Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
Eerste blad.
'2ste Jaarit.
Zondag 3 September 1899.
No. 6486.
bureau ^ofersteaaf 50.
Voor Transvaal.
De schat in het moeras.
PRIJS TiS DIT BLAD:
^°or Schiedam per 3 maanden
ranco oer posi door eeneei Nederland
Afionaeriiike Nummers
- 0.05
PRIJS DKR ADVKBTENTIÈH
Van 1—6 regeis
Elke gewone regel meer*u-lu
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
Het
deni 1S ^eur' van de kleinere s*e"
Amsterdam en Rotterdam, Dordrecht
dfin ti
het aag zijn vóór gegaan, laat ons nu
v°orbeeld geven aan de anderen
®eds benauwender dreigt de ongerecht -
oorlog over het volk van onzen
VarT V°et V00r voet 'S teruggedrongen
2iin land en hoeve, dat nu niet verder
- teruS kan, omdat het is ingesloten
j. a"e zijden door den hebzuehtigen
ge,schman. En die laatste verblijfplaats,
eenige woonplaats die den Boeren nog
die
Ül') wil Chamberlain en zijn aanhang hen
n°g ontnemen: helaas, het goud puilt er
den grond! En de Engelschman is zoo
61 °P goud
H°ch waartoe U die droeve geschiedenis
Weer herhaald Ge kent haar allen te
^°ed> voor Transvaal is er immers altijd
g een plaats in het Hollandsche hart
a allen trilt ge van verontwaardiging bij
schaamtelooze sophismen waarmede de
n§elsche staatsman zijn hebzuchtige poli-
zoekt te verdedigenen allen hebt ge
deernis met dat broedervolk, dat trots zijn
0ed en ontembare wilskracht, trots een
*weede Majuba-hill of Paardekraal, toch ten
'angen leste zal moeten bezwijken voor de
dui*enden uit het groote rijk van Albion,
V°or de Maxim's en de dum-dums
Welaan dan, er is één ding dat ge doen
^hnt, doet dat 1
kunt, met die anderen, Uw stem
Verheflen, een moreelen steun brengen aan
Oom Paul en zijne regeering, een plechtig
protest uitbrengen tegen de verderfelijke,
hebzuchtige politiek van den Engelschman
Doet dat dan
Daar zijn in Schiedam welsprekende
mannen genoeg, die hun woordgave zullen
geven voor zulk een edel doeldaar zijn
er invloedrijke mannen te over, die met
hun naam de tot-stand-koming eener
indrukwekkende bijeenkomst kunnen waar
borgen. De toestand is hachelijk en de tijd
dringt 1 Er moet niet gedraald, wie neemt
het initiatief
Mannen van woord, van invloed, van
daad, laat ik niet te vergeefs een beroep
gedaan hebben op Uw afschuw van onrecht,
op Uw rechtvaardigheidsgevoel, op Uw moed
en Uw liefde voor Holland en Holland's
stam! SS-
ILGEMEEJS OVERZICHT.
2 September '99.
Het proces te Rennes.
De mededeeling van den correspondent
van de Figaro, dat de voorzitter van den
krijgsraad te Rennes zich met het verhoor
der laatste getuigen zal haasten, is alleszins
als een hartewensch te beschouwen, want
het langdurig getuigenverhoor stelt het ge
duld der bij het proces te Rennes betrok
kenen, op een zware proef en is vooral
voor den beschuldigde een ware foltering.
I Voor hem moet vooral het getuigenis van
kapitein Lebrun-Renault over zijn beweerde
bekentenis bijzonder pijnigend geweest zijn,
wat reeds was op te merken, toen bij het
binnenkomen van Lebrun, Dreyfus' doods
bleek gelaat met een hoogrood werd over-
togen. Met de meeste beslistheid legde
Lebrun zijn getuigenis af, zonder zich ook
maar een enkele maai door de verdediging,
van het voor haar zoo doornig terrein der
objectieve mededeeling, naar dat der discussie
te laten medetrooner., o.a. door hem vragen
te stellen omtrent zijn meening betreffende
de beteekenis van Dreyfus' woorden, maar
het gelukte zelfs niet aan den meester in
de «cross-examination" want Labori
heeft bewezen, dat hij dien naam verdient
Lebrun een enkele maal in het nauw te
drijven. Toen bijv. Dreyfus (verdediger hem
zijn bewondering te kennen gaf over het
feit dat hij gedurende vier maanden het
blaadje van zijn aanteekenboekje bewaarde,
waarop de, vermelding stond van de beken
tenis, maar het vernietigde juist den dag,
nadat men er in de Kamer over sprak,
antwoordde Lebrun kort en bondig, dat hij
het afschrift, den vorigen dag door minister
Cavaignac gemaakt, als autenthiek be
schouwde.
En de beschuldigde? Dreyfus, die thans
den mar. voor zich zag staan tegenover
wien hij krachtiger en welsprekender dan
tegenover tal van andere getuigen zijn
eiger: eer en die zijner kinderen waar
voor hy verklaart, al zijn lijder, gedragen
te hebben verdedigen moest, verhief
Dreyfus zich thans van de bank der be
schuldigden, om met opgeheven hoofd, met
bliksemend oog zijn beschuldiger recht in
het gelaat ziend, ten aanhoore van de
krijgsraad en van de pers der geheele
wereld, nog eens uitdrukkelijk te verklaren
niet slechts 't geen hij niet, maar ook wat
hij dan wèl gezegd heeft, en den getuige
openlijk te brandmerken als een laagharti-
gen woordverdraaier en leugenaar? Zwoer
hij bijv. thans, gelijk hij dit reeds eenmaal
bij een ar.dere gelegenheid deed, bij het
hoofd zijner kinderen, dat op den dag zijner
degradatie geen andere woorden over zijn
lippen waren gekomen dan dezede
minister weet wel dat, indien ik docu
menten had uitgeleverd, ik dit gedaan zou
hebben" enz. Of wees hij er misschien
op dat de minister zeer goed wist, hoe hij,
(Dreyfus) slechts fictieve stukken had ge
leverd om er echte voor in de plaats te
krijgen. Niets van dit alles. De kapitein
bepaalde zich tot de zeer voorzichtige di
plomatieke verklaring, dat hij zich hield
aan hetgeen hij reeds omtrent zijn beweerde
bekentenissen heeft gezegd, welke verklaring
gesloten werd door een dier stereotiepe
theatrale uitlatingen, weike onder het over
wegend Dreyfusgezind publiek in de zaal
voortdurend beweging bljjven veroorzaken.
Beklaagde, aldus luidde het telegrafisch
verslag, geeft uitdrukking aan de ontroering
die hij ondervindt, nu hij na vijf jaren een
getuige ziet, die een gezegde heeft gehoord,
dat met een betuiging van onschuld begon
en dat gezegde aan zijn chefs overbracht
zonder er nadere verklaring van te vragen.
Dat is een manier van handelen waarover
een fatsoenlijk man verontwaardigd moet
zijn. Zelfs wanneer kapitein Dreyfus vrijge-
sproken wordt dan nóg zullen zijn beste
vrienden hem uit de volheid des harten
mogen zeggen, dat zijn houding in de zitting
van 31 Augustus een amanier van handelen
is geweest, waarover Dreyfusards en anti
Dreyfusards ontevreden moeten zijn.
De zitting van gisteren begon met een
debat over de achtbaarheid van den ge
tuige Dubreuil, waaromtrent de president
gunstige inlichtingen.had ontvangen.
Demange vraagt nu dringend om mede
deeling van het vonnis der rechtbank te
Coutamees over beklaagde uitgesproken.
Na verscheidene brieven voorgelezen te
hebben, strekkend om zijn achtbaarheid
vast te stellen, verzocht Dubreuil den presi
dent, Dreyfus nauwkeurig het tijdstip te
laten noemen, waarop de betrekkingen met
mevr. Bodson ophielden.
Dreyfus verontwaardigd, dat men spreekt
over zijn persoonlijke betrekkingen met
mevr. Bodson, verklaart nooit een vreem
deling bij de Bodsons ontmoet te hebben
en verzoekt opnieuw een onderzoek in te
Feuilleton.
16)
«Het geheim dat tusschen ons beiden be
slaat, behoefde niemand anders te weten,"
jtntwoordde Winslow, «of zou ik bij mijne
kinderen eene onbepaalde hoop op rijkdom
°pwekken en hen daardoor afkeerig maken
*an den arbeid Heb ik zelf ter wille van
a® mijnen al die lange jaren de hoop be
waard, zoo leerde ik ook tegelijk op gevoelige
wijze de onbestendigheid van alle wereldsch
goed kennen."
«Zooveel te beter, John, zooveel te beter,"
hernam Cornely. «Waar geen hoop in 't
leven geroepen wordt, kan men ook niet
teleurgesteld worden. Doch ga nu heen
Waar men uw raad noodig heeft. Wanneer
Uw legerplaats in orde is, zal ik komen.
Tot zoolang wil ik graag alleen blijven.
Hebt ge frisch water noodig, zend mijn
zoon dan hierheen om het te laten halen.
Gij zult wel beprijpen, John, dat bet mij
moeilijk valt aanvreemde gezichten te
^^Dat begrijp ik, Cornely," antwoordde
Winslow, terwijl hij opstond. «voornamelijk
wanneer die behooren aan lieden, die den
naam Winslow dragen."
Cornely antwoordde niet, voor Winslow
was dit een teeken, dat ook ditmaal zijn
voorstel tot verbetering van hun beider
omstandigheden afgewezen zou worden.
Zwijgend verwijderde hij zich. In gedachten
verzonken zag Cornely hem na.
«Vreemde gezichten, die den naam Win
slow dragen," fluisterde zij, «het zou beter
voor mij geweest zijn, wanneer ik den
naam nooit gehoord had. Zegen heeft mij
die niet gebracht. Het geld heb ik kunnen
j missen, maar zonder tehuis in de wereld
„estooten te worden dat had ik niet
verdiend. Arme Abelwaarom moest gij
mij verlaten en juist op een tijd. waarop
uw door den arbeid gekromden rug zich
vrijer had kunnen oprichten."
Groote tranen rolden over hare gerimpelde
wanden. Deze droogden echter weder, toen
hare°gedachten van dit onderwerp werden
afgeleid, doordien zij op een afstand var.
omstreeks honderd schreden zag, hoe de
beide wagens naast elkander geplaatst wer
den en jonge handen ijverig aan het werk
dingen, om eene tent op te richten, daar
voor een vuur aan te leggen, paarden en
runderen naar het water te drijven, en ook
om eene oudere vrouw behulpzaam te zijn
bij het gereed maken van den maaltijd.
IV.
De zon neigde zich naar het Westen en
eene verkwikkende, vochtige koelte was
reeds in plaats van den verzengenden gloed
aetreden, toe men bij de wagens het maal
gebruikt had. Op het gras, eemge schreden
van het vuur af, had men gedektin een
krin" rondom de tinnen schotels en borden
zaten en lagen Winslow en zijne vrouw,
hunne beide gasten en hunne uit zes personen
bestaande nakomelingschap. Cornely zat
tusschen de beide echtgenooten, zorgvuldig
bediend, dan door Winslow, dan door zijne
vrouw, eene vriendelijke, doch blijkbaar
zwakke verschijning. Dick had een plaats
gekregen tusschen Kate en haar oudsten
broeder, een krachtige jongen, terwijl de
I overige kinderen zich, zooals het toeval wilde,
neergezet hadden. Wat ook de gedachten
van den een of ar.der mocht bezig houden,
voor een onpartijdig beschouwer bood het
gezelschap een beeld van vroolijke eensge
zindheid. - ri i-
Bij voorkeur werd over de reis naar Cali-
tornie gesproken, waarvoor Winslow zich te
Kansas bij een grootere karavaan wilde
aansluiten. Ernstig zat Cornely tusschen hen
in Slechts zeiden mengde zij zich in het
besprek. Haar rustige blik vestigde zij van
den een op den ander, als wilde zij bedenken in
hoever ieder voor de bezwaren, die hem
te wachten stonden, berekend was. Ook naai
de wagens, de paarden en het vee zag zij
nu en dan heen en dan vroeg zij zich mis
schien at of dit alles was, wat van de beide
welvarende hoeven was overgebleven. V\ ant
hare oogen kregen een somberder uitdruk
king, terwijl hare lippen zich vaster op e -
kander sloten. En toch kreeg zij den indruk
dat de opvallende wel-is-waar over een
lange reeks van jaren verdeelde achter
uitgang, in de uiterlijke omstandigheden
het minst aan de familie zelve kon ten laste
gelegd worden. (Wordt verwW
NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT