.
Ten einde den jubilaris al te or°°^e
vermoeidheid te besparen, zal ""h
receptie van 12£ tot 3 uren beperkt zü°'
Wij vertrouwen intusschen, dat in
tijd nog velen den honderdjarige de ha"
zullen drukken en ook op andere WJJ
Schiedams ingezetenen zullen toonen,
het voorrecht een honderdjarige in
midden te hebben, op prijs stellen.
Morgen (Dinsdag) zal het 30 jaren g®'e^
zijn, dat de hoogeerw. heer mgr. M-
Lans, president van het seminarie te ™a
mond, de H. Priesterwijding heeft ontvange'^
Hoewel dat feit geen aanleiding geelt t
eene bijzondere herdenking, zullen toch zek
velen, die van het zilveren priesterfeest
mgr. Lans zulke aangename herinneri"?
hebben bewaard, morgen den geit*'"
oud-pastoor onder de H. H. Diensten ëe
gedenken.
Aan de leden van den Gemeenteraad
kennis gegeven dat de volgende aanbevel'"»
en voordrachten ten raadhuize zijn tervh1
gelegd, ten einde in de eerstvolgende raa
vergadering tot een benoeming te kun"e
overgaan
a. Aanbeveling ter benoeming van
gemeente-geneeskundige, belast met
behandeling der behoeftigen in een de"
deel der gemeente, waarop geplaatst z'j"
I Dr. J. Endtz.
II D. Ris Jzn. p
b. Voordracht ter benoeming van ef
onderwijzeres en een onderwijzer aan de
openbare kostelooze school.
Voorgedragen worden
voor onderwijzeres
I Mej. M. C. Sonneveld te Schiedam-
II Mej. K. J. J. Disselkoen te Sliedrecht'
III Mej. Gr. van Beek te Bolnes,
voor onderwijzer:
I A. M. van der Wel te Spijkenisse.
II J. C. Baars te Oudewater.
Ill J. J. Moerman te Oostvoorne.
c. Voordracht ter benoeming van ee"
onderwijzer aan de le openbare kostelooz®
school, waarop geplaatst zijn
I B. J. Douwes te Hoogezand.
II J. W. Omzeele te Buren.
Ill Mej. C, J. Andriessen te 's Gravenhage-