voorgesteld homogeen zijn met die bij het
Middelbaar en Hooger Onderwijs, zelfs gelijk
met die van den directeur van H. B. S. en
den rector van het Gymnasium. Het is
juist het streven geweest de verhoogingen
bij Lager Onderw. gelijk te doen zijn met
het M. en H. onderwijs.
De heer Ris trekt hierna zijn amende
ment in.
De heer Van Westendorp vindt,
dat een nieuwe salarisregeling van de
onderwijzers bij het L.O. niet langer meer
op zich kan laten wachten. Er moet over
eenstemming gebracht worden tusschenhet
salaris van een hoofd der school en den
onderwijzer. De evenredigheid is nu door
de verhooging van de jaarwedden der
schoolhoofden verbroken.
Na sluiting der discussiën wordt het
voorstel van B. en W. bij acclamatie goed
gekeurd.
Verkoop Gemeentegrond.
Bij dit punt van de agenda voert alleen
de heer De Groot het woord.
Spreker heeft zyn oude bezwaar tegen
den verkoop van gemeentegrond, op grond
dat bij voorstander is van uitgeven van
gemeeategrond in erfpacht. Bovendien acht
bij den prijs, dien de heer v. d. Most (f 5.—
per M*j wenscht te betalen, te gering.
Het voorste I van B. en W., in stemming
gebracht, wordt aangenomen met 10 tegen
8 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Honnerlage
Grete, Lagerwey, Beukers, Klein,Wittkampf,
mr. Jansen, Smit, v. d. Velden, v. d. Drift
en Bender.
Tegen stemmen de heeren v. Westen
dorp, Ris, v. d. Schalk, Dirkzwager, Kranen,
De Groot, P. Jansen en Gouka.
M o t i eD e Groot,
De heer De Groot overlaadt in den
laatsten tijd den Raad herhaaldelijk met
moties. Er is voor onze vroeden toch
reeds genoeg te doen met den gewonen
gang van afwikkeling der gemeentezaken,
dat zij wel niet veel heil zullen zien in het
onophoudelyk behandelen van moties van
die zyde. Zij zijn óf van zeer diep ingrij
penden aard of de behandeling met
eens waard, omdat er meestal een herope
ning van vroegere discussiën door wordt
uitgelokt en dit juist een kolfje naar de
hand des voorstellers is.
De motie, door den heer de Groot thans
voorgesteld, luidt;
»Ue Raad besluit in te trekken het
besluit van 15 Februari 1898 tot aanleg van
een spoorweg naar de Maas."
De heer De Groot, het woord verkrij
gend, zegt, dat hy de spoorwegaanleg naar
ëe Maas een geldverspilling acht. Weik
verkeer is daar te verwachten Alleen de
fabriek Apoiio en die der firma Smulders
zullen er voorshands van profiteeren, terwijl
door kaden en havengelden bijna niets zal
ontvangen worden.
De kosten, die de gemeente zal hebben
te dragen voor bewaking, aanleg van
straten en wegen, armwezen enz. zullen
niet gering zijn. Men schept geen handel
en verkeer. Wijzende op de Veemarkt,
betoogt spr. verder, dat het hier een
waagstuk is, waarvan bij slaging de voor-
deelen gering zullen zijn.
Wanneer een spoorweg daar noodig is,
kan men over een 15 20 tal jaren zien
te bewerken een aansluiting aan Rotter
dam, door het leggeo van een spoorlijn
langs de rivier. Men hoort wanhoopskreten
uiten en men wil iets doen alleen omdat
de boel niet deugt. Toch meent spreker,
dat Schiedam vooruit gaat, daarby wijzende
op den vooruitgang der bevolking. Men hebbe
een waakzaam oog op de ontwikkelmg der
stad, maar men stelle niet by geringe
behoeften zoo'n groot kapitaal in de waag
schaal.
De Voorzitter constateert, dat het
met gaat om het al dan niet verkrijgen van
een spoorwegverbinding aldaar, maar om
een destijds genomen besluit ia te trekken.
De heer De Groot sprak van wanhoopskreten,
maar dezen zijn door Voorz. thans niet meer
geboord. Spr. is van meening, dat Schiedam
wel degelyk vooruit gaat. Het is vroeger
goed gezien iets in de toekomst te doen
en niet te wachten totdat het broodnoodig
is. De zaak is op touw gezet om niet
aheen te zorgen, dat de fabrieken hun
afvoer daarmede konden verzenden, maar
in de hoop,dat zich daar ter plaatse industnën
zouden vestigen.
Waar een terrein zoo gunstig is gelegen,
zou het niet goed gezien zyn daar niet van
de omstandigheden te profiteeren. Het zou
te betreuren zijn, ais hier met een penne-
sti eek ongedaan zou worden gemaakt, wat
vroeger zoo juist is ingezien.
De heer Gouka verklaart, dat de eene
in de door den heer de Groot genoemde
cijfers een vooruitgang ziet, de andere niet.
Het is de kwestie maar, welke voorstelling
aan de cijfers gegeven wordt. Spr. kan
constateeren, dat de bevolking is achteruitge
gaan, op grond van het sterftecijfer. Er is hier
groote behoefte aan spoorwegverbinding,
want er zijn verscheidene firma's, die gaarne
hier hun industrie zouden vestigen, indien
zij van den spoorweg gebruik konden maken.
Wanneer men eens het oog richt naar
Rotterdam, dan ziet men, dat men daar
ook vooruit werkt. Men maakt daar havens
in de verwachting ze gebruikt zullen worden.
Een andere vraag is welken kant het eerst
in aanmerking voor spoorwegaansluiting zou
komen en dan antwoordt spreker, dat het
hier geldt: er moet er een komen, maar
niet welke en vei klaart zich daarom tegen
de motieDe Groot.
De heer de Groot repliceert, dat het
weinig ter zake doet of de spoorwegver
binding op Schiedamsch gebied of even
daarover wordt aangelegd.
De beer v. d. Schalk zal voor de
motiede Groot stemmen, niet omdat hij
tegen spoorwegaansluiting is, maar men
veel goedkooper een aansluiting kan ver
krijgen. Spr. wyst op Rotterdam. Daar kost
de gemeente den spoorweg zoo goed ais
niets, zelfs geniet zij nog geldelijk voordeel
vaG eiken wagen, die over hare lijnen loopt.
Hier zou men een spoorweg maken en de
Holl. Spoor zoo goed wezen dien te berijden.
De heer Gouka verzekerd, dat hy van
een 10 a 12-tal directies van fabrieken
weet, dat zij pogingen hebben aangewend
om naar hier hun fabrieken te verplaatsen,
maar alles afgestuit is op het niet aanwezig
zijn van een spoorwegverbinding. De sprong
in het duister is dus niet zoo groot als
men wel denkt.
De heer B e n d e r vraagt of indertijd
het advies van de Kamer van Koophandel
en Fabrieken is ingewonnen. Ingeval dat
niet is geschied, zou hij er voor zyn dit
alsnog in te winnen. Hy doet hiertoe het
voorstel.
De Voorzitter antwoordt, dat inder
tijd het advies van de Kamer v. Koophandel
niet is ingewonnen. Hij zou ongaarne zien,
dat bet thans werd ingewonnen, wijl men
nu in deze geheel anders zou oordeelen als
vroeger.
De heer Wittkampf meent, dat men
met het advies van de K. v. K. niet veel
zal opschieten.
Het voorstelBender wordt in rondvraag
gebracht en verworpen met 14 tegen 4
stemmen.
Tegen stemmen de heeren Honnerlage
Grete, Lagerwey, Kranen, v. Westendorp,
Klein, Ris, Beukers, Wittkampf, Gouka,
mr. Jansen, P. G. M. Jansen, Smit, v. d.
Velden en v. d. Drift.
Vóór stemmen de heeren de Groot, v. d.
Schalk, Bender od Dirkzwager.
Het was nu reeds kwartier over vijven
en onze vroeden hadden nog het laatste
punt de Oude-Mannenhuis-kwestie te
behandelen. Ze overlegden onderling wat te
doen, waarca de Voorzitter plechtig mede
deelde, dat de vergadering den volgenden
dag, 2 uur, zou worden hervat.
De heer v. d. Drift mopperde nog even,
maar 't hielp nietde meeste leden hadden
hun papieren reeds bijeen gepakt en de
Raad ging uiteen.
Toen gister de Oude-Manhuiskwestie, door
aanneming van het voorstelmr. Jansen, in
eens voor goed op degelijke wijze was
opgelost, kwam de
MotieD e Groot in zake mr.
W. H. Jansen
aan de orde.
De heer D e G r o o t, het woord verkrijgend,
zegt, dat hij verplicht was deze motie na al
het voorgevallene in te dienen. Het is een
kras voorstel genoemd. De vraag is echter
of het in overeenstemming is met de
gepleegde feiten en dan moet hij ja zeggen.
Mr. Jansens aanblijven acht hij tegen het
belang der gemeente en bezorgt financieel
nadeel. Eerbied voor 't gezag wordt er door
te niet gedaan. Wij moeten hooge eischen
van eerlijkheid stellen aan hen, die aan het
hoofd der gemeente staan.
De gang van zaken mag niet benadeeld
worden door een lid van het dagelyksch
bestuur. Hy moet het volste vertrouwen
genieten. De conclusie, waartoe spr.
gekomen is, is een logisch gevolg. Hier geldt
het: azachte heelmeesters maken stinkende
wonden". Waar dus het gevaar dreigt, moet
krachtiger worden ingegrepen. Mr. Jansen
is geen vertrouwbaar man en wij moeten
hem niet op de plaats laten waar hij is.
Aan den Raad het oordeel.
De heer Gouka heeft tot het laatste
toe gewacht om te zeggen, waarom hy de
motie—De Groot beeft ondersteund. Het is
dan, omdat de motie oehandeld zou worden,
in de afwachting, dat uit den boezem van
van den Raad, een stem zou opgaan tegen
de conclusie en de houding van den heer
De Groot.
Spreker vindt de motie te kras, ongewoon
en zou zeggen laat ons die motie niet m
stemming brengen. (Zich tot den heer De
Groot wendend)Trek ze in.
De heer v. Westendorp is het niet
met den heer De Groot eens. Indien werke
lijk overtreding van art. 24 en 94 der
Gemeentewet, izou hebben plaats gehad,
zou dit van ernstigen aard zijn geweest.
Maar er is iets anders. De vraag is ook
niet wat deed mr. Jansen in het belang
der gemeentedie vraag is aan hen, die
mr. Jansen hier gebracht hebben. Voor spr.
staat het vast, dat mr. Jansen niet aan de
verwachtingen heeft voldaan. Als men aan
ieder onzer zou vragen, wat wij in het
gemeentebelang hebben gedaan, dan zou
menigeen er slecht afkomen. De grief is
echter, dat mr. Jansen, in de geheime
zitting heeft getoond, dat hij gemeentebe
langen niet wist te scheiden van particuliere
en familiebelangen. Dit moet ieder met
hem (spr.) eens zijn. Er is altijd gelegen
heid om iemand tijd te geven begane
misslagen goed te maken. Daarom willen
wij aan U (mr. Jansen) overlaten wat ge
in dit geval wenscht te doen. Hij verzoekt
den heer De Groot zijn motie in te trekken
en stelt zelf de volgende motie voor
»De Raad der gemeente Schiedam, over
wegende, dat de wethouder W. H. Jansen,
in den laatste tijd getoond heeft niet te
kunnen onderscheiden, eigen- of familiebelan
gen van die der gemeente, dat daardoor de
belangen der gemeente met worden behar
tigd, gaat over tot de orde van den dag".
De heeren Kran en en Dirkzwager
ondersteunen deze motie, zoodat zij een
punt van beraadslaging kan uitmaken.
Teneinde verwarring te voorkomen vraagt
de Voorzitter den heer De Groot of
deze al of niet zijn motie handhaaft.
De heer De Groot zegt, dat hij zijn
motie wenscht te handhaven.
Daar de motie De Groot het verst strek
kend is, stelt de Voorzitter deze motie
het eerst aan de orde.
De heer Klein rechtvaardigt zijn houding
van gisteren. Hij vraagt waarom de heer
De Groot indertijd toen er f 80.000 uit de
gemeentekas was verdwenen, mets heeft
gezegd en ook niets van twee wethouders,
die hun plicht niet nakwamen.
Als spr. zijn geheugen hem niet begeeft,
heeft ook de neer De Groot ingeschreven naar
drukwerk; dit was dan toch ook een eigenaar
dige houding. De heer J. Loopuyt heelt
vroeger ook de gemeente als wethouder
diensten bewezen.
Spr. zou wel een voorstel willen doen
voortaan geen gemeente-ambtenaren voor
leveranties m aanmerking te laten komen.
De heer De Groot vraagt of de heer
Klein wal toerekenbaar is Spreker heeft
altijd meegewerkt bet gemeentebelang te
bevorderen. Spr. verklaart, dat wat de door
den heer Klein bedoelde wethouders aangaat,
hij zien niervan niets heeft aantetrekken,
(laar deze wethouders bij bet ontdekken
van het terkort reeds vervangen waren.
Als zijn drukkery het door den heer
Klein bedoelde werk gekregen had, zou by
beslist ontslag als raadslid hebben genomen.
De heer Klein heelt ia alies een poging
gezien om een bres in de rechterzijde te
schieten. Maar spr. weerspreekt dit. Indien
de heer Klein had gelezen, wat hij in zijn
schrijven heeft gezegd, n.l. dat ingeval mr.
Jansen aftrad, hij alles in het werk zou
stelles, dat memand van zijn fractie
als candidaat zou worden gesteld, zou hij
dat niet gezegd hebbes.
De heer Ris dringt aan op antwoord op
hetgeen in de besloten raadszitting aan mr.
Jansen is verweten.
De heer Van We st en dorp moti
veert zijn stem tegen de motie—De Groot-
De motie-de Groot wordt hierna in stem.
ming gebracht en verworpen met 12 tegen
3 stemmen.
Voor stemmen de heeren Gouka, Ris en
De Groot.
De heeren mr. Jansen en P. G. M. Jansen
onthouden zich van stemming.
De heer De Groot constateert alsnu,
dat geen der raadsleden het voor den heer
mr. Jansen heeft opgenomen.
Aan de orde is hierna de motie—Van
Westendorp.
De heer Van Westendorp meent,
dat de raadsleden als 't ware daarvoor
moeten stemmen, .want da uitlatingen van
den heer mr. Jansen in de geheime zitting
zijn van dien aard, dat de raadsleden in
hun binnenste met de formuleering zijner
motie moeten instemmen.
De heer Wittkampf protesteert
hiertegen. Hy is baas en meester over
zyn eigen stem en duit geen invloe
den heer Van Westendorp hierop.
De heer R i s zegt, dat hem nog
niet duidelijk is waarom geen oor?enje|de
de rechterzijde is gegeven op het beha
in de gesloten zitting. j,et
Den heer Lagerwey komt het
belang van de publieke opinie wens,. dat
voor, dat er nadruk op gelegd wor jJflD
als er in de geheime zitting iets zou
plaats gehad wat niet in den baa e0)
de Voorzitter daar was om te consta
of er een wetsovertreding plaats vo
De heer De Groot verklaart, ba
juist feiten altijd strafbaar moe\6fcetri'
om als laakeaar te worden gtskwali»
De heer Van Westendor p f,
dat hij bedekte verwijten doet. "ij
feiten genoemd. .u.nrei1)
De heer Lag erwey blijft bet af*
dat zaken, die gezegd zouden zijn in g® eD
zitting in bet debat worden betrokk
den aanval van den heer Van West«n
een bedekten noemen. rn»
De motie —Van Westendorp wordt
verworpen met 8 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren De ,gfi
Kranen, Gouka, Van Westendorp,
Dirkzwager en Ris. rj9ge
Tegen stemmen de heeren ^o00®,^,
Grete, Lagerwey, Wittkampf, v. d. -ijl
v. d. Drift, Smit, Klein en Beukers, 1 jten
de heeren mr. Jansen en P. Jansen
stemming bleven. e.
Aldas liep deze onverkwikkelijke) 0 j
hoorde discussie ten einde. Wij m°^6D^eo
zeggen ongehoordimmers, in w®
gemeenteraad van ons land zou 't voor*0
dat een wethouder—raadslid aldus door
medelid wordt aangevallen. De heet
Groot blijkt in den laatsten tijd
censor assessorum in onzen
Eerst achtte hij den heer Visser g0
om nog ais wethouder werkzaam te ^n.
nu moest de heer mr. Jansen het on'g®
Na in en buiten den Raad,
gesproken en geschreven woord ®®°.j,ge
te hebben aangevallen, wiens ve«lzlJ j
werkkracht, wiens arbeid op velerlei g®
in ieder geval eerbied afdwingt, belaag
hem in een motie, die aan het in ca^Qei.
venenum maar al te zeer denken
Eo de Raad heeft die motie bespro^®
een openbare vergadering ten aannoor®
het publiek, dat zich op de tribune
<ie gang verdrong, terwijl anders a je
over personen gesproken moet word
deuren steeds angstvallig worden g®£
Daar zijn ook by die discussie uit
kingen gehoord, die men in den na°B j,t
een aachtbaar Raadslid" niet zou »®r ^g0
nebben. De heer De Groot heeft bet du
bestaan tegenover 's Raads sensi°ri
nog volstrekt van geen verzwakte flfl.
vermogens biijk heeft gegeven, 0 s
rekenbaarheid te gewagen 1 Hij toont
noch de grijze haren, noch de v®® zljo»
diensten te ontzien en neemt tegenov«r
medeleden eene houding aan, die b»
alle kritiek is te achten. pe
Of ook deze houding van den h« Jgj
Groot in het belang der gemeent®
laten wy aan alle weldenkende0^^
beoordeeling over. De heer De
bedenke, dat hy zich van een rd
wapen bedientde punt van het 2
dat hij zoo ommeedoogend op zyn zg|v«u
richt, zou wel eens tegen hem'
gekeerd kunnen worden!
fiINSJ33LA3J>-
De minister van Oorlog bracht f
morgen een bezoek aan Gouda, D» g(i
plaats met het oog op de inricb"
verbouwing van de militaire geno"
verband met de aanstaande uitbreid'0
het garnizoen. Z.Ei. hield dienaanf?a^jfe
besprekingen en bezichtigde de 001
inrichtingen.
- coO'0
De heer A. C. J. van Maasdijk
der Nederlanden te Durban (^ltajrfliid'
Woensdag 14 September a.s. des v0
dags van 10—12 uren, voor belaogst® yio
te spreken zijn aan het Departem'0
van Buitenlandscbe Zaken. j«r
De heer J. G. Berdien, coDpUp»rt®'
Nederlanden, te Bombay,zal aan het t«
te 's-Gravenhage, voor belangstell®0^^
spreken zyn op Donderdag 1&