Dagblad voor Schiedam en Omstreken,
eerste blad.
Tot op de laatste Klip.
Zondag 29 Jufr 1900.
No. 6759
bureau looierstraat 50.
Tevredenheid.
23ste Jaarg.
^itcieele berichten.
«»»C™ds.hr,h.,™r °p.
v-
PRIJS Ti.» DIT BLAD:
^oor Schieaam per 3 maanden
•"rancc per posi door per.ee; Nederland
t-izonderiiike Nummers
1.50
0.05
PRIJSDKB ADYKRTKNTÏÈN:
Van 16 regeisf 0.60
Elke gewone regei meer -0.10
Voor herhaalde Diaatsing worden billijke overeenkomsten
aangegaan.
ledige cursus ter opleiding
voor het examen voor
hoofdonderwijzer.
Maani WekeUjksche lesuren 11.
"amidda ag"avon<l> Dinsdag-avond, Zaterdag-
Zij j8)< schoolgeld f25.—.
deien te nemen aan
?®°pend wUSj d'e den September a.s.
A.ut»u„, w°rden verzocht zich vóór
a-s. schriftelijk op te geven aan
Dr. c. j. VINKESTEIN,
00rzitter der plaatselijke commissie
an toezicht op het Lager
Onderwijs.
z®fjt het" '®Vedenheid maakt gelukkig 1"
We ®Pr®®kwoord. Honderdmaal hebben
Waarh«M °°ren I0gg®n> maar. ook de
Ik i 6rvan beseft
«r gevrT' hCt betwijfelen. «Och wordt
k®tHien wat 's tevredenheid We
®o°®t aaJ met) want vooral in onzen tijd
Z°®ksn. ctr levredenheid met een kaarsje
Zü't on^nf.UW bllk' waarheen ge wilt,
*e'dza«iheid d° tevre(lenheid
*el(l2aarnheid gewordenzulk eene
®rftiis<!«». eeBe impressario er de
T0ecfl; mede kon afreizen!-
tevre(lenheid is eene
ge®0 tittel' ar' daardoor is nog
barheid ^°ta ver'oren gegaan van de
N°g staat ,ons spreekwoord opgesloten.
de tevr»H er. In Zi,'n volle kracht: Alleen
Nog aenhei<I maakt gelukkig!»
*r n0» i® 'k ongeloovige blikken. Ik hoor
- 5' Ql« mij toevoegen
feuilleton.
U)
Bloedt a
t geische Banlfl 'k het kaPitaa' in de
'hstei?. b®bt dierK ff"' als §e daar niets
hui«"ing'd are. Dat is de éenig zekere
Pa.v ln de h„J U g vediger dan te
Re r®B van I® brandkast- Wat de
*r? - Waarde betreft. die behoudt
•JRt i*
tS**, eens gj. all's wel vinden, als we
ik7>chtlg?:?"wd "achte Rosa
van ?®rs eên dl. UWe vrouw b«n, heb
°h»»i )nanc'ën en' onafzetbaren minister
van8elükk'g klif :,°nde" ~>at nu dit
veruiVr°°'Üker ding® n zi-ïnlaten we
van tot van p Praten, Adalbert
bii&« beerliik« fnds' van ^t- Petersburg,
fcond, reria eest0n- die ge daar hebt
lien ®rt stonk! '1 dames-kost
dsel by, en verhaalde
er
in
Als ik mijn oogen sluit, 1
Dan wil ik 't wel gelooven
Maar als ik ze opendoe,
Komt weer de twijfel boven.
Ja, zoo zijn er velen geweest, zoo zijn er
nog in grooten getale. Had de wereld niet
zooveel weifelaars gekend, men zou zuiniger
op zijn geluk zijn geweest, ende
ontevredenheid ware het lot beschoren, nu
aan de tevredenheid toebedeeldze zou
eene onbekende zijn.
Gelukkig 1 We vinden nog, al is het met
een kaarsje, recht tevreden, recht geluk
kige stervelingen. En zij zullen ons, naar
wij hopen, wat mededeelen van de warmte,
die er van hun gelukszonnetje uitstraalt.
Laten we zoeken. Maar niet bij den rijke,
die er rondloopt met een hoofd vol kennis
en een schat, van rijkdommen, want beide
baren hem zorgen en weren de tevredenheid
van zijn hart. Niet bij den wereldling, die,
levend als eene voortgedreven machine
steeds jaagt naar grooter bezittingen want
hem bederft het «immer meer" het genot
zijner korte vreugde. Niet bij den mensch,
die zijne hartstochten botviertvoor hem
bevat de vreugdebeker bittere gal.
Neen, niet daar is tevredenheid te vinden.
Laten we zoeken in lager kring. Naast den
eenvoud, daar zetelt zij. En die beide ge-
nooten vormen de eenige bron van het
aardsche geluk.
Gevonden
Voor ons staat een stevige, echt Hol-
landsche veldarbeider op zijn Zondagsch.
HoeDieJa, muts af
voor den man, hij knapper *dan wij. Hij
heeft het «het geluk" gevondenniet om
dat hij er naar zocht. Neen, het is hem
gegeven, omdat hij het verdiende zonder.
het zelf te weten. En toch, wat mist hij
naar ons oordeel al niet om gelukkig te
kunnen zijn Zie maar eens. Zijn aangezicht
is ruw, gebruind door de zon, Iets alle-
daagsch ligt er in die trekken, en dat alle-
daagsch stuit ons zelf tegen de borst, als
boeienden trant van al den glans en al de
pracht, die op der menschheid hoogten de
zinnen verrukken, het oog bekoren, het oor
streelen, het gevoel betooverenvan den
rijkdom en de weelde, die de tegenstelling
met des leven duistere dieptèn zoo schril
te voorschijn roepen. Hij was een virtuoos
in het schilderen van schitterende zaken,
en Rosa luisterde met ingehouden adem,
zich wiegend in betooverende droomen, welke
na korten tijd tot werkelijkheid zouden
worden en hare stoutste wenschen vervul
len. O, ijdel vrouwenhart
Zij had wel uren lang willen toeluisteren
en was bijna boos op de klok, toen deze
den soupertijd aanwees, en een bediende
berichtte dat alles gereed stond. De graaf
bood haar den arm. Aan tafel was zij
opgeruimder dan ooit en hoorde, wat
haar anders zelden gebeurde, zelfs met
geduld de lange, geestdriftige verhalen van
madame Borner aan, die naar het concert
was geweest en door de Wagner-muziek
totaal betooverd geworden. Anders haatte
Rosa Rodenburg de muziek en vond Wagner
onuitstaanbaarHoogstens speelde zij een
walsje op een prachtige Parijsche vleugel
piano, welke door madame Borner dag aan
we letten op den mond, die ons vertelt van
hetgeen er dagelijks achter zijne kiezen
huist. En zie zijne kleeding eensGe vindt
ze bespottelijk. Een jas, waarschijnlijk nog
«urven" van zijn vader, die er waarschijnlijk
in getrouwd is; een broek, die u veel te kort
lijkt; een gebloemd vest; een breede ge
kleurde das, in plaats vaD het »wit", dat
«hum" niet pasten dat alles gevat in
een paar glimmend zwarte klompen zie
daar zijn costuum.
»En zou die achterling Nog eens,
muts afl
Hij weet wel, dat wij wat «fainer" ge
kleed zijn dan hij dat ons pak wat meer
naar de mode is. Maar hij vergelijkt niet,
of als hij vergelijkt, dan vindt hij-zijn pakje
licht zoo mooi en zeker evengoed. Dit
staat tenminste bij hem vast: het mijne
kan er veel beter »teugen", want «voader
het 'tal 'droagen."
Hij weet wel, dat hjj harder werken
moet dan wij. Ook is het hem bekend, dat
velen onzer voor minder arbeid meer loon
ontvangen. Maar hij vergelekt niet. Al
moet hij werken op het land van 's morgens
vroeg tot 's avonds laat, in hitte en droogte,
in storm en onweder, hij mort niet. Al is
zijn loon gering, zoodat de saus voor de
«eerepels" goed voor de «blommen" is, hij
klaagt niet. »A je de buik moar vol kraige,
dan is 't genogt 1"
Hij weet wel, dat wij veel meer genoe
gens kennen dan bij. «Jen stad zain kome
dies en meer van die spullen, bij hum nie
Maar hij klaagt niet. «Ens ien 'tjoar is 't
karmis, en dan zetten we de blommetjes
buiten!" En «ens per joar meugen de
mannen 'n stuk ien d'r kroag hebbe";
zeggen de vrouwtjes. Voor het overige
bastaWerken en nog eens werken, dat
is de leus. Als de klok 's morgens drie
slaat, soms nog minder, het bed uit is
het zeven uur 's avonds, dan naar binnen.
En als het negen is, slaapt de heele familie
als een roos.
dag werd bearbeid, zoodat men medelijden
met het instrument zou krijgen, eene
drukte, die haast «dierenplagerij" kon ge
noemd worden, zooals mevrouw Roga be
weerde. Als zoo'n vleugel eens niet een
noodzakelijk meubel in een deftig huis
ware 1
Graaf Adalbert stond met de «madame,"
zooals juffrouw Borner door het dienstper
soneel genoemd werd, op den besten voet,
daar deze niet anders wist dan dat zij mee
ging naar Zweden of als meesteres-plaats
vervangster op de villa zou blijven. De
madame verwonderde zich zeer over de
bespoediging van den huwelijksdatum doch
de graaf stelde haar door eene breede,
heldere verklaring gerust en tevreden zij
had niet het geringste vermoeden van de
radicale plannen van den «beminnenswaar-
digste aller arristocraten," zooals zij hem
steeds vol geestdrift betitelde, alhoewel zij
hare vrouwelijke natuur niet verloochende
en zich in stilte ergerde over de verblind
heid van den edelman, die zulk eene ijdele,
domme gans tot gravin wilde verheffen.
De mannenwereld is in dit opzicht onver
beterlijk en leert nimmer den schijn van
het zijn te onderscheiden
Vandaag werkt hij niet't is «Zundag".
Hij is naar de kerk geweest; niet uit ge
woonte, neen. «Zes doagen zult gai arbei
den, den zeuvenden rusten!" En: »je mot
met d'n grooten Bouwer doar boven g'n
ruzie moaken Al bood de baas een hand
vol guldens, vandaag werkt hij niet. Wer
ken op Zondag is stelen, en gestolen goed
gedijt niet.
Dat is het leven van den veldarbeider.
Zoo zal hij blijven leven en arbeiden, tot
zijne krachten hem begeven.
«Maar - hoor ik er zeggen uw
veldarbeiden is geen knip voor den neus
waard, hij kent de waarde van het leven
niet."
Toegegeven voor een oogenblik. Maar
geef gij dan ook toe, dat hij met zijne
domheid rustig en smakelijk zijn misschien
drogen boterham eet; dat hij met zijn
beetje verstand des avonds gerust het hoofd
nederlegt en slaapt als een roos, terwijl er
daarentegen onder ons zoovelen gevonden
worden met een hoofd vol wijsheid, een
hart vol onrust en zorgen, die wel zoeken
en blijven zoeken, maar nimmer den rechten
vrede zullen vinden.
Maar neen, hij is zoo dom niet! Ook op
het platte land verschijnen tegenwoordig
de profeten van Troelstra en Van Kol. Hij
gaat eens luisteren, want dat is eene af
wisseling in zijn eentonig leven. Rustig laat
hij de «geleerden" hunne wijsheid aan den
man brengen, en als dezen hebben uitge
sproken en zoekend naar nieuwe apostelen,
den blik door de zaal laten gaan, dan
steekt hij zijne »paip" op en zegt»'t Was
erg mooiMoar 't goat hier wel goed,
hoor!"
Ziedaar lezer de tevredenheid in eigen
persoon Laten wij ons spiegelen aan zijn
voorbeeld. Wij achten ons in zoovele op
zichten boven hun verheven. Als hij tevre
den kan zijn, hebben wij zeker geen reden
tot klagen.
God heeft aan eenieder een plicht op de
Zóo dacht madame Borner ook heden
avond, toen zij het bruidspaar beschouwde
en zich niet wist te verweren tegen een
licht gevoel van nijd. Zij was immers zelve
ook nog hupscli genoeg, om op levensgeluk
aanspraak te mogen maken 1 Heur zachte
vergeet- mij niet-oogen vertaalden het wee-
gevoel overduidelijk, dat dezer arme in de
huwelijksloterij, als zoovele duizenden, een
nietje was gevallen
Graaf Adalbert narn eindelijk afscheid
van de dames, om zich in de equipage zijner
bruid naar zijn hotel te laten rijden.
Daar buiten ruischte de regen nog altijd
eentonig neder, maar in de straten der
groote stad was het stil geworden. De
graaf legde zich behagelijk in de zachte
kussens achter in het rijtuig en veegde met
zijn fijnen zakdoek met koortsachtigen haast
langs het voorhoofd.
«Bah bahmompelde hij eindelijk, toen
het deftige rijtuig voor het hotel stil hield
en hij, snel er uitspringend, door den portier
onderdanig begroet, binnen trad.
(Wordt vervolgd.)
NIEUWE SCHIEDANISCHE COURANT
JjAli
®en®
i
Q