Dagblad voor Schiedam en Omstreken. Ontwikkeling van Japan. Het Bewijsstuk. 27ste Jaargang. Zondag 2 October 1904. No. 8017. TWEEDE BLAD. Gemengd Nieuws. ABONNEMENTSPRIJS: Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en kost voor Schiedam per 3 maanden f 1.35, per maand 45 cent en per week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland f 2.— per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons BureauBoter- straat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders. BureauBOTERSTRAAT 50. PRIJS DER ADVERTENTIëN: "Van 16 regels f 0.77 met inbegrip van bewijsnummer. Elke regel daarboven 12i/3 cent. Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel. Voor h er h aaldel ij k ad verteer en worden uiterst lijke overeenkomsten aangegaan. b i 1 - Telefoonnummer 85. Postbus no. 39. Japan's groei. Nieuwe wetten. Leger en vloot. Producten. Den Keizer hulde. Vooruitgang van industrie, handel en bevol king. Japan en China. Onlangs verscheen in Japan een werk: „Ons Vaderland Japan", waarin vele Japansche staats lieden en geleerden de politieke, wetenschappe lijke, huishoudelijke, godsdienstige en kunst-toe- standen van hun vaderland bespreken. Door den bekenden staatsman markies Ito is in dit boek het eerste hoofdstuk geschreven. Wij ontleenen aan dit hoogst belangrijk stuk het volgende: „Ik was" aldus schrijft markies Ito „een der eerste Japanners, die vreemde landen heb ben bezocht en kon dit slechts doen door in 't ge heim naar Shanghai te ontwijken. Dit. was in 1863. Eerst voor kort was ons land geopend voor het vreemdelingenverkeer en het was Japanschen onderdanen niet geoorloofd hun land te verlaten. Ik heb altijd alles gedaan, wat in mijn vermogen was, opdat Japan de Wester- sche beschavingsbegrippen zou aannemen. Ge durende de vier-en-dertig jaar, dat ik in staats dienst werkzaam was, heb ik altijd getracht, zelfs met geweld, die maatregelen in 't leven te roepen, die de groei van ons land noodig had. Van den aanvang af hebben wij de noodzake-, lijkheid erkend, dat het Japansche volk Wester- sche methoden zou aanleeren niet alleen, maar dat het ook zoo gauw mogelijk op zichzelf zou kunnen staan, zonder hulp van den raad en het opzicht van vreemden. In, den eersten tijd hebben wij vele buiten landers naar Japan gebracht om ons bij de in voering der moderne methoden behulpzaam te zijn en er waren ons daarin dikwijls uitmunten de mannen van dienst, wier naam nog heden met vereering in Japan worden genoemd, of schoon ze ons land sinds lang verlaten hebben. Toen ik als gezant van Japan Londen bezocht, sprak iemand mij van een speciale hoogeschool voor ingenieurs, waarin elke tak van werktuig kunde zou kunnen worden beoefend. Er bestaat er nu een in Tokio, en er zijn reeds een groot aantal ingenieurs uit voortgekomen, die hun krachten wijden aan de industrie van hun land. Ik houd de oprichting dezer hooge school voor een der gewichtigste factoren in de ontwikke ling van Japan. Een groote spanne tijds besteedden wij aan de verkrijging van nieuwe wetten. Twee gebeurtenissen in de geschiedenis van Japan waren buitengewoon gewichtigde ver andering van den regeeringsvorm van het land en de Chineesch-Japansche oorlog. Ik heb langen tijd buiten het land doorge- Ik lag achteloos in mijn hangmat uitgestrekt in de schaduw van een der reusachtige boomen, die in de nabijheid onzer barakken stonden. Met eenig misnoegen dacht ik aan mijn financieelen toestand, die, ik moet het gulweg bekennen, alles behalve rooskleurig was. Terwijl ik, al naden kend, strak voor mij uit lag te staren, boog zich een lachend gelaat over mijn hangmat. Ran- keilor, de kapitein mijner compagnie, wrong zich tusschen de twijgen en ging schrijlings op een der stevige takken zitten, waaraan ik mijn hang mat had vastgemaakt. Nu, Campbell, jij kan het hier in de scha duw uithouden. Dat is betrekkelijk, antwoordde ik, ik was daar juist met een heel onaangenaam onder werp bezig, ik weet waarlijk niet, hoe ik uit mijn geldzorgen moet komen. Ik tref het dan al heel slecht, ik kwam juist om je voor een paar dagen een shilling of tien te leen te Vragen. Dat kan nu zeker niet? Ik schudde bezorgd het hoofd. Ik ben glad aan 't eind, Rankeilor, ik heb geen shilling over. Het spijt me werkelijk, maar... Nu laat maar, onderbrak hij mij, het is zoo erg niet, over een paar dagen ben ik weer bracht om de wetten van verscheiden landen te bestudeeren, voor ik mij kweet van 's keizers opdracht een ontwerp te maken voor een nieu we Japansche wetgeving. Nooit had in Japan een grondwet, in den mo dernen zin \;an dat woord, bestaan. Het was een moeilijk werk, vooral omdat er zooveel ge heiligde en traditioneele heerschersrechten moes ten worden ontzien. Met behulp van mijn mede werkers bracht ik mijn werk ten einde en het is mij een groote voldoening, dat er sinds dien tijd nog geen herziening der grondwet noodig was. Met name de kieswet werd verbeterd, de ver kiezingen zouden voortaan plaats hebben bij ge heime stemming. Verder werden er maatregelen genomen voor een betere vertegenwoordiging der handels- en industriëele elementen. Altijd heb ik gewezen op de gewichtigheid van een zeer sterke vloot en eindelijk is ze er gekomen, en onze matrozen en officieren zijn de schepen waardig, waarop ze behooren. Het leger is bij de ontwikkeling der vloot niet ver geten. In korten tijd is het meer dan verdub beld. In den opstand der Boksers kon het Ja pansche leger een groote rol spelen in de be vrijding van Peking en gaf daar een voortreffe lijk beeld van zijn organisatie, moraliteit, uiter lijke verschijning en uitrusting. Wat de handels- en industriëele betrekkin gen betreft, heeft Japan de markt in het verre Oosten in zijn handen. De hulpmiddelen van 't land zijn zeer goed, vooral de kolenindustrie verschaft rijke hulpbronnen. Behalve de vele kolenmijnen zijn er ook in het noorden belang rijke petroleumbronnen te vinden, die nu in ver binding met de Standard Oil Trust zullen bewerkt worden. Ook ijzer treft men in massa aan, even als koper. De financiëele toestand van Japan is niet zoo slecht, als ze altijd wordt afgeschilderd. Als de gevolgen van de oeconomisehe depressie van 19001901 verdwenen zullen zijn, zal Japan nog sneller vooruitgaan dan tot dusvër. Maar welke ook de oorzaken geweest zijn van den vooruitgang van Japan, het meest, hebben wij te danken aan onzen keizer. De keizerlijke wil is steeds de leider van het volk geweest. De arbeid van hen, die, als ik, hem in zijn regee ring hebben ondersteund, kon niet zulke ingrij pende gevolgen gehad hebben, zoo niet de groo te, wijze invloed van den keizer achter eiken hervormingsmaatregel gestaan hpd. Van den keizer heeft Japan de les geleerd, welker in practijk brengen het land gemaakt heeft tot wat het is." Dan gaat markies Ito de regeling der rijks middelen na en die der militaire uitrusting en getuigt van den trots van Japan over de snel heid van zijn materiëelen vooruitgang. „Vervolgens komen wij tot de zichtbare ont wikkeling der nationale hulpbronnen. Volgens de statistieken van onzen buiten- landschen handel voor 1872 en 1873, beliep het totaalbedrag van onzen jaarlijkschen in- en uit voer 30,000,000 yen, terwijl deze in 1898 tot meer dan 44,000,0000 yen steeg. Nergens in de wereld kan op zulk een snellen groei gewezen worden. Het vorig jaar, toen ik nog minister-president was, stelde ik omvang rijke onderzoekingen in omtrent den vooruit gang in handel en industrie en bevond, dat het totaal-kapitaal, dat in verscheiden ondernemin gen van het land stak, 900.000.000 yen beliep. In deze som zijn de kapitalen begrepen, die voor regeeringswerken benoodigd zijn, zooals spoorwegen, uitbreiding van het telegraaf-net enz. enz. Allerlei soort van handels- en industrie-onder nemingen zijn elkander in de laatste jaren in verbazingwekkende snelheid opgevolgd en uitge nomen Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitschland en Rusland, staat Japan niet achter bij de Euro- peesche landen. De bevolking is sedert de restauratie met meer dan 10.000.000 zielen toegenomen. Zulk eene toename had niet plaats kunnen vinden, als ook de nationale welstand niet belangrijk gestegen was, want men kan slechts werk vin den en middelen ter verkrijging van zijn on derhoud, als de arbeid kan worden geplaatst. De groote toename van bevolking kan dus be schouwd worden als een uitmuntend teeken." Verder behandelt Ito den toestand van China en de betrekkingen tusschen China en Japan, en zegt ten slotte: „De buitenlandsche handel van Japan heeft sedert de restauratie van 1868 heel wat stappen vooruit gedaan, vooral met de Vereenigde Sta ten. Maar wij mogen hiermede niet tevreden zijn, doch moeten trachten in China een groot afzetgebied voor onze producten te krij gen. Het is natuurlijk, dat onze handel onder worpen is aan de wet van vraag en aanbod en daarom moeten wij het afzetgebied voor onze producten hoe langer hoe verder uitbreiden. Volgens mijn inzicht moet China onze produc ten in grootere hoeveelheid gebruiken en in de toekomst onze beste klant worden. Wij moe ten al onze aandacht wijden aan de gebeurte nissen in dit land. Wij hebben groot belang bij alle politieke veranderingen in China, zoodat de omstandig heden ons land zouden kunnen noodzaken geen passief toeschouwer te blijven. Het is daarom voor ons noodzakelijk, ons voortdurend bezig te houden met de verbeteringen van leger en vloot, en, zoo mogelijk den financiën een vaste basis te geven. De regeering moet zorgen ver schillende noodzakelijke voorbereidingen te tref fen, maar ook het volk moet doen wat het kan, om bij onvoorziene gevallen bereid te zijn." T y f u s-e p i d e m i e te De tm o 1 d. Te Det- mold heerscht. sedert twee maanden een ernstige tyfus-epidemie, die pas in de laatste dagen aan het afnemen is; er zijn totdusver 20 menschen bezweken, 500 worden nog verpleegd. Het ge meentebestuur heeft het advies van den bacterio loog prof. Robert Koch ingewonnen en deze is tot de slotsom gekomen dat de epidemie vermoe delijk te wijten is aan besmetting van het leiding water. Tevens heeft men een aannemelijke oor zaak voor de eerste verontreiniging van het water gevonden, welke in ruimen kring bekend verdient te worden. Bij het aanleggen van de leiding zijn de buizen ook gelegd in nieuwe straten, waarin nog weinig of geen huizen stonden en de geleiding dus dood liep. Het water in die uiteinden schijnt langzamerhand bedorven te zijn, daar voor behoorlijke reiniging geen zorg werd gedragen en ten slotte een ongunstigen invloed geoefend te hebben op de hoedanigheid van het versch aangevoerde water. Het gebeurde te Detmold zou dan een ernstige les zijn voor alle andere steden, waar dergelijke doodloopende einden van het buizennet in nieuwe straten zijn aangelegd. Een wonderbaarlijke ontsnapping aan den dood. Spoedig zal uit de gevangenis te Portland onlslagen worden, een misdadiger John Lee, die in 1885 ter dood veroordeeld werd, en die door een buitengewone oorzaak het leven behield. John Lee was beschuldigd een vrouw, bij wie hij als knecht diende, te hebben ver moord en haar huis in brand gestoken. Tijdens den langen duur van het proces en zelfs na zijn veroordeeling was hij niet tot bekentenis te brengen. Op den dag der executie werd John Lee naar de gevangenis te Exeter geleid. Het hoofd ver borgen onder den witten sluier der veroordeelden werd John Lee op het valluik geplaatst, dat onder hem kantelen moest. Maar op het gewichtige oogenblik wilde het valluik zijn plicht niet doen. Lee stond op het platform en bad met luide stem, terwijl de beul alles in het werk stelde om het valluik van zijn plaats te krijgen. Het gelukte niet; de veroordeelde plaatste zich nog eenige malen op het valluik, doch dit zwichtte niet. Eindelijk besloot men den veroordeelde weer naar zijn gevangenis terug te leiden. Sir William Harcourt, de staatssecretaris veranderde zijn straf in twintig jaren dwangarbeid. John Lee heeft aldoor zijn onschuld volgehou den, en de wonderbaarlijke wijze waarop hij aan den dood ontsnapt is, heeft er toe bijgedragen, bij het publiek de overtuiging te vestigen, dat hij het slachtoffer is van een rechterlijke dwaling. rijkelijk van geld voorzien en kan jou waarschijn lijk ook uit de verlegenheid redden. Hij greep een afhangenden tak en sprong op den grond. Waar heb je je diamant gelaten, vroeg ik, naar zijn ring kijkend, dien hij aan de pink van de linkerhand droeg en waaruit een prachtige diamant was genomen. Ik zal hem er eerstdaags weer in laten zetten en dan een beetje steviger, antwoordde hij. Hij knikte mij toe en ging weg. Het viel mij op, dat bij mijn vraag naar den diamant zich eenigszins beschaamd of geërgerd toonde. Ik keek op mijn horloge, over tien minuten begon de dienst, de manschappen waren al op het exercitieterrein verzameld. Toen de dienst geëindigd was, gaf ik de man schappen vrijaf, die zich, het zweet van het voor hoofd vegend, verwijderden. Ik zette mij op den grond neer om wat uit te rusten. Peterson, een der soldaten, was achtergebleven om het terrein in orde te brengen. Plotseling rukte hij zijn muts van het hoofd en wierp er mee naar iets. Wat heb je daar? vroeg ik. Een konijntje heeft zich in dit gat verborgen, ik wil het vangen. Hij boog de takken weg, welke de opening van het hol of liever van het kleine graf, waarin het konijntje onlkomen was, verborgen. Ik be moeide me nu verder niet meer met het geval. Luitenant Campbell, zou u even een oogen blik willen komen? Ik sprong op en naderde den kuil, waarin man en muis, of liever man en konijn verdwe nen waren. Peterson kwam er juist weer uit te voorschijn. 'tls een vreemd geval, luitenant, zei hij. Het is een rechte tunnel, dit hier heb ik erin gevonden. Hij hield een spade en een houweel in de hand, beide waren klaarblijkelijk nog kort ge leden voor het uitgraven gebruikt, want er hing nog wat versche, half vochtige aarde aan. Waar denkt ge, dat die tunnel heenleidt? vroeg ik, de spade bekijkend. Ik ben er niet ver ingegaan, luitenant, maar het moet een goed eind daarheen gaan. Hij beschreef met de hand een bocht, die links langs het kwartier der officieren liep. En waar kan dat dan... nog voor ik uitge sproken had, schoot ons beiden plotseling een zelfde gedachte door het hoofd en bijna gelijk tijdig riepen we uit: Die gang moet naar het fort leiden, waar zich al het geld bevindt. Ik liet hem er nog eens ingaan en wierp de spade op den grond om hem te volgen. Er viel een kluit aarde van de spade en ik zag er iets in blinken. Ik bukte mij om het op te rapen en bemerkte nu tot mijn schrik, dat het de dia mant van Rankeilor was. Haastig stak ik het edelgesteente in mijn zak en begaf mij in den tunnel. Toen ik, na een onderzoek te hebben inge steld, er weer uitkwam, stond er een groep man nen omheen, onder wie ik de kapiteins Ashton en Fordyce herkende. Blijkbaar hadden ze onze handelwijze gezien en verdacht gevonden. Ka pitein Fordyce had de spade in de hand en Ashton lei juist het houweel neer. Campbell, gij! Hoe is 't mogelijk, riep Ash ton uit, wie had dat van u kunnen denken. Eer had ik ieder ander van het garnizoen voor den booswicht gehouden. Voor den booswicht, riep ik verontwaar digd uit. Wie geeft u het recht mij zoo te noe men? Ik ben een vermetel plan om het fort te bestelen nog juist bij tijds op het spoor gekomen, want na nog een nacht graven was het plan klaar geweest. Wat heb ik je gezegd, Fordyce, onderbrak mij Ashton, zich tot zijn collega wendend, ik dacht dadelijk wel, toen we gisteren den tunnel

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1904 | | pagina 5