Dagblad voor Schiedam en Omstreken. eerste blad. Klagen. 24ste Jaar®:. Zondag 18 Augustus 1901. lNo. 7076 Sc«iso?mMEkster en Wethouders van is iRoV*a ö'ermede kennis,dat een ver- "orden oin on<*®r controle gesteld Mantel der Liefde. Bureau Boterstraat 50. Telefoon No. 85. '"^'I' IKKLE BEMCHTEN. ®*r41e echtheid Schiedam- sclie jeneyer. ^róle echtheid Schiedam- sche jenever. feuilleton. PBIJS T AH DIT BLAD: ^°°r Scniêdam per 3 maanden *rX5c° ?®r post door geneei Nederland ^'lorsderinke Nummers i f 1.50 - 0.05 PB IJS DEB ADVBBTKNTIÈH: Van 1—6 regei3; 1 1 I 0.60 Elke gewone regei meer i1 -0.10 Voor herhaaiae plaatsing worden billijke overeenkomsten aangegaan. ^c8ienJ^tEESTER EN Wethouders van Q ?cheffe!s bi«r®«de kennis dat van G. P. is ingekomen om J°/20, kaH Rnde"j Buitenhavenweg No. v 8 8«steld ec'i® L 158/53, onder con- ,rordenjn worden overeenkomstig de 1ttl®ente Spu r®g®liug van de door de Pd® echth- Ult te oefenen controle h lJ «oodio. !an Scdiedamsche Jenever. ri*lWaren 0„ n b«langhebbenden uit hunne dd ,re®nitomstig art. 4 der veror den 8 J Mei 1901 (gem. bl. no. 5) Sch. gen na beden in te dienen. fittr e(laIn, Augustus 1901, ^neesteren Wethouders voornoemd. Mr. W. H. JANSEN, W. B. De Secretaris, v. LUIK, L.S. v feeeli 0ver®®nkomstig de verordening ddam D° *an de door g®noeento *®btkeid »„U"ole oetenen controle op de r van k cbl®damsche Jenever >a E ft ®'s' bandelende onder de ï,a°rdvplt ^ls> v°°r zijne branderijen d ff,, no' Noordvest no. 13/15, en 2o. f®1uen no. 7 Verseh?** A. Berkel voor zijne branderij .So.,^ Straat no. 39; &r® bra^a®.flrm» Brandenburg voor 4o. v pÏJ Nieuwe haven no. 237, en A. J. Wittkampf voor zijne Naar het Duitsch.) branderijen Schie no. 56, Noordvest no. 125, Nieuwe Haven no. 65, Nieuwe Haven no. 67, Westerkade no. 2 en Westerkade no 18, en zij noodigen belanghebbenden uit hunne bezwaren overeenkomstig art. 4 der veror dening dd. 7 Mei 1901 (gem. bl. no. 5) binnen 8 dagen na heden in te dienen. Schiedam, 17 Augustus 1901. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Mr. W. H. JANSEN, W. B. De Secretaris, V. LUIK, L. S. Als er hedendaags op dit ondermaansche iets aan de orde van den dag is, dan voorzeker de manie, mogen we wel zeggen, van klagen. Wie klaagt tegenwoordig niet I De tabrikant klaagt steen en been over de alles doodende concurrentie. Hij klaagt dat de regeering den eigen landskinderen bet brood onthoudtdat zij bij groote leveranties, als ware het bij voorkeur, den buitenlander met de wichtige Hollandsche rijksdaalders laat schootgaan. Ongetwijfeld, daar is wel reden tot die klacht. De werkman klaagt, dat zijn werkloon onvoldoende is. De socialistische werkman beweert, dat de patroon meer geven kan hij eischt dus, dat de laatste meer geven zal. De ordelievende .werkman is ervan overtuigd, dat de patroon of werkgever in vele gevallen in de onmogelijkheid ver keert, om meer te geven wegens de enorme concurrentie. De dienstbode klaagt, dat haar loon te gering iswant zij kan zich niet elk kwartaal de weelde van een nieuw kleed veroorloven. Gemor, geklaag, gezucht overal en in allerlei toonaard. 1) Is k°Ud Sw„n?S Tro®g in den morgen. Vinnig a®, di« herfstwind. De electrische ^r°°tendeAi0Van naar de stad rijdt, is Twee \nog onb®zet- ?etl®B hoah °m®Dd0 meisj«s z'ften in den f Zijtj 80 "uisteren druk met elkaar. °°rdeeun 80 Paar burgerschool-nufjes, te °P de banJT de boeken, die naast haar Schuin t ^®n. 8®r, die 8§8nov®r haar zit een bejaard den fnHUng «eeuwt- ®®n somk eren b°®k neem ik plaats, "akte. v« .ePe berfstnevei hangt over de 11481 ziin !n8lt de tram, immer voort twee k1aardlg geraas. ^gelend a aavischjes in den hoek blijven a doorsnappen. De oude heer strijkt De groothandelaar .heeft zijn pakhuizen tot den nok vol zitten, maar vindt geen afnemers, of 't moesten flesschentrekkers zijn. De winkelier legt, als gij hem gelooven wildet, op een pond van sommige artikelen wel anderhalven cent toe. Die leeft dan zeker van den wind. De boer leeft ook al niet in het paradijs. Het vee is vaak niet veel waard. Het graan doet geen prijs. De verbazende hoe veelheden tarwe, die, zonder dat er eenig invoerrecht voor betaald wordt, haar weg naar Nederland vinden, brengen den land man in druk. Ja, de rentenier klaagt. Hij, de mar., die volgens sommigen het toppunt van aardsch geluk heeft bereikt, zingt ook hij al mee in het koor der klagers Wis en zeker. Hij klaagt over den fiscus, die hem *het vel over den neus haalt" en wenscht gemelden fiscus met heel zijn kraam van bedrijfs- en vermogens belasting niet verder dan naar de maan, en zou er niet tegen opzien het bewijs te leveren, dat Alva's tiende penning, be ruchter gedachtenis, er nog heilig bij was. Hij, die rentenier, scheldt op de Portu- geezen, die de kunst van tiërceering zoo goed van den eersten Napoleon hebben afgezien. In het kort, het getal der klagers overtreft verre dat der niet-klager3. Zijn de klachten gegrond? In sommige gevallen ongetwijfeld ja, in vele gevallen niet. Als we den blik eens werpen naar het geen boven den norm van burgerman en naar wat daar beneden ligt, dan moet ons de bekentenis van het hart: er wordt in menig geval te weelderig geleefd. Er heerscht te veel weelde in de huis houding, te veel weelde bij het organiseeren van kleine familiefeestjes, te veel weelde bij onze uitstapjes. met de hand over zijn baard en geeuwt weder. Bij een halte stapt iemand in. 't Is eene liefdezuster. Zij neemt tegenover mij plaats en voort gaat het weer. Het interessante gesprek in den hoek stokt een oogenblik en twee paar oogen vestigen zich half schuw, half nieuwsgierig, op de laatst ingestapte. De heer zit onbeweeglijk. Een seconde rust zijn blik op de weinig in 't oog loopende gestalte met minachting naar 't mij toeschijnt, en ik erger mij. De zuster haalt een boek te voorschijn en begint te lezen of te bidden. Heel jong schijnt ze niet meer te zijn, ze heeft echter zeer fijne trekken. Haar oogen kan ik niet zien, want ze zijn aanhoudend over het boek gebogen. Haar handen, ofschoon welgevormd, zijn eenigszins ruw van vel en duiden op een arbeidzaam leven. Een leesteeken valt op den grond. Ik haast my het op te rapen en reik het haar over. Met een vriendelijk vdank u" neemt zij 't aan en met een lichten zucht doet ze het boek dicht. Het gevallen prentje is voor ons beiden een brug voor wederkeerig® gedachtenwisseling wij maken een praaije. Op mijn vraag verneem ik, dat zij zieken zuster is en meestal de armen in de stad verpleegt. De train staat stil op 't plein, de oude heer gaat eruit, de zuster en ik eveneens. Een klein eind hebben wij denzelfden weg, dan slaat de zuster een armoedig steegje in. Gelooid zij Jesus Christus I" zegt zij met zachte stem, en dan verdwynt de donkere gestalte in den dichten morgennevel. Door de gedeeltelijk met papier toegeplakte vensters ziet men een klein streepje van de blauwe Septemberlucht en een flauw zon nestraaltje. 't Is echter niets dan ellende, jammerlijke ellende, wat de verdwaalde zonnestraal en het heldere stukje hemelblauw te zien krijgen. Op een waggelend bankje, dicht bij den muur van 't donkere zolderkamertje, zit een oude vrouw met verwarde haren en starende oogen. Van haar in lompen gehulde gestalte komt de jeneverlucht u tegen. Zij is echter niet het eenige levende wezen in die troostelooze omgeving. Op den gescheurdeu stroozak in den hoek ligt een 't Is of bij verscheidenen alle vooruitzien naar den dag van morgen wordt nagelaten. Al te letterlijk houden zij zich aan het woord. »wees niet bekommerd en bezorgd hierover, wat gij zult eten en drinken en waarmede gij u zult kleeden". En toch, hoe noodzakelijk is een wijze spaarzaamheid. Daar komen voor velen soms dagen van ruime, zelts zeer ruime verdiensten. En dan wordt, soms tot den laatsten penning, de verdienste verteerd. De oude kousen, waarin onze zuinige grootmoeders zoo me- nigen spaarduit stopten, liggen al op den zolder bij de rest. De winkelier klaagt, dat hij niet verdient. Maar waar haalt hij dan het geld vandaan, om zijn kinderen zóó te kleeden, dat de wereld zegt»'t schijnt bij den man rozen te sneeuwen; zijn kinderen zien er uit om door een ringetje te halen". De malaise krygt alles op haar kerfstok. En trots diezelfde malaise zit een fabrikant of handelaar geregeld dagelijks zijn dejeu ner dinaioire in een restauratie van den eersten rang te gebruiken. Men staat wer kelijk verbaasd in dezen »ongelukkigen" tyd te Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage of in welke stad van eenige beteekenis ook, de café's en restaurants tegen den namid dag volgepropt te zien, niet met den gaanden en komenden man, neen met stamgasten, met habitué's. En het heeft zijn comische zijde gemelde habitué's onder het verorberen van een malschen bief over den slechten tijd te hooren klagen, 't Is, of we op hun gelaat lezenaprès nous le déluge. En als men die klagers des avonds niet in de koffiehuizen vindt, kan men er zeker van zijn ze in opera of schouwburg aan te treffen. KEen mensch moet toch wat hebben aan zijn leven". Is 't in zekeren zin wonder, dat de bankbreuken verschrikkelijk toenemen er. vele drie- tot viermaal Kover den kop gaan", zonder dat het purper van schaamte wangen en voorhoofd kleuit gedaante, die bijna mets inenschelijks heeft. Drankzucht en andere lage ondeugden verliederlijkten het gezicht, waarop de dood bereids zijn stempel heeft gedrukt. Onrustig woelt de man heen en weer, en roept om een teug frisch water. K'k Heb zoo'n dorst 1" De vrouw op het bankje hoort het en grijnslacht. Zacht, heel zacht, gaat de deur open eene liefdezuster treedt binnen. Ook zij heeft de klacht van den zieke vernomen snel treedt ze nader en bevochtigt zijn droge lippen. Zij heeft een zwartleeren taschje meege bracht en haalt nu allerlei versterkende middelen, alsmede een medicijnfleschje voor den dag. Zij geeft den man een lepeltje van het drankje. Dan tracht zij, zoo goed als 't gaat, den zieke wat beter neer te leggen op den harden, vufien stroozak. Geen woord van dank komt nochtans over de krampachtig vertrokken lippen van den ongelukkige. (Slot volgt.) NIEUWE SCHIEDAM COURANT O ilirkvvHJii'Wüm.-ti*

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1901 | | pagina 1