Dagblad voor Schiedam en Omstreken. 22ste Jaarg. Donderdag 21 December 1899. No. 6578. "SSurecut looierstraat 50. PRIJS VAN DIT BLAD: Voor Schiedam per 3 maanden Franco per posi door geheei Nederland Afzonderiiike Nummers f 1.50 - 0.05 mmzrwz- PRIJS DER ADYERTKNTI Ë|N Van 16 regeis .....ill... 1/0.60 Elke gewone regel meer 1-0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten aangegaan. OFFICIEELE BERICHTEN. Stads-Ziekenhuis. De Commissie van Administratie voor bet Stads-Ziekenhuis te Schiedam is voor- bemens op Vrijdag 22 December 1899 aan te besteden de levering, gedurende het jaar 1900, van Suiker, Koffie, Tiiee, Rijst, Gort, Zout, Zeep eu andere kruidenierswaren. De voorwaarden van aanbesteding liggen ln gemeld gesticht ter lezing. De biljetten van inschrijving met de toonsters moeten uiterlijk 's middags te 1^ uur van den dag der inschrijving aldaar bezorgd zijn. De Commissie voornoemd, VAN WESTENDORP, Voorzitter. W. A. VAN UOLDER Dz. Secr.-Penn. Melasse-Spiritus. Det gevaar dat onze industrie door de toenemende concurrentie van de melasse- &Piritus bedreigt, heeft ook een onderwerp ^an ernstige bespreking in de Tweede aDQer der Staten-Generaal uitgemaakt, heer Veegens, de invloedrijke afge- Vaardigde van Hoogezand, heeft zich tot tolk van de billijke klachten der Schiedam- Scbe nijveren gemaakt en aller dank verdiend dat hij deze zaak ter rechter tyd en met zooveel nadruk in de Kamer ter sprake heelt gebracht. Plaatsgebrek belette ons in ons vorig "Umrner waar wij reeds omvangrijke stuk ken deze, aangelegenheid betreffende hadden htede te deelen van zijne uitvoerige rede, bet antwoord van den Minister en de daarop gevolgde repliek melding te maken. Om bet groot belang dezer zaak voor onze stad hemen wij uit de Handelingen der Tweede Kamer als nog bedoelde redevoeringen over. Onze lezers zullen er uit zien, dat hoe dreigend de concurrentie der melasse-spiri- tos ook is De heer Veegens deelde op grond van verstrekte inlichtingen mede, dat be productie voor 1899 op 250.000 liter b- i. i/„ der geheele spiritus-productie ^°rd geschat de zaak voor onze stad toch niet hopeloos staat. Blijkbaar is de Minister van Financien eenigszins terugge komen van de luchthartige wijze waarop bij deze zaak in de Memorie van Antwoord °P zijn begrooting behandeld heelt. Reeds be mededeeling dat de Minister een onder- z°ek te dezer zake heeft ingesteld en hy ten deze diligent wenscht verklaard te borden, doet vertrouwen, dat eerlang een v°orstel ter oplossing van deze voor onze stod zoo brandende kwestie zal worden gedaan. Dlijven onze nijveren ook ten deze waak- Zaatn en steeds in de weer, herinneren Zlj desnoods ter gelegener tyd den Minister aan bet eens gegeven woord; dan vertrouwen ^e dat de zoo dringend noodigo voorziening n|et zal uitblijven en het gevaar dat onze a °ude industrie bedreigt nog ter rechtertijd Za' bezworen worden. De redevoering door den heer mr. J. D. eegens in de Kamerzitting op 11. Zaterdag gehouden, luidt als volgt Mijnheer de Voorzitter In het Voorloopig Verslag wordt's Ministers aandacht gevestigd op de bestaande bevoor rechting* van de alcohollabricage uit melasse ten koste van de graanbranderijen. De Minister antwoordt, dat blijkens zijn rede van 17 December 1897 zijn aandacht reeds lang op deze zaak gevestigd is, doch dat hier ten onrechte van bevoorrechting ge sproken wordt, en dat hem nu evenmin als toen duidelijk geworden is, dat de wetgever ten deze iets te verrichten heeft. Op 17 December 1897 nam de Minister intusschen ten opzichte van deze zaak een eenigszins ander standpunt in. Hij bestreed toen het middel, door belanghebbenden aan de hand gedaan en door den geachten afge vaardigde uit Schiedam ondersteund, om een extra accijns te heffen van f 2 per H.L. melasse-spiritus, voor zoover die in binnen- landsch verbruik wordt gebracht. Maar hij ontkende niet geheel het gevaar, dat de graanbranderijen door de vervaardiging van spiritus uit melasse bedreigt. De Minister kwam echter tot de hem zeiven te recht niet bevredigende conclusie, dat men hier stond voor een onoplosbaar probleem, dat hij ten deze eenvoudig geen uitweg wist. Thans gaat de Minister verder en ontkent hij, dat bier met recht van bevoorrechting kan gesproken worden, Indien die ontken ning op goede gronden steunde, zou de conclusie van den Minister, dat de wetgever zich met deze zaak niet heeft in te laten, zeker gerechtvaardigd zijn. Maar ik geloof niet, dat het bestaan van zekere bevoor rechting ten deze met grond kan worden geloochend. De hoogst belangrijke toeneming van de fabricage van melasse-spiritus, die hier te lande in de laatste jaren valt waar te nemen, is voor een deel het gevolg van fiscale maatregelen, in Frankrijk genomen, waardoor de uitvoer van melasse naar dat Rijk geheel heeft opgehouden. Daartegen valt voor den Nederlandschen wetgever niets te doen. Maar voor een ander deel ligt de vermeerdering der fabricage van melasse- spiritus aan de premiën, die hier te lande aan de suikerfabrikanten worden toegekend. Zonder die bescherming der suikerfabrikan ten zou de productie van melasse veel geringer zijn, en zou de fabricage van melasse-spiritus niet op zoo voordeeligen voet kunnen plaats hebben, als thans het geval is. ln zoover wordt die fabricage wel degelijk beschermd ten koste der graan branderijen, hetgeen dan ook in de bedoelde rede van 1897 door den Minister implicite erkend werd. Nu zegt de Minister, dat hij niet inziet, welk nut een extra accijns op melasse-spiritus zou hebben voor hen die andere grondstoffen dar. melasse bezigen. De suikerla brikanten, meent de Minister, zouden hun melasse dan eenvoudig tot lager prijs afstaan. De Minister redeneert hier alsof aan de melasse slecbts één bestemming te geven ware. Hij ziet voorbij dat de suikerfabri kanten de keus hebben, om hun melasse als zoodanig op de markt te brengen, als grondstof voor de spiritus-labricage; of wel die te osmoseeren (ontsuikeren.) Die keus wordt beheerscht door den prijs der melasse. Is deze laag, dan zal lichter tot osmoseeren worden overgegaan dan wanneer hij hoog is. Indien geosmoseerd wordt, bedraagt de productie van melasse slechts ongeveer half zooveel als anders. Een extra accijns die tot verlaging van den prijs der melasse moét leiden, heeft de strekking om het osmoseeren in de hand te werken en de productie van melasse-spiritus te beperken, en zou dus wel degelijk in het belang der graanbranderijen zijn. Verder zegt de Minister, dat de in het Voorloopig Verslag gebezigde uitdrukking, adoodende concurrentie", niet vrij van over drijving is, daar in 1898 nog bijna 6/7 van het in Nederland verkregen gedistilleerd uit andere grondstoffen dan melasse verkregen werd. De cijfers die ik voor mij heb, zijn eenigszins anders. Volgens deze zou de totale productie van alcohol in 1898 in ronde cijfers hebben bedragen 690,000 H.L. ad 50 waarvan 570,000 H.L. door de graanbranderijen en 120,000 H.L. door de meiasse-brande- rijen zijn geproduceerd, zoodat voor rekening der graanbranderijen niet 6/7, maar slechts 5/6 komt. Hoe de verhouding dit jaar is, kan ik niet opgevenmaar iDdien mijn inlichtingen juist zijn, wordt de pro ductie van melasse-spiritus voor het volgend jaar op niet minder dan 250,000 H. L. geschat. Blijft de totale productie van gedistilleerd dezelfde, dan is dit reeds meer dan f/, van die productie en mag dus wel worden aan genomen, dat vele graanbranderijen in haar bestaan worden bedreigd. De Minister zegt verder, dat de branders over de prijzen van het gedistilleerd thans niet te klagen hebben, maar houdt daarbij geen rekening mei de enorme daling der gistprijzen, die sedert 1897 meer dan 50 bedraagt. Het komt mij dan ook voor, dat de Minister de benadeeling der graanbranderijen door de beschermde fabricage van melasse- spiritus te zeer tracht weg te redeneeren. De Minister is huiverig inbreuk te maken op hetgeen hij noemde de pacificatie, in 1897 ten opzichte der suikerwetgeving tot stand gebracht. Door een extra-accijns, gelijk door belanghebbenden is aan de hand gedaan, zou zijns inziens aan de suiker- fabrikanten een gedeelte van de premie worden ontnomen, die hun is toegekend. Ik wensch mij voor dien extra accijns geen partij te stellen, doch meent dat de billijkheid moet betracht worden. En nu zou het mijns inziens niet meer dan billijk zijn, indien bij inslag van melasse, uit een suikerfabriek uitgeslagen, in een branderij de fiscus het bedrag der premie terug vorderde, welke zou zijn toegekend voor de suiker, die door osmoseering uit die melasse kon zijn verkregen. Hoe dit zou zijn te verwezenlijken, durf ik niet uitmaken. Theoretisch zou het aanbeveling verdienen, het suikergehalte der in een branderij ingeslagen melasse telkens te doen vast stellen en daarna het bedrag der terug te vorderen premie te bepalen. Ik weet echter niet of dit practiscb uitvoerbaar zou zijn. Zoo niet, dan zou men een gemiddeld suikergehalte voor melasse kunnen aan nemen en de heffing daarnaar kunnen regelen. Ik meen deze denkbeelden alsnog aan de aandacht van den Minister te moeten onder werpen. Zij komen mij voor alleszins billijk en noch met het stelsel onzer accijns-wet geving, noch met de pacificatie van 1897 in strjjd te zyn. Men bedenke dat de premie aan de suikerfabrikanten toegekend, zeker geen verband hield met de fabricage van spiritus uit melasse. Die premie vond haren dieperen grond in de belangen van den landbouwmaar ook by de graan branderijen zyn soortgelijke belangen be trokken. Die branderyen hebben een hoogst belangrijken afzet van spoeling aan vee houders en dezen zouden van verdere inkrimping der productie van alcohol uit granen overwegend nadeel ondervinden. Dit geldt allereerst voor het zoogenaamde spoelingdistrict, waar men geheel is inge richt op bet betrekken van spoeling uit de branderijen. Maar ook in andere streken waar graanbranderijen bestaan, zija de veehouders groote afnemers van spoeling. Reeds nu wordt in het spoelingdistrict ge klaagd over spoelingnooden dit zou in nog veel hooger mate het geval zijn, ware het niet dat de uitvoer van spoeling in ge- droogden vorm naar het buitenland, waarop sommige fabrieken in die streek zich vroeger toelegden, tegenwoordig niet meer plaats heeft. Verdere inkrimping van de productie der branderijen zou dan ook be paaldelijk in de toestanden in het spoeling district een algeheele omwenteling dreigen te veroorzaken. Wanneer alzoo de premie, die de suiker fabrikanten genieten, in het wezen der zaak gegrond is op de belangen van den landbouw, brengen de belangen der veeteelt op hun beurt mede, dat de nadeelige gevolgen van de bescherming der suikertabnkanten voor de graanbranderijen behooren te worden weggenomen. Ook daarom meen ik den Minister van Financiën te moeten verzoeken, deze zaak alsnog in nadere overweging te willen nemen. Deze redevoering werd door den Minister van Financiën, den heer Mr, N. G. Pierson, als volgt beantwoord Mijnheer de Voorzitter l En thans kom ik tot een onderwerp van groote beteekenis, van meer beteekenis dan daaraan door mij werd toegekend toen ik de Memorie van Beantwoording schreef, ik bedoel het onderwerp door den heer Veegens aan de orde gesteld: de melasse- spiritus. Professor Vissering heeft eens een boekje geschreven, getiteldtCuriosi- teiten van het protectionisme". Menig aanhangsel zou aan dat boekje toegevoegd kunnen worden, ook wat wy nu beleven zou daartoe stof bieden. Wy staan hier weder voor een moeilijkheid die ontsproten is uit bescherming. Bescherming van den een, is altijd schadelijk voor den ander, dat openbaart zich hier al weder. By de behandeling van dit punt in de Memorie van Antwoord heb ik misschien te uitsluitend gelet op het verleden en het heden. Een doodende concurrentie bestaat op dit oogenbtik nog niet. Doch sedert ik dit schreef, heb ik door mededeelingen van deskundigen, die mij gedaan zijn, den indruk gekregen dat de zaak voor de toekomst meer beteekenis heelt dan ik toen vermoedde. Gaarne wil ik dan ook de toezegging doen, dat ik er mij ernstig mede zal bezighouden en haar met a la legére zal behandelen. Ik begrjjp thans dat er groote belangen mede gemoeid kunnen zijn, en zal er dus dieper op ingaan. Al verschuif ik nu de discussie, men houde mij diligent. De repliek van de heer mr. J. D. Vee gens luidt als volgt Mijnheer de Voorzitter 1 Met genoegen vernam ik, dat de Minister terugkomt op de in de Memorie van Antwoord vervatte afwjjzing van den wensch, dat de bevoorrechting der fabricage van spiritus uit melasse ten koste der graanbranderyen worde weggenomen. De Minister heeft sedert die Memorie inlich tingen verkregen, die aan de zaak veel grooter beteekenis gevendaaromtrent is een onderzoek ingesteld, 4dat nog niet is afgeloopenin afwachting daarvan wenscht de Minister ten deze diligent te worden verklaard. Ik ben daartoe gaarne bereid, in het vertrouwen dat de Minister het juiste middel zal weteu te vinden en toe te passen, om in deze inderdaad ernstige zaak te voorzien. NIEUWE SCHIEOAMSGHE COURANT .O IM'I"LP" :l'l

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1