Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
SCHELMEN.
27ste Jaargang.
Donderdag 1 December 1904.
No. 8067.
Officieele Berichten.
Bekendmaking.
FEUILLETON.
Algemeen Overzicht.
De oorlog in Oost-Azië.
VAN HET OORLOGSTERREIN.
ABONNEMENTSPRIJS:
Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en
kost voor Schiedam per 3 maanden f 1.35. por maand 4."» cent en per
week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons BureauBoter-
straat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders.
BureauBOTERSTRAAT 50.
PRIJS DER ADVERTENTIëN:
Van 16 regels /'0.77 met inbegrip van bewijsnummer.
Elke regel daarboven '121/2 cent.
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend.
Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel.
Voor herhaaldelijk ad verteeren worden uiterst b i 1 -
lijke overeenkomsten aangegaan.
Telefoonnummer 85. Postbus uo. 30.
Onderzoek n&nr de geoefendheid van lote-
lingen der lichtingen 1904 en 1905 en
van jongelieden, die dingen naar het
militair getuigschrift vereischt tot
het aangaan eener verbintenis
bij het reservekader, hetzij der
Infanterie of der Vesting-
Artillerie, dan wei der Genie.
De Burgemeester van Schiedam,
Gezien, de door den Luitenant Generaal, Inspec
teur der Infanterie vastgestelde algemeene rege
ling wat betreft
lo. het onderzoek bedoeld bij 19 der beschik
king van den Minister van Oorlog, dd. 23 Juli
1902, 11de Afd. No 90, en bij de beschikking van
den Minister van Staat, Minister van Oorlog, dd.
26 Augustus 1904, VII Afd. No. 227 naar de
geoefendheid van iotelingen der lichtingen 1904
en 1905, die dingen naar het bewijs, hetzij voor
militaire bekwaamheid, hetzij voor lichamelijke
geoefendheid dan wel voor beide. (Art. 104 der
Militiewet 1901)
2o. het onderzoek naar de geoefendheid van
jongelieden, die dingen naar het Militair Getuig
schrift, vereischt tot het aangaan eener verbinte
nis bij liet reservekader, hetzij der Infanterie
of der Vesting-Artillerie, dan wel der Genie
Brengt bij deze ter kennis
dat het onderzoek sub lo en 2o. wordt gehou
den in het tijdvak van en met 2 tot en met
14 Januari 1905dat het onderzoek voor eiken
deelnemer in één dag afloopt en wordt gehouden
te Delft voor na te melden jongelieden.
Gelet op art. 104, 2e en 3e alinea der Militie-
wet 1901, luidende:
«voor de samenstelling van het geteelde tot
korte oefening in te lijven, worden in de eerste
«plaats in aanmerking genomen de Iotelingen die
«aan door ons te stellen eischen van militare
«bekwaamheid en lichamelijke geoefendheid vol-
«doen.
«Indien het aantal van hen. die aan deze ei-
«schen voldoen, niet overeenkomt met het tot
«korte oefening in te lijven gedeelte, heeft hij,
«die een hooger nummer bezit, den voorrang tot
«de toelating daarbij.
«De Iotelingen die aan door ons te stellen eischen
«van militaire bekwaamheid oflichamelijke geoefend
sheid voldoen, worden, voor zoover zij daartoe
«geschikt bevonden zijn en dit met de belangen
«van den dienst is overeen te brengen, ingelijfd
«bij het korps en geplaatst in het garnizoen hun-
«ner keuze
en op 13 der door den Minister van Oorlog,
onder dagteekening van 1 Februari 1902 Vlle Afd.
No. 47 en van 26 Augustus 1904, Vile Afd No.
227, vastgestelde voorschriften ter uitvoering van
de militiewet 1901 en van den algemeenen maat
regel van bestuur van 2 December 1901 Staatsblad
no. 230). luidende
«lo. Bij de toewijzing van de Iotelingen aan het korps
«en het garnizoen hunner keuze hebben zij, die in het
«bezit zijn van een getuigschrift, dat zij voldoen aan de
«eischen, zoowel van militaire bekwaamheid als
«van lichamelijke geoefendheid, als bedoeld in art.
«104 der wet, den voorrang boven hen, die slechts
«een getuigschrift bezitten, dat zij aan één dezer
«eischen voldoen."
2o. enz.
Roept mitsdien op
a. zjj, die hebben deelgenomen aan de loting
der militie voorde lichting 1905
b. de Iotelingen der lichting 1904, die, ingevolge
het bepaalde bij de tweede zinsnede van artikel
Engelsch Volksverhaal uit het begin der
vorige eeuw.
49)
„Dan is er niets tneer dan wat vruchten,"
zeide het goedhartig schepsel eindelijk mismoe
dig, terwijl zij ©enige zorgvuldig in hooi ver
pakte herfstvruchten voor den dag haalde, en
zoo tot Guij's geheime voldoening bewees, dat
de mand onuitputtelijk was.
Opnieuw schudde hij het hoofd, en bracht
tot Verschooning van zijne nieuwe weigering
in het midden, dat Dr. O'Mara hem had voor
geschreven vooreerst zéér matig te zijn in het
gebruik van spijs of drank.
„Maar het komt uit onzen eigen tuin te
Hoch,stein," zeide zij volhoudend, „deze peren
groeiden vlak bij de plek, waar gij1 altijd zat
te lezen...."
Guij nam er een van en hield haar tegen
zijne lipepn; waarschijnlijk alleen om de goede
vrouw genoegen te doen.
Ondertnsschen was Daniël bezig te vertellen
hoe zij in handen van een detachement Fran-
sche kavalerie gevallen waren, dat gelukkig on-
99 der Militiewet 1901, in 1905 worden ingelijfd
c. de reeds ingelijfde Iotelingen, in het genot
van uitstel van eerste oefening, die, om in aan
merking- te kunnen komen voor verlenging van
uitstel, in verband met de bepalingen van het
vijfde lid van Artikel 92 van het Koninklijk
Besluit van 2 December 1901 Staatsblad no,
230a), hun bewijs van voorgeoefendheid wenschen
te vernieuwen
d jongelieden, adspiranten-vrijwilliger voor het
reservekader der Infanterie, Vesting-Artillerie of
Genie
die aan bovenbedoeld onderzoek wenschen deel
te nemen en alhier woonachtig zijn of verblijf
houden, om zich daartoe ter Secretarie dezer ge
meente Afdeeling B, aan te melden vóór of uiter
lijk op
10 December 1904,
onder mededeeling verder dat tot het voren be
doeld onderzoek uitsluitend worden toegelaten zij,
die zich voor of uiterlijk op hovengenoemden datum
hebben aangemeld en op aangiften van hen die
zich later zullen aanmelden geen acht kan worden
geslagen en dat alleen de bewijzen van voor geoe
fendheid, die in Januari a.s. zullen worden behaald
in 1905 aanspraak op vermelde voorrechten zullen
geven, aangezien alle vroegere verkregen bewijzen
alsdan van onwaarde zijn.
Schiedam, 30 November 1904.
De Burgemeester voornoemd,
VERSTEEG.
Politie.
De politie brengt in herinnering
lo. de volgende artikelen van het Wetboek van
Strafrecht
Art. 284. Met gevangenisstraf van ten hoogste
9 maanden of geldboete van ten hoogste f300.
wordt gestraft, hij, die een ander door geweld of
eenige andere feitelijkheid, of door bedreiging
met geweld of eenige andere feitelijkheid, gericht
hetzij tegen dien ander, hetzij tegen derden,
wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen
of te dulden.
Art. 426 bis. Hij die wederrechtelijk op den
openbaren weg een ander in zijn vrijheid van
beweging belemmert of met een of meer anderen
zich aan een ander tegen diens uitdrukkelijk ver
klaarden wil blijft opdringen ofhem op hinderlijke
wijze blijft volgen, wordt gestraft met hechtenis
van ten hoogste eene maand of geldboete van ten
hoogste f'100.
2o. de volgende artikelen uit de verordening
ter handhaving van de openbare orde en veilig
heid en de straatpolitie te Schiedam.
Art. 30. Alle deelneming aan eene samenscho
ling of eenen Volksoploop op den openbaren weg
is verboden.
Art. 31. Al wie aanwezig is bij of zich bevindt
in eene samenscholing of eenen volksoploop op den
openbaren weg en niet gehoorzaamt aan de bevelen
van de politie om zich te verwijderen is strafbaar.
Overtreding dezer artt. wordt gestraft met
hechtenis van ten hoogste 6 dagen, of geldboete
van ten hoogste f25.
30 November.
Port Arthur.
De toestand.
De Russen teruggeslagen. Dertig
waggons Japansche gewonden.
Port Arthur zal niet vallen.
De toestand voor Port Arthur wordt van Ja-
der hevel van een zijner eigen landslieden stond
„Kapitein Tom Burke, die het Iersch bijna ver
leerd was, en een deftig koeterwaalsch sprak,"
en die hen bij generaal d'Augvergne bracht.
Die knappe oude militair had met de aandacht
naar hunne geschiedenis geluisterd, en hun
een pas gegeven, waarmede zij zonder eenig
verder beletsel tot in het hartje van Parijs ge
komen waren.
„Ik ken beiden zeer goed," merkte Guij op.
„En vertel ons nu eens alles over uw
ongeval," zeide Daniël, terwijl hij zijn stoel na
derbij schoof. „Ik heb Ludwig van middag ge
sproken, maar hetgeen hij mij zeide hoeft mij
slechts ten halve voldaan, want hier zal nie
mand komen om te stelen," (hij zag' schou
derophalend in 't rond) „en vijanden hebt gij
niet."
„Bij al wat me lief isvervolgde hij met
plotselinge stemverheffing, terwijl hiji .met ver
ontwaardiging aan den lafhartigen moordaan
slag dacht, „ik zou ik weet niet wat willen
geven om den ellendeling, wie hij dan ook zijn
moge, in handen te krijgen. Ik verzeker u,
dat hij van een slechte kermis zou t'huis
komen."
Guij glimlachte, terwijl hij met hartelijke go-
negenheid naar de breede schouders van zijn
ridderlijken kampvechter zag, en bij zichzelven
dacht, hoe bitter ongelukkig er een gewone
Franschman aan toe zou zijn, als hij zou aan
gegrepen worden door een paar handen» die
pansche zijde als volgt samengevat: Met be
trekking tot de vijandelijke forten Soengsjoesjan
en oostelijk daarvan hebben wij ons vastgënes-
teld op de kammen en het glacis in de contres-
carpen en den omtrek daarvan. Maar de tijd
om te stormen is nog niet gekomen. Wij zijn
nu bezig de casemat.ten en andere versterkin
gen te vernielen op den berg van 203 meter.
Door verscheiden bestormingen slaagden wij er in
de vijandelijke schuilplaatsen en de loopgraven
nabij den top te vermeesteren. Onze strijdmacht
houdt de stelling nu bezet en tracht het geheele
fort te veroveren.
f.Chineesche en Japansche tijdingen te Tsji-
foe uit Dalni ontvangen zeggen, dat er den 24sten
een nieuwe aanval begon en op den 27stcn nog
voortduurde. Het eerste doel was de vermees
tering van verdere loopgraven nabij de boven
einden der glacis van zekere forten. Het schijnt,
dat de forten zelf niet zijn aangevallen. Een
afdeeling van de elfde divisie begon op te ruk
ken in den namiddag van den 24sten. Nadat
de stelling verscheidene dagen was gebombar
deerd, werd er storm geloopen op de verschan
singen, die den toegang tot het zuidoostelijk fort
van de Kitwansjan-groep bewaken. De Japan
sche artillerie stortte tegelijkertijd een hagel van
projectielen uit over de Erloengsjan- en Antsoe-
sjanforten. Na vijf uur rechtens en na verschei
den keer teruggeslagen te zijn, verdreven de Ja
panners ten slotte de Russen uit hun verschan
singen en vernielden deze. De aanvallers droe-
:en zakken met zand bij zich, waarachter zij
zich op de veroverde stellingen verschansten. Te
elf uur 's avonds deden de Russen een uitval,
maar werden teruggeslagen na twee uur vechtens.
Een andere versterkingslinie, verschrikkelijker dan
de veroverde, ligt nog tusschende Japanners
en het. fort. Volgens Chineesche berichten is een
trein van dertig wagens te Dalni aangekomen
vol gewonde Japanners. Er zijn geen Russen
krijgsgevangen gemaakt.
De correspondent van de Birzjewya Wje-
domosti te Moeiden seint hedenEen kozakken
officier, die uit Port, Arthur, waarheen hij was
gezonden door den generalen staf van het leger
te Moekden, te Moekden is teruggekeerd, zegt,
dat hij overal den voortreffelijksten geest aan
trof. Allen zijn ginds overtuigd, dat Port Arthur
niet zal worden genomen. Generaal Stössel zei
hem persoonlijk: „Ik ben overtuigd, dat Port Ar
thur niet zal vallen. Wij zullen wachten op ont
zet."
In Mantsjoerije.
Sedert de censuur op de oorlogsberichten min
der partijdig te werk gaat begint het Russische
publiek meer vertrouwen te krijgen in de waar
heid dier berichten. Nu slechte tijdingen niet
meer per se verheimelijkt worden zijn de men-
schen ook eerder geneigd gunstige mededeelin
gen als geloofwaardig te beschouwen. En zoo
trekt de aandacht en geeft de Russen zekere
voldoening een artikel in de Inwalid over den
stand van zaken in Mantsjoerije. Daarin wordt
zijn lichamelijke gestalte gemakkelijk konden om
vatten, en haar met weinig of geen moeite tot
gruis zou geknepen hebben.
Toen begon hij de geheele geschiedenis haar
fijn aan zijne aandachtig luisterende toehoor
ders te vertellen, terwijl hij wel zorg droeg
wiet warmte te drukken op de toewijding en on
waardeerbare diensten, welke hij ondervonden
had van dien trouwen vriend, wiens spoedige
hulp hem gewis van den dood gered had, en
die ook later hem nacht en dag verzorgd en
verplëegd had.
„Waar is hij, die vriend? Ik moet hem
de hand drukken, als een éérst bewijs mijner
Vriendschap, die tot mijn dood zal duren," zeide
Daniël, in eene opwelling van erkentelijkheid
en geestdrift.
„Ludwig heeft mij hierover zoowat ver
teld," merkte zijne Vrouw bedaard aan, ofschoon
haar stem een weinig beefde.
„Hij zal spoedig van het gasthuis terug
zijn," antwoordde Guij. „Hij studeert voor apo
theker, en is een leerling van mij, of liever
Van Dr. O'Mara."
„Hoe heet. hij?" vroeg Daniël.
Guij stond merkbaar ontroerd op, nam den
ouden man bij de hand, en begon zeer voor
zichtig te spreken.
„Beste vader," zeide hij, „wees zoo goed
mij een oogenblik aan te hooren zonder mij
in de rede te vallen. Eens lang voordat gij
inij kendet, had,t gij twee zonen. De een sneu-
o. a. betoogd, dat de Japanners niet bij machte
zijn nog meer troepen te velde te brengen, ter
wijl Koeropatkin nu 600.000 man onder zijn be
velen heeft of tweemaal zooveel als hij verklaarde
noodig te hebben om aanvallenderwijs te kunnen
optreden.
Sacharof seint aan den generalen staf dd. 27
dezer: De aanval der Japanners op heden tegen
onze afdeeling bij Tsin-netsjen werd door ons
artillerie- en geweervuur tot staan gebracht te
gen 6 uur 's avonds. De vijand kon nergens tot
op meer dan 600 pas naderen. Een hevige sneeuw
storm bracht den strijd tijdelijk tot stilstand. Toen
tegen drie uur 's middags het weer was opge
klaard, kwam aan 't licht, dat de vijand onzen
rechtervleugel was omgetrokken. Het krachtig
vuur van ons geschut dwong den vijand tot den
terugtocht. Onze verliezen op gisteren waren on
beduidend. De gevangen genomen Japanners droe
gen borstrokken onder hun uniform en mantels
van kameelhaar met bontkragen.
Den 27sten bezetten vrijwilliger-afdeelingen het
dorp Namgantsi, dat vóór den Poetilof-heuvel ligt.
Zij hielden zich er 20 minuten staande, ondanks
het hevige geweervuur van den vijand, totdat
het gelukt was een gebouw, dat de Japanners
dikwijls gebruikt hadden om van daaruit onze
stellingen te beschieten, te ondermijnen. Nadat
onze afdeeling was teruggetrokken, liet men den
tempel in de lucht springen. Het dorp en de
nabijgelegen kloof, welke Japansche troepen aan
stonds gingen bezetten, werden daarop door ons
beschoten. Aan onze zijde werd één man ge
wond.
Het keizerlijke Japansche hoofdkwartier heeft
het volgend overzicht van den toestand in Man
tsjoerije openbaar gemaakt: In den avond van
den 27sten begon de vijand een lusteloos bom
bardement op Santaokoentsoe en van half zes
af begon de vijandelijke infanterie aan een nach
telijken aanval, die echter reeds te half acht
werd afgeslagen. Gedurende den aanval bom
bardeerden de vijandelijke mortieren in de buurt
van Weisjialoetsoe den omtrek van Santaokoen
tsoe en Kansjiowot. Er werd geen schade aan
gericht. Van zonsondergang den 27sten bombar
deerden de vijandelijke mortieren en veldstukken
ten westen van den spoorweg onophoudelijk de
buurt van Koesjiatsoe. Gelijktijdig bezette de Rus
sische infanterie een dorp noordwest van Non-
koeantsoe en vuurde in de richting van Siaosji-
oefoe, dat noordelijk van Koesjiatsoe ligt. Het
vuur verminderde om half acht. Denzelfden avond
om half elf opende de vijandelijke infanterie ten
westen van den spoorweg, op den rechteroever
van de Sja-ho, en ten noorden van den Lia-sjen-
pas een flauw vuur, dat om half twaalf afnam.
Er hebben verscheiden schermutselingen tusschen
troepjes verkenners plaats gehad. In andere op
zichten is de toestand onveranderd.
Verspreide berichten.
Wolff's agentschap verneemt dat het bericht
volgens hetwelk het smaldeel van Rozjéstwenski
hij Swakopmond sleenkool zou laden, valsch is.
velde als een dapper krijgsman, terwijl de
andere...."
„Karei!" riep Daniël uit zeer bleek wor
dende.
„Ja, Karei... en deze leeft nog. Karei be
sloot voor het verledene te boeten, en ging
naar Hochstein om u op zijne knieën vergif
fenis te smeeken voor hel gedane kwaad, en
uwen vaderlijken zegen te vragen over zijne
goede voornemens voor de toekomst. Beiden
werden hem geweigerd, vader Daniël."
„Geweigerd! Nooit!" viel Daniël hem met
nadruk in de rede.
„Maar vertel mij nu iets van uw vriend?"
zeide hij op gewijzigden toon.
„Hoor eerst mijne geschiedenis aan, de
wijl deze in verband staat met het onderwerp,
dat u zooveel belang schijnt in te boezemen.
Gij kunt het een zonder het ander niet be
grijpen. Nu dan. Karei kwam naar huis op
een avond toen wij allen t'huis waren; het
was even nadat het donker was geworden, heeft
men mij gezegd; gij s.loot de poort voor zijn
neus dicht, en..."
Vrouw Daniël boog haar hoofd en weende
bitter.
„Meent gij mij?" vroeg Daniël verbaasd,,
en zonder op de droefheid zijner vrouw acht
te geven.
(Wordt vervolgd f)