Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
SCHELMEN.
27ste Jaargang.
Zaterdag 22 October 1904
No. 8034.
FEUILLETO N.
Officieele Berichten.
Kennisgeving.
Kennisgeving.
Kennisgeving.
UITLOTING
Nos. 264, 631, 663, 740, 766, 1218,
1331 cn 1387
Algemeen Overzicht.
De oorlog in Oost-Azië.
ABONNEMENTSPRIJS:
Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en
kost voor Schiedam per 3 maanden f 1.35, per maand 45 cent en per
week 40 cent. Franco per post door geheel Nederland f'l.per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons BureauBoter-
straat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders.
Bureau BOTERSTRAAT 50.
PRIJS DER ADVERTENTIëN:
Van 16 regels ƒ0.77 met inbegrip van bewijsnummer.
Elke regel daarboven 121/2 cent.
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend.
Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel.
Voor h e r h a a 1 d el ij k adverteeren worden uiterst b i 1 -
1 ijke overeenkomsten aangegaan.
Telefoonnummer 85. Postbus 110. 30.
Inrichtingen welke gevaar, schade of
hinder kunnen veroorzaken.
Burgemeester en.Wethouders van Schiedam,
Gelet op de bepalingen der Hinderwet
Geven kennis aan de ingezetenen dat op heden
aan Th. M. A. van Dijk en zijne rechtverkrij
genden vergunning verleend is tot oprichting van
een ketel- en kuipenmakerij in het pand staande
aan de Noordvest no. 24, kadaster sectie A. no.
4456.
Schiedam, den 20sten October 4904.
Burgemeester en Wethouders van Schiedam,
VERSTEEG.
De Secretaris,
SICKENGA.
Kleinhandel in sterken drank.
Burgemeester en Wethouders van Schiedam,
brengen, ingevolge art. 5 der Drankwet, ter
openbare kennis, dat bij hen een verzoek is inge
komen van P. VAN DOORN om vergunning tot
verkoop van sterken drank in het klein voor het
pand Bakkerstraat no. 6.
Schiedam, 21 October 1904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
VERSTEEG.
De Secretaris,
V. SICKENGA.
Burgemeester en Wethouders van Schiedam,
Doen te weten, dat door den Raad dier ge
meente de volgende verordeningen zijn vast
gesteld
VERORDENING op de heffing van
schoolgeld wegens het her-
halingsonderwijs ingevolge
art. 17 der wet op het Lager
Onderwijs.
VERORDENING regelende de invor
dering van schoolgeld wegens
het herhalingsonderwys inge
volge art. 47 der wet op het
Lager Onderwijs.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort, den 24sten October 4904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
VERSTEEG.
De Secretaris,
V. SICKENGA.
Burgemeester en Wethouders van Schiedam,
geven kennis dat bij de op 20 dezer plaats gehad
hebbende
van 8 aandeden, ieder groot f 1000. van de
eerste serie ad 1,500,000.der 3 pOt. geld-
leening ten laste dier gemeente, groot f3,000,000
ter aflossing zijn aangewezen de aandeelen
welke allen 34 December a s. aflosbaar, betaal
baar zijn gesteld ten kantore van den Gemeente-
Engelsch Volksverhaal uit het begin der
vorige eeuw.
48).
Men was het landgoed des Graven spoedig
doorgereden, en voort ging het nu, den heu
vel af, naar het dorp; vruchtbare vlakten
spreidden hunne schatten aan beide zijden ten
toon, en reusachtige met dicht gebladerte ge
tooide boomen, wierpen af en toe een koele
schaduw op den stoffigen weg. Niet gestoord,
in hunne werkzaamheid, door een luidruchtig
rumoer, dat van uit. het dorp opwaarts kwam,
was een klein leger van arbeiders met werk
tuigelijke volharding bezig de akkers te bewer
ken; maar het gezicht van 's Graven prach
tige equipage deed hen voor een paar seconden
den arbeid staken, hunne oogen met hunne
handen overschaduwende om het te zien aan
komen, en eerbiedig hunne petten af te nemen
als het voorbijreed.
De :graaf echter verwaardigden zich nauwelijks
hun groet te beantwoorden.
„Wat is dat voor muziek?" vroeg hij aan
Ludwig, die met den rug naar zijn meester ge
keerd op den bok zat.
„Het is kermis en groot feest in het dorp,
mijnheer," zeide Ludwig, zich omkeerendc.
Ontvanger, alsmede bij de Kas-Vereeniging te
Amsterdam en bij de Firma Oppenheim Van
Till te 's-Gravenhage.
Schiedam, 24 October 4904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris,
VERSTEEG.
V. SICKENGA.
Flauwe aardigheid.
In ons vorig nummer, zegt De Tijd, namen
wij uit Het Volk een bericht over, omtrent een
vreeselijk ongeluk, dat in een diamantslijperij hier
ter stede zou zijn gebeurd.
In Het Volk van gister-avond deelt de heer
Machiel Polak, wien het ongeluk zou zijn over
komen, mede, dat het geheele verhaal verzon
nen is.
De redactie teekent hierbij aan, dat zij het be
richt per briefkaart ontving, onderteekend J. Smit,
en dat het blijkbaar een „aardigheid" moest ver
beelden. Zij had niet kunnen denken, dat men
zulke weerzinwekkende „aardigheden" zou uitha
len en had geen reden te vermoeden, dat zulk
een gruwelijk bericht verzonnen zou zijn.
Dat Het Volk er met een bedriegelijke brief
kaart inliep is iets wat lichtelijk te begrijpen valt,
maar nu is het toch een raadsel, hoe zijn re
dactie aan het volgend commentaar is gekomen,
hetwelk terstond aan het bericht was toegevoegd
„Op zoo gruwelijke wijze werd een einde ge
maakt aan het leven van een ijverig en trouw
kameraad. Strijder tegen het kapitalisme, werd
hij een offer van datzelfde kapitalisme, dat de
arbeiders te midden der machines opjaagt en
aandrijft tot steeds grooter haast, wil het hun een
redelijk stuk brood waarborgen.
„In de kringen der partijgenooten wekt de ramp
zalige dood van den jongen man begrijpelijker
wijs groote ontzetting."
Het eerste deel van het stukje staat natuurlijk
bij een redactie als die van Het Volk reeds
vooruit gedrukt en kan onmiddellijk aan alle on-
geluksberichten worden vastgehecht.
Het tweede deel, waarin de „groote ontroering"
der partijgenooten wordt geconstateerd, moet het
gevolg zijn van een waarneming door de redac
tie. En nu is toch bijzonder vlug, dat men op
het bureau van Het Volk al groote ontzetting
onder de partijgenooten heeft waargenomen, zon
der dat nog iemand iets van het ongeval kan
hebben gehoord of gezien, wijl dit eerst aan den
dag kwam door de publicatie in Het Volk.
De eenige verklaring is, da.t de partijgenooten
een behoorlijke hoeveelheid ontzetting vooraf
klaar hebben gemaakt en aan het bureau van
hun orgaan in het entrepot hebben opgeslagen.
Het Volk heeft dan dadelijk een portie ervan
bij de hand, om als sails te gebruiken bij het
kapitalisme-schoteltje.
„Arme dwazenzij deden beter dezelfde
hoeveelheid van buitensporige vermoeienis aan
voordeel opleverenden arbeid te besteden."
„Och, papa," zeide Augusta, „laat ons
dien kant langs rijden. Ik zou dat zoo gaarne
eens zien."
Een zwakke glimlach speelde om de dunne
lippen van den Graaf von Hochstein toen hij
droogweg antwoordde
„En wat wilt ge daar dan gaan zien?
Een hoop boeren en boerinnen?"
Toen hij bij deze stilzwijgende weigering van
haar verzoek een bewijs van teleurstelling op
het gelaat van zijn dochtertje bemerkte, zeide
hij op zachter toon:
„Maar als het u plezier kan doen te zien,
hoe deze lieden zich als hansworsten aan
stellen, kunt gij er natuurlijk heengaan; en
ikzal onderwijl een bezoek brengen bij den
houtvester, die gisteren een paar schoone hon
den ontvangen heeft. Wellicht dat ik er een
van hem koop."
„Ik dank u, papa."
„Ludwig zal u vergezellen en u het merk
waardigste van de kermis laten zien. Vind gij
het zoo nu goed?"
„0 zeker, papa; ik heb Ludwig altijd
gaarne bij mij; maar mag ik ook iets kóopen?"
„Wat ge maar wilt."
„O, heerlijk, heerlijk!" riep het kind, en
zij danste de koets uit.
Von Hochstein gaf zijn vertrouwden dienaar
eenig geld, en zeide hem, dat hij alles, wat
21 October.
l)e groote veldslag.
Het terrein van den slag. Waar
zal het beslissend samentreffen plaats
hebben Moderne veldslag en
modern geschut. Een allesbehalve
opgewekt telegram. Rust.
Telegrammen van gister. Ver
liezen. Bijna vernietigd. Ma
chinekanonnen. Geen nieuwe
gevechten.
De groote veldslag geëindigd.
Uitstekende stelling. Verslag van
het Japansche hoofdkwartier. Ver
sterking in de achterhoede. Terug
geslagen.
Over het terrein van den slag aan de Sja-ho
schrijft een correspondent van de Times:
Een twintig K.M. ten Z.Z.W. van Moekden
gaat de mandarijenenweg over de Sja-ho heen,
bij het dorp Sja,-ho-poe. Deze rivier heeft een
zeer wijde en diepe bedding gegraven, op som
mige plaatsen een halve kilometer breed; de bed
ding bestaat geheel uit zand (Sja-ho zand-
rivier). De rivier zelf is in dit, seizoen slechts
een stroompje da,t nu eens aan den eenen, dan
aan den anderen kant. van de bedding stroomt,
thans nergens meer dan 50 of 60 M. breed en
zelden meer dan 3 voet diep. Deze zandige ri
vierbedding met het heldere frissche water, heeft
de Russen ongetwijfeld tot stapelplaats gediend
voor hun munitie, voedsel en paardenvoer. Ten
zuiden van de rivier strekken zich zandheuvels
uit, tot op eenige mijlen ten oosten van den
grooten weg; gewoonlijk groeien er boomen op.
Hier was het dat het Russische centrum zich
verschanste, met de reserves in de rivierbedding
achter zich.
Ten westen van den mandarijnen weg stroomt
de Sja-ho door een nauwe en zeer diepe bed
ding met steile oevers. Het water is daar diep
en de bodem een verraderlijke laag modder. De
spoorweg maakt een bocht naar het westen, de
brug is alleen bruikbaar voor de treinen. Het
dorpje Sja-ho-poe, dat uit niet meer dan een
twintigtal huizen bestaat, is (of was) nieuw, het
oude Sja-ho-poe, op den tegenover gestelden (noor
delijken) oever gelegen, is door een overstroo
ming geheel verwoest. Ten oosten van het dorp
verrijst een hooge zandige heuvel, en ten zuid
oosten, op een paar mijlen afstands, een alleen
staande heuvel, die waarschijnlijk de Eenbooms-
berg is, in de telegrammen vermeld. Ten noor
den van Sja-ho-poe, tusschen dit gehucht en
Moekden, ligt het groote dorp Pai-ta-poe, bij een
spoorwegbrug over het riviertje van denzelfden
naam.
De deskundige medewerker van de N. F.
Presse samenvattend hetgeen tot dusver over de
positie der beide oorlogvoerende partijen gemeld
is, komt ook tot de conclusie, dat het beslissend
de kleine Freule verlangde, voor haar mocht
koopen, en terwijl zijn dochtertje met haar ge
leider onder de menigte verdween, reed hij
verder om de honden van den houtvester te
gaan zien.
Op het oogenblik van ons verhaal had de
vroolijkheid onder de menigte bijna haar top
punt bereikt, en uitte zich in opgewonden doch
niet ongepaste luidruchtigheid. Vrienden en ge-
huren waren van elders gekomen om elkander
te ontmoeten; de andere zaten in vertrouwe
lijk gesprek bij hunne bierkannen; de jongeren
die nog niet van stilzitten hielden, wandelden
langs de kramen, en keken met begeerige oogen
naar al het moois, dat daar was uitgestald,
tot groot nadeel hunner zakken. Buiten de kra-
menrij whren allerlei spelen opgesteld, waar
men door behendigheid, als anderszins, kleine
prijzen kon meester worden. Dan warener
kraampjes met koek en lekkernijen; en mannen
met draaiorgels, poppenkasten en meer derge
lijke fraaiigheden, welke steeds op dorpsker
missen te zien zijn, en die bet allen op de beur
zen der goede gemeente gemunt hebben.
Natuurlijk was er geen gebrek aan kinderen
en honden, de laatste steeds heen en weer-
loopend om hier geslagen, daar gestooten en
verder met veel lawaai van een kraam gejaagd
te worden; en de lieve jeugd verheugde zich
in het bezit van snoeperijen en speelgoed van
weinig waarde, maar in het bezit waarvan me
nig kinderoog van genot schitterde.
Op gindsche houten bank onder een eiken-
samentreffen slechts bij een der beide vleugels
van het leger kan worden verwacht. Men had
een oogenblik reden om te gelooven, dat het
krachtige optreden van de Russen op hun rech-
ter-(westelijken) vleugel hun offensieve beweging
iets verder zou doen uitstrekken dan tot op den
zuidelijken oever van de Sja-ho. Ook dit ver
moeden bleef echter onbevestigd. Men heeft uit
de telegrammen gelezen, hoe de aanvallen der
Russen op de legers van Nodzoe en Koeroki
werden afgeslagen, en wel met beduidende ver
liezen. Waarschijnlijk heeft Koeropatkin getracht
door het gedeeltelijk doen medewerken van zijn
reserve een numeriek overwicht te verkrijgen.
De uitslag heeft de zaak echter veeleer ten gun
ste van de Japanners doen keeren op dal punt.
Beurtelings nadert nu het eene legerfront het
andere. Maar zij wijken telkens weer terug. Wan
neer en hoe zal „de finale" nu komen? vraagt
de medewerker van het Weener blad. Wij leven
in een tijd van algeheele verandering in, de wijze
van oorlogvoeren, welke door de invoering van
de nieuwe vuurwapenen is teweeggebracht. De
legercommandanten hebben te beschikken over
nieuwe, in de practijk nog niet beproefde in
strumenten. De ervaring, welke na de nieuwe
bewapening der legers uit schietoefeningen en
bij vredes-manoeuvres was te verkrijgen, zijn voor
den oorlog evenveel waard als theoretisch on
derricht in het dansen voor het balEr moest
een groote oorlog komen om ervaring te schen
ken, die grondslag zal kunnen worden voor de
tactiek der toekomst. En de legers, bij den
oorlog in Oost-Azië betrokken, vervullen de min
der pleizierige rol van het dier bij de vivisectie,
en dan nog zonder de narcose, wel te ver
staan
Het verschil tusschen gevechten van vroeger
cn van nu door den zooveel langoren duur in
het leven geroepen, spruit voort uit de gewij
zigde vechtmethode der infanterie, en deze
wordt weer door de nieuwe bewapening be-
hecrscht. De vermeerderde trefkans op grootere
distantie heeft ten gevolge, dat de aanvaller
eener vijandelijke stelling deze niet meer als voor
heen, tot op 3 a 400 pas nadert voor den eigen
lijken „vuurstrijd", maar er 6 a 800 pas van
verwijderd blijft, wanneer de terreinsgesteldheid
althans niet eene verdekte nadering tot op ge
ringer afstand mogelijk maakt.
De grootere trefkans van het moderne geweer
weet voorts bij den troep het instinct voor 't
gebruik-maken en in 't leven roepen van al wat
tot bedekking kan dienen, wonderbaarlijk te scher
pen. De reglementen mogen zeggen, dat de sol
daat hij de keuze van plaats allereerst op de
gunstigste gelegenheid om te treffen en vervol
gens op bescherming behoort te letten, in wer
kelijkheid is 't juist omgekeerd, en dat spreekt
van zelfl Verder maakt het moderne vuurwapen
de bestorming, waar deze niet door het terrein
begunstigd wordt, nagenoeg onmogelijk, zoodat
do aanvaller het vroegere middel om de be-
boom zit een arme kleine jongen, die hoege
naamd niet in de algemeene vreugde schijnt
te doelen; zijne wangen zijn zeer bleek; hij is
barrevoets; zijne kléederen zijn gescheurd; zijn
Dlik is schuw en verlegen, want hij is een vreem
deling in al dat rumoer.
Maar ofschoon zijn uiterlijk medelijden ver
wekt, ziet hij er toch niet uit als een bede
laar. Hij zit daar gedachteloos voor zich uit
ziende; en wanneer somtijds een buitengewoon
luidruchtig teeken van vreugde en vroolijkheid
hem uit zijne wezenloosheid wakker schudt, gaat
er een koortsachtige rilling door zijn gansche
lichaam.
Hij gevoelt zich daar verlatener dan ooit.
Een man gaat hem voorbij met een mandje
haver voor zijne paarden; hij struikelt, en Iaat
daardoor een gedeelte van het graan op den
grond vallen. Door het instinct van den honger
gedreven snelt de knaap er op toe, verzamelt
net met de handen bijeen, en eet het met bol
ster en al gretig op. In het midden van zijn
maaltijd wordt hij door het tikken van een
zichte kleine hand op zijn schouder gestoord.
Hij keek werktuigelijk op, en ontmoette een
paar heldere blauwe oogen, die zijn doen en laten
met groote belangstelling schenen gade te staan.
De eigenaar dezer oogen was ,een aardig jon
g/juffrouwtje, in diepen rouw gekleed; en ach-
ier haar stond een lakei, die zijn neus met
veel gerucht snoot, ten einde eene opwellende
vochtigheid uit zijne gezichtsorganen te ver-
hergen. Wordt vervolgd