Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
Geh
eimzinnig.
25ste Jaarg.
Zondag 24 Augustusp902.
l\o. 7382.
EEttSTE BLAD.
Zelfzucht.
J>w
Bureau Boterstraat 50. Telefoon No. 85.
PBIiS Y A5 D!T BLAD:
",0or Schiedam oer 3 maanden
-"incc p«r oost door eeceei Nederland
^'ïoaderiiike Nummers
1 1.
0.Ö5
PB IJS DEK ADYBBTK5TIËS:
Yan i6 rsgeis'; f 0.60
Elke gewone regei meer ii -0.10
Yoor hernaaiae plaatsing worden piliüka overeenkomsten
aangegaan.
Wie
totidtaB *"D bikken over de wereld iaat
ty&t ai*1' ï08't z'ch vaak treurig gestemd.
°ppet>vi ^^verhoudingen kan ook de meest
sch6r) *'g® beschouwer waarnemen tus-
ldsgCL 6 v°'keren tegenover elkander en
Bchati^ D de verschillende standen der maat-
D® 0n<ierling.
Plaats rar® ii8fdö is verdwenen en heeft
z«lfjpc^emaakt voor de den dood brengende
Voor het alles verwoestend egoïsme.
tlQeDsch °^8r voorwaar, dat de ongeloovige
d°e' .r-ü ^od n'®t meer als zijn laatste
®rkent.
z>ch zelf als laatste doel neemt.
-•« v d® volkeren onderling is de
öatt 0ojan Ü®tde geheel verbrokensterker
!>»at. r We"icht openbaart zicb de rassen-
P'aats van elkander te waardeeren
V°0r h volken slechts oog te hebben
Un «igen deugden, schijnen zij in
Sow 2o'iverblinding zich zelf alleen voor
V...1* hood
ooen.
ten en zich zelf alleen te
0"=u' Gebrek aan onderlinge liefde,
°p Sla 8rtv'0e<i van zelfzuchtziedaar, wat
^Oschn Und'8 gebied de wereld ons te
Op mUWeD geeft.
l8''de aat8cbappelijk terrein heersebt het-
(j4 ^aad.
ark«i(jer Verhouding even na tusschen
*ij, ,jat 8® vverkgever. Al te dikwijls zien
Sla*u. tf a's vijanden tegenover elkander
Vftaij in belangen zóó meenen zij
StrH lijnrecht met elkander in
*^ist °'®t zelden breekt een hevige
tïio®3ter) tUsschen hen, die als broeders
d°«n a|gSatI1®nwerken. Zij, die zich voor-
i'^edi» Vr'®nden der arbeiders en als de
iijb?rs dunner rechten, hebben den
Algefti Un vaandel geschreven,
f ii^8en klaagt men over de dienstboden,
schuld wel bij hen Hoe
velen hunne dienstboden
feuilleton.
(2
Aldus
Va^aRs »^S?jk'®dde. Tegen drie uur 's
'®ts V°ren h.tde u8 uitki-ïk 88n i-isb8rg' d,e
R dat 8 sehip naderde en kort daarop
®ek. P ®en op zy hangend schip
UJ .Pod#
*on°Cd de'k8 °Pnam® m®t <ien verrekyker
Va^61, fuio* aP'teini dat het een schip was
bevroren 9' dat aan de ijsmassa scheen
Uit 0r"len. ü8n daarop zich vele menschen
ksi2ett®n ''®i aanstonds de booten
ie lrl8®n a" sP°®dig waren de schipbreu
ken uj,aI' boord. Het bleek een schip
4tt,hd. i>u®bec dat voor Liverpool was
Het was m bet ys geraakt,
Enkel als menschen, wier werkkracht zij
gehuurd hebben als zij hun dienstpersoneel
loon, goeden kost en inwoning geven en niet
al te onmenschelijk behandelen, meenen zij
meer dan genoeg gedaan te hebben. Velen
houden er dienstboden op na, zooals men
een ezel,of een paard houdt: de ware
christelijke liefde ontbreekt. De dienstbo
den van hun kant beschouwen ook hunne
meesters niet anders dan werkgevers, met
wie zij een contract gesloten hebben, dat
iedere zes weken kan verbroken worden
als zij hun werk goed doen, niet stelen
en het huis, waar zij dienen, niet in
opspraak brengen, hebben zij, volgens hunne
opvatting, verder niets met hunne meesters
en dezen niets met hen te maken. Geen
wonder, dat tegenwoordig zoo weinig
dienstboden ahart voor hun volk" hebben,
dat zij om de geringste reden hun dienst
opzeggen, zooveel loon en zooveel vrijheid
als maar mogelijk is voor zich-zelven
bedingen en eigen voordeel en e'gen ver
maak zoeken.
Hoe is vaak de verhouding tusschen
ouders en kinderen De kinderen, die
vroeger als een huwelijkszegen beschouwd
werden, zijn nu vaak een huwelijkslast
geworden. Als zoodanig worden zij dan ook
maar al te vaak behandeld. Van hun eerste
jeugd worden zij door hun zelfzuchtige
ouders aan huurlingen ter verzorging toe
vertrouwd. Groeien zij op, dan worden zij
gebannen naar de kinderkamer, om daar
hun eerste, voor het leven zoo gewichtige
opvoeding van vreemden te ontvangen.
Worden zij te groot voor de kinderkamer
dan naar de kostschooldaar kan men
hea tot hun zeventiende, achttiende jaar
laten en men heeft dan alleen maar
gedurende den vacantietijd last van zijn
^huwelijkszegen".
Als de lieve jeugd, aldus gevormd, half
wassen van de kostschool thuis komt, gaat
zij op haar beurt aan zich-zelve denken,
en voor zich-zelve zorgen. Hoe zouden
zij, die zoo weinig toewijding en liefde
ondervonden hebbeD, liefde voor hun ouders
vastgevroren en had al eenige weken aldus
in gevaar verkeerd. L>e opvarenden hadden
niet anders gedacht, dan dat zij het leven
bij zouden inschieten.
Bij het aan boord komen der schipbreu
kelingen, werd Bruce getroffen door het
gezicht van een man, in wien bij den per
soon herkende, die hij aan de tafel van den
kapitein gezien had.
Hij trachtte zich wijs te maken, dat hij
zich vergiste, doch desondanks was hij voor
zich er van overtuigd dat het dezelfde was,
alles, kleeding, houding, oogopslag, was
hetzelfde. Hij ging naar den kapitein.
Het schijnt, dat de verschijning, die
ik vanmiddag had, toch geen spook was,
maar een mensch, zei hy, de man leeft nog.
Wat wil je daarmee zeggen Wie is
het dan?
Een van de geredden, kapitein.
Het wordt hoe langer hoe vreemder.
Kom, laten we dien man opzoeken.
2e vonden hem in gesprek met den ka
pitein van het verongelukte schip.
Nadat belden den kapitein hun dankbaar
heid over hun redding hadden uitgedrukt,
kunnen gevoelen Zij kennen hun ouders
niet veel meer dan van aanzien.
Is de geest der wereld niet, zooals wij
hem geschetst hebben 1 Heerscht niet
bijna overal op in het oog vallende
wijze volslagen gebrek aan ware liefde en
de dikwijls meest onbeschaamde zelfzucht 1
Gelukkig, de christelijke geest is niet
geheel van deze aarde geweken; in veler
harten leeft nog de ware liefde en wordt
de zelfzucht als de ergste vijand bestre
den. Het is van dien geest van liefde, dat het
heil verwacht moet worden. Hij alleen is
in staat alle gestoorde verhoudingen te
herstellen.
Stads-en Gewestelijk Nieuws.
Schiedam, 23 Augustus 1902.
Floralia-Tentoonstelling.
Zooals wij reeds gisteren meldden, werd
de olficieele opening der tentoonstelling
vertraagd. Nadat alies gereed was gekomen,
werd zij door den heer A. F. Lissa, voor
zitter der vereaniging »Fioralia", geopend
met de volgende rede
Al zijn we nog niet geheel gereed met
alle werkzaamheden aldus de spreker
toch meenden we met een enkel woord
deze tentoonstelling te moeten openen.
Spr. vervolgde door voorlezing van deze
versregelen
Zag ik nu maar een dichter hier,
Ik sprak vriendlief, doe mij 't pleizier.
En wil met Uw dichten.
Mijn groote taak verlichten.
Met huplende kadanzen,
Met lieflijke stanzen,
Met zwier'ge refreinen,
Statige alexandrijnen,
Met vormschoone gazelen of aloude rondeelen.
Ach mij Ftoraiia moet ik den dank hier brengen
En op Uw feestaltaar 't poëtisch offer plengen.
Vervuld zijn onze droomen,
Het is- nu alles tol ous gekomen
Wat de natuur haar schoonheid geeft.
Wat in lucht en licht, in 't water leeft.
Ziet hoe' op ons roepen,
Bij paren, bij groepen.
De kinderkens kwamen,
En fluks medenamen
De plantjes zoo klein,
wat deze afwees met de bemerking, dat
hij slechts zijn plicht gedaan had vroeg hij
Ik hoop, mijnheer, dat u mij een
aardigheid ten goede zult houden, doch zou
u zoo goed wiilen zijn een paar woorden te
scbrijven
O met alle genoegen, antwoordde de
geheimzinnige man. Wat moet ik schrijven
Och, dat komt er niet op aan, schrijf
maar iets b.v.Stuur noordwest.
Lachend voldeed hij aan het verzoek.
Toen de kapitein het schrift gezien had,
ontstelde hij zichtbaar. Hij haalde het ge
heimzinnige schrift te voorschijn en toonde
het den vreemdeling.
Is dat uw schrift, mijnheer vroeg hij.
De man keek zichtbaar verwonderd eerst
het schrift en vervolgens den kapitein aan,
toen nep hij uit
Maar wat moet dat beteekenen, ik
heb die woorden nog nimmer geschreven
en toch is het mijn schrift.
Ik zal u op weg helpen. Mijn scheeps-
maat heeft u dezen middag aan boord gezien
en u zien schrijven in mijn kajuit.
De kapitein van het verongelukte schip
De stekjes zoo teeder,
Zij brachten vol bloemekens ze aan ons weder.
Als der vogelen kweelen,
Der vog'len fluiten
Wilde ik mijn blijde danktoon uiten.
Aan allen voor deez' schoonen dag,
Die vervuld onze wenschen zag
Scheen hooploos eerst geheel ons streven,
Een Grooten stam gat krachtig leven
De Vaandrager die kloek
Ons Vaandel heeft gedragen,
Vond Heyligers weten en macht om zijn
streven te schragen].
Bestuur, Commissie en Juryleden,
Hoe wakker hebt gij allen gestreden.
Vol zing en zang
Vol kleng en klang,
Wild'ik hier prijzen
Eu eer bewyzen
Wie hielpen met goed,
Wie hielpen met geld,
Wie werkkracht en tijd ter beschikking
gesteld.]
Onmogelijk kan ik U allen noemen.
Gegroet zij mij de koningin der bloemen.
De roode roze in heur kleuren blezen.
De tulp en de lelie,
De lieflijke winde,
De haver de klaver,
De bloesem der linde
Chrysant uit 't Oosten,
Agaaf uit het Westen,
Gij planten en bloemen uit alle gewesten,
Hoe fonkelt mij tegen de kleurenpracht.
Van Ara en Toekan,
Van Vink en Parkiet
Hoe fluit en hoe kweelt, hoe zingt en hoe
lacht, Nachtegaal en Leeuwerik, En Lijster
en Karkiet],
De bij en de kever,
Vlinder en Spin-de-wever
Van 't ragfijne net. De Hagedis
Salamander en kikker en velerlei visch
Al wat samengebracht is worde ontsloten.
Aanschouw het waarde feestgenoten.
Zij 't vreugde voor Uw oogen,
Lafenis voor Uw geest,
Weest welkom op Floralia's feest
Bij eene nadere rondwandeling door de
inderdaad hoogst belangwekkende tentoon
stelling vallen ons nog verschillende inzen
dingen in 't oog, die de eerste maal
minder opgemerkt werden.
Zoo moeten wij nog vermelden de fraaie
arrangementen levend groen en bloemen
wisselde een blik van verstandhouding met den
vreemdeling en vroeg: »Hebt u vanmiddag
gedroomd, dat u iets geschreven hebt
Neen, kapitein, voor zoover ik me kan
herinneren, niet.
Gij spreekt daar van droomen, zei de
kapitein, waar bevond zich deze mijnheer
van middag
Kapitein, zei de ander, de heele zaak
is erg vreemd en verwonderlijk. Ik had
al plan het u te vertellen als we een beetje
bekomen waren. Deze heer, hij wees op
den vreemdeling, viel vanmiddag te midden
onzer ellende in een diepen slaap. Onge
veer na een uur ontwaakte hy en zei
Kapitein, we zullen vandaag nog gered
worden. Toen ik hem opheldering vroeg,
zei hy, dat hij gedroomd had, dat hy zich
aan boord van een bark had bevonden, die
op ons toestevende. Daarop beschreef nij
mij den vorm en de tuigage van het scnip
en toen gij naderdet, zagen wij, dat uw
schip volkomen met zijne beschrijving over
eenkwam. Hoe de zaak zich overigens
heeft toegedragen,zou ik niet kunnen zeggen,
waar ik ben overtuigd, dat de Voorzienig*
NIEUWE SGHIEDAMSGHE COURANT