Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
22ste Jaar
Woensdag 6 September 1899.
No. 6488.
*3$xxveaxx !$oter&tvaai 50.
^'K'Ieele
BERICHTEN.
OTERZ1CHT.
5,tnls.ni, een Oostenrijker Cernuschi
de«t brief taf' H'j verzocht den president
8®z°H(let, h late" voor'ezen dien hij hem
v°ocq eeft- De griffier leest den brief
®taatkun'rnUschl zegt daarin, dat hij om
Jü °dde iSs. reden, als afstammeling van
P'icht Wa °nmklijke familie van Servië, ver
mar hij S e te nemen naar Frankrijk,
i897 verkil September 1894 tot Februari
""krijt 9 h,eld' T«dens zijn verblijf in
Vd®efliKr<,„uefft ean Van ziJn dienden, een
t#ö|*hdscK "Rn h8t mirusterie »an bui-
P,,6cPe rr n van oen tn^den-Euro-
d® nam gendheid' hem zeer nauwkeurig
yre«tnde et' gezegd van de spionnen der
'e^te [nogendheden in Frankrijk. De
*Ucshl n belangrijkste was Dreyfus. Cer-
^tÜksch81 Verder' dat toen hiJ den Oos-
lditet>ant? krijgsdienst verliet (b« was
v»n (je aer cavalerie geweest) een officier
NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT
PRIJS TAN DIT BLAD:
°°r Schiedam per 3 maanden f 1.50
to per poet door geheei Nederland 2.—
I,0nderijjke Nummert - 0.05
PRIJS DER ADTRRTENTIÈN
Van 16 regeisi I [fO.GO
Elke gewone regei meer-0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
b Oir
g®k«nd g^Ct^e van de gasfabriek maakt
c Pte<Hber te rekenen van den 6den
ler®n is k 'S' de Cokesprijs voor parti-
epaald op 50 cents per H.L.
De Directeur,
DE BATS.
k^0dM*d8"Zieke,lhUiS-
*lhierey®ranciers van het Stads-Zieken-
h».ï,ld 'tóp ?r^t kennis gegeven, dat elke
ten 'n d« Ïa?en 15den' re^mng van
tr,^antor. tver'oopen maand geleverde,
in~es.'er (Ni Van den Secretaris-Penning-
Xl^H 30), moet worden
anders door den nala
ten, "ere leverantie mogen gedaan
6 ^°/n*nüsie van Administratie
van WESTENDORP,
Voorzitter.
w. a. v. DOLDER Dzn.,
Secretaris,
5 September '99.
Do ver Pr0C6S te Rennes*
^ltsPfaak j*Ch, ting dat nog deze week de
Wordt'r' ket Proces re Rennes vallen
®°8»tre0e| meor en meer bevestigd. De
°og J* door de Regeering reeds met
^e°°®tten °P don afl°°P van het proces
tlaEij acl^t ewijzen, dat ook zij het einde
j aittin~
ren d if' &lstoren-ochtend met gesloten
duurde slechts een kwar-
l® kwart a zeven begonnen, was zij reeds
°Penbare V°°.r zoven geëindigd. Toen de
2ïa' stam Zltt'nS geopend werd, was de
a'"Pvo|.
Hinijf,661 'nSscommissaris legde namens
^aatuj^,6611 V6rltlaring af ter zake van
^°0r'ezioff °6 d Van Dajoux. Vervolgens werd
.aPflein °d ^ödaan van den brief, waarin
'®bst. ruyerre ontslag vroeg uit den
Di
aariia i
**ttr°Pee- 5en6ralen sta* van een midden-
s°üVerei!C m°gendheid, adjudant van den
h«v Van dat land getuige was met
'®nd en sprak hem in September
1894 hem de namen noemde van vier
spionnen die voor vreemdelingen werkten
in Frankrijk, in volgorde van belangrijkheid
hij begon met Dreyfus. Toen hij te Parijs
was, ontving hij een uitnoodiging van dien
zelfden stafofficier, en begaf zich naar zijn
hotel in de rue Lafayette no. 49 de officier
had, toen hij binnenkwam de zakken van zijn
overjas vol met papieren, dien hij den ge
tuige met veel ophef liet zien. Het waren
stukken van het grootste belang, vooral staf
kaarten, o. a. het blad met Dyon, voorts lijsten
betreffende den spoorweg Parijs LyonMid-
dellandsche zee ten dienst der mobilisatie,
opgesteld met gewichtige aanteekeningen over
de perrons en inlichtingen over de hulpbron
nen in magazijnen van den omtrek. Ook
bevatten deze documenten eenige inlichtingen
over zekere reorganisatie van de legerkorpsen.
Deze officier had den getuige gezegd
In Frankrijk kan uier. alles krijgen wat
men maar wil, als men maar geld genoeg
heeft", en ook Waar dienen de Joden voor,
als men geen gebruik van hen maakt?".
Twee dagen later vertrok de vreemde offi
cier plotseling uit Parijs zijn vertrek geleek
veel op een vlucht en kort daarna vermeldden
de bladen Dreyfus' arrestatie. De getuige
zeide ten slotte, dat hij al het boveustaande
overgebracht had aan een officier tot het
ministerie van oorlog behoorende. Hij vraagt
voorlezing van het rapport dat van die
verklaring is opgemaakt.
Demange vraagt waarom deze getuige
zoo laat komt? Cernuschi antwoordt niet.
Demange vraagt ook aan den regeerings-
conamissaris of deze geen inlichtingen over-
den getuige heeft ingewonnen. Carrière ant
woordt ontkennend en voegt er bij dat de
Krijgsraad wellicht een zitting met gesloten
deuren zou kunnen gelasten om de toe
lichtingen die de diplomatieke zijde van
de kwestie raken, in ontvangst te nemen.
Labori verklaart alle voorbehoud te maken
ten opzichte van het getuigenis van Cer
nuschi, omdat men voor den eersten keer
een beroep doet op een vreemdeling. Hij is
voornemens ten slotte zijne conclusiën te
stellen, opdat langs diplomatieken weg en
door tusschenkomst van het ministerie van
buiteniandsche zaken alle stappen kunnen
worden gedaan noodig om te weten of de
in het borderel genoemden documenten
geleverd zijn, en zoo ja, door wien. Labori
verzoekt den president, aan den getuige te
vragen tot welke nationaliteit de in den
brief genoemde personen behooren. De ge
tuige antwoordt, dat hij dit slechts zeggen
zal in geheime zitting. Labori, den getuige
herinnerend aan zijn eer, verzoekt dat als
tot het sluiten der deuren wordt overgegaan,
dit in elk geval niet van daag doch morgen
geschiedde. Mijne bedoeling is, zegt hij, den
naam van deze getuige te laten notificeeren
ik wil dat wij kunnen beschikken over alle
rechtsmiddelen, welke de wet ons verzekert.
In het licht van deze hoogst gewichtige
getuigenis, die veel sensatie wekte, zijn de
andere getuigenissen die nu volgden van
weinig belang. Wjj moeten ons, ook met
het oog op onze beperkte ruimte, slechts
tot enkele bepalen.
André, de griffier van Bertulus bevestigt,
dat hij Henry tot Bertulus heeft hooren
zeggen Dring niet verder aanvóór alles
moet de eer van het leger worden gered."
Verder verklaart André, Henry op een
ander oogenblik te hebben hooren zeggen
«Laat men Esterhazy aan mij overlaten,
en laat Du Paty zich voor den kop schieten
dat is alles wat ik vraag. Toen Bertulus, die
Henry tot in den gang had uitgeleid, terug
kwam in zijn kabinet, vroeg getuige hem
wat er gebeurd was. De rechter antwoordde,
dat hij het hem op dat oogenblik niet kon
zeggen.
Dr. Weil en Hadaraard, neef van Dreyfus,
getuigen ten gunste van het particulier
leven van Dreylus.
Painlevé wijst de fouten in het stelsel
van Bertillon aan. Hij beroept zich op de
meening van Poincaré, die in een brief aan
hem de gevolgtrekkingen van Bertillon be
sprak en haar valscheid aantoonde. Hij
stelt ook de fouten in de berekening
van Valerio in het licht, herhaalt zijn ge
tuigenis voor het Hof van Cassatie, vertelt
zijn onderhoud met Hadamard en komt op
tegen verschillende lezingen, volgens welke
Hadamard overtuigd zou geweest zijn van
Dreyfus' schuld.
Gonse komt nu tusschenbeiden. Hij houdt
staande, dat volgens zijn inlichtingen Hada
mard geweifeld heeft ten aanzien van de
onschuld er. de moraliteit van Dreyfus.
Indien er echter geen twijfel is geweest
in het gemoed van Hadamard, is dit, wel
het geval geweest met Painlevé.
Labori mengt er zich in. Voorlezing wordt
gedaan van het getuigenis van Painlevé
voor de] strafkamer waarin deze het ge
sprek met Hadamard over Dreyfus heeft
oververteld.
Gonse verklaart, slechts dit gedeelte van
een zin onthouden te hebben«ofschoon
Dreyfus niet iemand is, van wien men
a priori kan zeggen, dat hij onschuldig is."
Painlevé merkt op, dat men door enkel
dat gedeelte van een zin aan te halen, zijn
overtuiging van Dreyfus' onschuld onaange
tast heeft gelaten.
Labori verzoekt den president Gonse, te
vragen, waarom hij de inlichtingen, die hij
had ontvangen onjuist heeft overgebracht.
(Beweging.)
De president weigert de vraag in dezen
vorm te stellen en verzocht Labori zich
te matigen.
Labori houd vol, dat hij slechts met
gematigheid gebruikt maakt van zijn recht
als verdediger.
De president zegt van niet. «Ik verzoek
u mij niet te overschreeuwen als ik tot u
spreek. Uw toon is zelfs niet gematigd."
(Beweging.)
Cuignet, belast geweest met de samen
stelling van het geheim-dossier, zet uiteen,
waarom hij alies ter zij heeft gelegd, wat
uit het buitenland kwam, dat er belang bij
had Frankrijk te bedriegen. Hij noemt een
stuk, dat versiag geeft van het gesprek van
een vreemden souverein met een van
de Fransche militaire attachés. De souverein
zeide, dat wat in Frankrijk gebeurde, eer.
bewijs was van de macht van de joden.
«Dat had men, zegt Cuignet, tegen Dreyfus
te baat kunnen nemen". (Beweging). Dit
telegram is niet bij ,het dossier gevoegd.
Labori verwondert er zich over, dat men
nog met bezwarende stukken tegen Dreyfus
aankomthij vraagt ze allen te zien. Na
een woordentwist tusschen Labori, Cuignet
en Gonse, waarin laatstgenoemde getuigt
dat slechts de belangrijkste stukken bij het
dossier zijn gevoegd, protesteert Billot tegen
de insinuatie die vervat is in den brief van
Viviani aan Freycinet, als zou hij, Billot,
het rapport hebben medegenomen dat
Wattines en Cuignet over het geheim-dossier
hadden gemaakt. Hij verzekert, dat hij het
stuk aan Cavaignac heelt gegeven. Demange
verzoekt den voorzitter het stuk van Cavaignac
op te eischen, maar aangezien Cavaignac
r.iet aanwezig is, wordt het verzoek uitge
steld en het incident geëindigd verklaard.
Tomps zegt, dat hij in 1893 benoemd
werd tot bijzonder commissaris. In 1894
na zijn thuiskomst van verlof droeg Sand-
herr hem op aan het departement zelf het
borderel te fotografeeren. Hij deed dat
zoo maar zonder eenig middel aan te wenden
om de sporen van scheuren te verbergen
en gaf de proeven en het cliché a.n
Sandherr. Tomps verzekert, dat tnj nocd
met de instructie noch met het proces
iets heeft uit te staan heeft gehad tot
zijn vertrek naar Chalindrey. Daar vernam
hij dat Picquart benoemd was tot chef van
den inlichtingendienst. Toen hij terugkwam,
sprak Picquart hem van zijn argwaan legen
Esterhazy.
Tomps spreekt dan van zijn reis naar
Bazel naar den agent Richard Cuers, en van
het onderzoek dat hij daar in moest stellen
of Esterhazy niet het huis met twee
uitgangen van een agent was binnengaan.
Maar hij behoefde niet na te gaan of men
met Esterhazy te doen had.
Op een vraag van een van de leden van
den krijgsraad zegt Tomps dat hij heeft
gezien, dat het borderel aan de Matin is
meegedeeld als afkomstig van Teyssonières
met name daaraan dat er op het borderel
een teeken voorkwam, dat Bertillon er op
gemaakt had om het te kunnen herkennen.
Hij verklaart niet te weten, dat er na het
vertrek van Dreyfus stukken verdwenen zijn,
en weet ook niets omtrent Esterhazy, wiens
gangen hij nooit heeft nagegaan.
Op verzoek van Labori geeft Tomps
nadert bijzonderheden over den aanhang
die Henry op hem uitgeoefend heeft om te
bewerken, dat hij de mededeeling van het
borderel aan iemand toeschreef.
Lauth verzekert, dat toen men onderzoek
deed naar de mededeeling van het borderel
niexand Picquart verdacht. Aan de atdee-
ling der statistiek verdacht men bur^eiijte
beambten.
Na enkele opmerkingeu van Labori ten