Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
23ste Jaarg.
Zondag 18 Maart 1900.
No. 6650.
bureau looierstraat 50.
EERSTE blad.
Wereldhulde
er tólrteii yan let Jnleljaar 1900.
Op den Lindenhof.
5.ï*SS.e*ülb"rnh.»»n
De Regeering en de Kunst.
Cï er.a7»?reSen
PRIJS YAH DIT BLAD:
^oor Schiedam per 3 maandenf 1.50
"racco per pos. door eeheei Nederland -2.
•kfzonderiiike Nummers - 0.05
PRIJS DER ADVERTKHTIÊH:
Van 16 regeisƒ0.60
Elke gewone regei meer-0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
aan Z. H. den Paus
Adim Nieuwe Schied. Courant flO.—
ter eere van den H. Jozef - 2.50
ReÜ!^1116'16 stellen WÜ' zeH het voorbeeld
melrf 0DZe .koloinmen °pen tot het ver
te a p. V4n bij ons ^'gekomen giften, welke
den H v 6t betuigingen van anderen aard
aU v. ader zullen aangeboden worden
in j dee' Z^ner Holla«dsche kinderen
h," Wereldhulde, die Hem ter gelegen-
'd van het Jubeljaar 1900 zal worden
gebracht.
Den grooten Paus Leo XIII, naast het
hewijs van onze onwankelbare trouw en
Ziin w efde' tC d°en bl»ken' da' wij
deelen d ï001"8"61108 ZOrg tracht«« te
komsten Üt 7 Hem' ber°°td van de in"
Kebied dn Jn overweld'gd wereldlijk
Willen «teilr 7 CXtra bijdrage in staat
en talen 8ro°tsche, alle stammen
derke t "T^6 Uak der éene M°-
stoffelï't 7 T0°r Z00ver zij noodwendig
heSer6 -"«steed!
'oorzeker e t Volbrengen 1 dit mag
genoemd worden V6rd,enStelijk werk
Daartoe behoort zeker de katholieke pers,
werk"?: aan 7 SPUS gaand' bar'
raing te verleenen.
II.
Staat °rd^r'"^ der kunst is plicht voor den
an ongewone beteekenis is de
feuilleton.
12)
daan ko™e,h di° menschon van-
«oeten £lburf D* omstreken
tijo er veel «r. 7®rlaten 'ijken. En wat
De kastl^L n ^d6hngen aan het meer!
- ja m o Den nu een goedeo tijd
0Ver de her d® wereid 13 groot en
?P den aimg?" uT®" ook no8 menschen.
de drukte n- eenzaam en daarom is
Daar n ar J® 200 vreemd.
Johan en zei*7 e®n goed® vriend van
"i®t stilzitten ?a",rrga,i^6 b'Üft vandag toch
1,161 win t Za' toch zeker wel eens
Simon. aje "JJL haar zooveel als u wilt,
"taakt ruimte, riepen
invloed der kunst op een volk. Men kan
zeggen, dat het peil der beschaving van
een of andere natie kan worden afgemeten
naar de meer of mindere kunstliefde die
er heerscht, naar den grooteren of gerin-
geren zin voor schoonheid, die het volk
bezielt. Schoonheid in iederen vorm
schoonheid voor het oog, door het niet-
dulden van wanvormen en het scheppen
van bouwwerken, die der kunst dienen,
door 't onderscheidingsvermogen voor mees
terwerken der schilderkunstschoonheid
voor het oor en den geest, door muzikalen
zin en lust voor litteratuurschoonheid
voor het verstand, door gave van opmer
king, vernuft, begrip van waarheid en
deugd.
In dit alles heerscht de schoonheid en
naarmate de ziel des volks zich meer
verwant gevoelt met de idealen van
schoonheid die de ware kunstenaar zich
voorstelt in iederen vorm der kunst, naar
die mate ook zal het intellectueale peil
eener natie hooger staan, zal hare bescha
ving vollediger, haar zelfbewustzijn vaster,
haar welvaart ook grooter zijn.
De last, de volksbeschaving te volmaken,
is een deel der staatszorg. De theorie van
den modernen staat is niet meer, zooals
vroeger, een vereeniging van individuenter
gemeenschappelijke afwering van gevaar,
terwijl elk individu vrij is en blijft, voor
zooverre hij de rechten van anderen niet
schendt, neen, men vat de werkkring
van den modernen staat tegenwoordig heel
anders op. Meer en meer dringt de over
tuiging door, dat de gemeenschap is geroepen,
zoovéél mogelijk te doen voor de stoffelijke
en geestelijke welvaart harer leden
dat, waar de Staat meer, en dit meerdere
ook beter, kan doen dan het individu,
ook aan den Staat de plicht is opgelegd,
verscheidene jonge lieden, toen het paar
den dansvloer naderde. Vroolijker speelden
de muzikanten en de knapen dansten met
meer vuur. Johan had er schik in, dar
ieder zich beijverde Walburga ten dans te
vragen.
Hij speelde intusschen op de gitaar en
was daarbij omringd door een groep belang
stellende toehoorders, die zijn kunstvaardig
heid bewonderden.
Kom, Johan, riep Simon, laat ons nu
ook eens een lied van je hooren.
Op deze uitnoodiging tokkelde Johan
eerst eenige accoorden en hief toen een
Ult ,het, gebergte aan, dat veel
bijval vond. Juist zou hij een ander lied
San«i t0en aan de a,ld9ro ziJde van den
dansvloer eemg rumoer ontstond.
Laten ze maar hier komen, als ze dur-
e mogen toch met met onze meis
jes ansen, riepen eenige jonge mannen,
en deze woorden doelden op twee jagers
die van den straatweg naderden. Nog
hadden zij de herberg niet bereikt, of
honend gelach der boeren, vermengd met
gillend gefluit, strekte deze gasten tot be
wijs, dat ze hier niet bijzonder welkom
waren.
De klacht van den houtvester had dit
gevolg gehad, dat eenige oudere jagers door
dat meerdere te doen, en aan hare leden
de volmaking der deelen is overgelaten
dat de Staat als zoodanig de leiding heeft
der volksopvoeding en volksbeschaving, met
inachtneming der rechten harer leden per
soonlijk.
En nu moge men het oneens zijn over
het wenschelijke van meer of minder staats-
bemoeing en staats-inmenging, het staat
vast, dat daar, waar het individu alléén
onmachtig is, of onwetend, of onwillig, het
goede tot stand te brengen, de hulp van
den Staat plicht is. Het is dan slechts mijn
taak te bewijzen, dat in zake de kunst dit
laatste geval zich voordoet, om mijne stel
ling bevordering der kunst is staatsplicht,
onafwijsbaar te doen zijn. En dit bewijs is
niet moeielijk. 't Bevorderen der kunst is
slechts zeer weinigen in den lande gegeven
de kunst is duur, zegt het volk, en in zeker
opzicht heeft het gelijk, namelijk relatief
genomen, want smakelooze dingen en
wanstaltige prullen zijn goedkooper. En met
deze onmacht om de kunst te verheffen is
onwilligheid nauw verwantwanneer het
den Nederlander om den buidel gaat, is hij
niet spoedig te spreken. En weer eng ver
band houdt zijn onwil met zijn onwetend
heid doordat hij niet inziet van hoeveel
belang de bevordering en ondersteuning en
popularisatie der kunst is, doordat hij er
't geld niet voor over heeft, een liever
goedkoopere, maar ook smakeloozer pro
ducten wil, wordt hij ook niet opgevoed
door zijn omgeving, krijgt hij geen ruime
ren blik, wordt hem de waarheid, de
schoonheid, ook niet als 't ware opgedron
gen, wat toch noodig ware om zijn onwe
tendheid te verminderen.
En ziede kunst is noodig ter volksbe
schaving, het individu is onmachtig of
onwillig ze te bevorderen in die mate als
noodig is, welnu, dan is het ook de plicht
van den Staat, van de gemeenschap, het
vlugge en degelijke jonggezellen waren
vervangen. Tevens was order gegeven
zonder verschooning tegen de wilddieven
op te treden. Het was dus geen wonder
dat de overgeplaatste jagers met nijdige
oogen gemeden werden. De oorzaak waar
om ze daar geplaatst waren, gevoegd bij
hun uittartend gedrag, deden den afkeer
der bergbewoners tot haat overslaan. Een
der jagers Alois Werner genaamd, uit
Zwaben alkomst'g, was bijzonder gehaat,
want men vertelde elkander dat hij een
gevaarlijk karakter bezat en reeds twee
wildstroopers had doodgeschoten. Zijn uiter
lijk was terugstootendwant hij had
gluiperige oogen en stoppelig rood haar.
Die man en zijn metgezel Friedrich
hadden de ontevredenheid der boerenkna
pen opgewekt.
Dat gelach geldt ons, sprak de
roode.
Daar behoef je niet aan te twijfelen,
antwoordde zijn kameraad. Het is ver
standiger, als wij hier niet binnengaan,
dan blijven wij buiten onaangenaamheden.
Volstrekt niet, zei Werner. Dat zou
den schijn geven, alsof wij bang zijn voor
die boerenkinkels! Niets daarvan;
ze zullen den rooden Alois wel nader
leeren kennen.
hare te doen voor de kunst, en door deze
te bevorderen den volksblik te verruimen,
de volksopvoeding ter hand te nemen, de
volksbeschaving te vermeerderen.
Wat volgt dan uit dezen plicht, te doen
voor den Staat? Hoe moet deze de kunst
bevorderen
Vooreerst door in de bouwwerken die de
Staat zelf opricht, voor welk doel dan ook,
de kunst te laten medewerken, en met
inachtneming van hun doel en bestemming,
de sierlijke vormen tot het volksgemoed te
doen spreken, bouwwerken kortom te doen
oprichten, die leeren wat schoonheid is, en
hoe deze te waardeeren. Door in de kunst
verzamelingen die ten zijnen dienste zijn of
die het eigendom zijn van den Staat, bet
volk kosteloos toegang te verschaffen en
alle middelen aan te wenden om deze
zoo volledig en leerrijk mogelijk te doen
zijn. Dit voor zoover het direct den Staat
aangaat.
Maar vervolgens ook indirect. Het moet
den Staat gegeven zijn, verhinderend te
kunnen optreden, wanneer hetzij particu
lieren, hetzij openbare lichamen eenig
vandalisme aan kunstwerken die ze onder
hun beheer hebben, willen bedrijvenhet
moet den Staat vrij staan, wanneer de
eigenaars van kunstvolle voorwerpen of
gebouwen van erkende kunstwaarde nalatig
zijn in het onderhoud daarvan, dit onder
houd zelf voor zijne rekening te nemen, bij
gebleken onwil desnoods met onteigening
ten algemeene nutteden Staat moet immer
het recht van vóór-koop gegeven zijn, wan
neer een of ander kunstproduct door ver
koop buiten 's lands grenzen zou geraken
en voor het land verloren gaan.
En hiermede is de taak van den Staat
ter bevordering van kunst en wetenschap
niet teneinde. Door subsidies te verleenen
aan eigenaars van kunstwerken en waar
devolle bouwstukken ter restauratie, her-
Zooals je wilt, kameraad 1 Maar geen
uittarting hoer! Ze zijn niet zoo gemakke
lijk als ze eenmaal beginnen.
Toen de jagers de jonge boeren voorbij
gingen en hen daarbij streng aankeken,
riep Simon
O. hemel, daar is die gevaarlijke
jager! Ik ben toch nieuwsgierig om te
weten, hoeveel van ons hij zal neerschieten,
voordat het zijn beurt wordt! Ziet eens
aan, jongens, hoe bar hij ons aankijkt.
Het is, of hij ons met huid en haar wil ver
slinden. Maar dat gaat zoo gemakkelijk
niet, we zjjn wat taai.
Onmiddellijk daarna bedacht Johan een
liedje om de jagers te sarren en dit
werd met den grootsten bijval begroet.
Toen volgde Simon, die zong
Wat ware het leven ons zonder de
[jacht
Dan was het geen penning ons waard,
Maar hebben w' een gemsbok thuis ge-
[bracht,
Dan zijn w' als koningen op aard
Geen woord was den jagers ontgaan.
Wordt vervolgd.)
O Wel te verstaan intellectueele I