Binnenland.
Stads- en Gewestelijk Nieuws.
blijft bestaan aan versterking van de gewone
Middelen. Sinds de behandeling van de be
grooting heeft die opvatting nog in kracht ge
wonnen. Er is althans sedert het uitspreken
van de Millioenenrede geen zoodanige wijzi
ging in de omstandigheden gekomen dat ver
sterking van de Middelen overbodig zon zijn
geworden. De minister doet uitkomen hoe de
voorgestelde verhooging werd gemotiveerd. In
enkele opzichten zijn de destijds bestaande som
berder vooruitzichten verbeterd door de klim
ming van de opbrengst der Middelen in No
vember en December 11. De totaal-opbrengst
was li/a millioen hooger dan voor 1903, voor
namelijk door de hoogere opbrengst Van de
successierechten en den suikeraccijns. De op
brengst van November en December vooral
heeft het verkregen accrès teweeggebracht, en
dat accrès is nog maar uiterst matig, vergele
ken bij de vroegere overschotten, die wel eens
tot 10 millioen klommen. Voorts is de opbrengst
der Middelen in het nieuwe jaar tot dusver
nog beneden de verwachtingen gebleven die
daaromtrent in Sept. waren gekoesterd. In an
dere opzichten zijn, wa,t de uitgaven betreft, de
omstandigheden eenigszins verbeterd. Daarte
genover staat de verhooging van de begrooting
met f 123.000 tijdens de behandeling, instede
dat zij verlaagd werd, gelijk de heer Borgesius
indertijd verwachtte dat geschieden zou. Voorts
is de suppletoire begrooting voor de posterijen
en telegrafie vroeger ingekomen dan men ver
wacht had. Met andere suppletoire begrootin
gen klimt het eindcijfer van het budget der
halve met ruim 1 millioen. Tegenover een hoo
gere ontvangst van f725.000, staan meerdere
uitgaven van 12 ton, dat is dus een tekort van
5 ton, zoodat het in September geraamde tekort
van 31/2 tot 4 millioen zal stijgen. En de ra
ming is volstrekt niet te laag, gelijk de heer
Röell zich voorstelt. Men kan er niet op re
kenen dat zij zal meevallen. De heer Pier-
son heeft trouwens in 4e Economist betoogd
dat de uitkomsten de ramingen wel moeten
overtreffen, wil men het evenwicht bewaren.
Op dit oogenblik kan derhalve van
intrekking van het wetsontwerp op
den accijns op het gedistilleerd geen
sprake z ijn.
De minister denkt zeer zeker aan de be
zwaren voor den handel voortvloeiende nit de
bestaande onzekerheid; maar hij moet ook be
dacht zijn op de belangen der schatkist. En
voor het overige heeft de heer Roëll de be
zwaren toch wei wat overdreven. De minister
kan niet toegeven dat van dit wetsontwerp de
gevreesde prikkel tot speculatie uitgaat en ten
overvloede heeft de minister, pour acquit de
conscience, nog eens geïnformeerd. Er was geen
kwestie van, zeide men hem.
Ook ontkent de minister dat er indertijd een
onverbrekelijk verband was gelegd tusschen de
verhooging van de opcenten op de vermogens-
en bedrijfsbelasting en de accijnsverhooging, en
de minister heeft dan ook die opcenten-verhoo-
ging nog niet weder voorgesteld, omdat het uit
theoretisch oogpunt van weinig belang is, ter
wijl daarentegen uit een practisch oogpunt meer
belang bij uitstel bestaat, omdat voor behan
deling van de opcenten-verhooging in verband
met de accijnswet thans geen tijd is. Uit een
practisch oogpunt zou de minister trouwens al
zeer tevreden zijn wanneer hij voor de schat
kist de verhooging van den accijns verkreeg
en alzoo op die wijze versterking van de Mid
delen kon erlangen. De minister kan dus niet
tutgeven aan den wensch om tot de intrekking
van het betrekkelijk ontwerp machtiging te
vragen.
re heer Kolkman zegt dat de Kamer in
de stellige meening verkeerde, dat de aange
vraagde verhooging van de opcenten onmid
dellijk samenhing met de accijnsverhooging.
Thans heeft de minister dat onverbreekbaar ver
band door een ongelukkig woord losgemaakt.
Moet de. Kamer echter den minister op dien
weg volgen? Daartoe is spreker voor zijn per
soon niet bereid. Hij zou geen verhooging van
den accijns willen goedkeuren, wanneer hij niet
tegelijk kon voteeren de opcenten-verhooging.
Is de versterking van de Middelen echter wel
noodig? Al is het accrès wat minder
groot, daarom is een accrès van anderhalf
millioen nog niet zoo verwerpelijk. De minister
wijst echter op een minus van 5 ton, in ver-
lijking tusschen de mindere uitgaven pp den
rentepost ad f725.000 en de hoogere uitga
ven ad 12 ton. Maar wat beteekent nu, een
minus van 5 ton, waar verleden jaar November
en December een ongedacht surplus van IV2
millioen gaven. De minister wil o p d i t o o g e n-
b 1 ik nog niet tot de intrekking overgaan.
Spreker nu wil den minister niet verder drin
gen; maar hij verzoekt van hem de toezegging
dat, als de financiën aan 't eind des jaars
gunstig mochten blijken te zijn en de uitkomst
werkelijk meevalt, de verdere behandeling van
de accijnswet niet door den minister zal wor
den gevraagd.
De heer Röell, repliceerende, meent o. a.
dat vermindering in toeneming van de
Middelen-opbrengst geen voldoend motief is om
versterking van de inkomsten te wettigen. Spr.
bestrijdt de financieele beschouwingen van den
minister en ten aanzien van diens optimisme
aangaande de bezwaren der onzekerheid wijst
hij nem op het adres van den Bond van Likeur
stokers te Amsterdam. Hij houdt verder vol,
dat de minister aanvankelijk- een onverbreek
baar verband heeft gelegd «tusschen de opcen
ten- en de accijnsverhooging. Hij wijst den heer
Kolkman er op, dat mans het tijdstip er is
om, wil men de mogelijkheid niet uitsluiten om
eventueel nog dit jaar de wet in werking te
brengen, de belasting al of niet te verhoogen,
en dat men daarvoor die verdere uitkomsten
van den dienst niet kan afwachten. Hij meent
dat de onzekerheid niet langer mag blijven be
staan dan strikt noodig is.
De heer Heemskerk meent dat er feite
lijk geen onzekerheid bestaat. Indien het be
trekkelijk accijns-wetsontwerp thans werd be
handeld zou 't zeer weinig kans hebben van
aanneming. De minister vraagt de behandeling
niet, de Kamer wil haar ook niet; de zaak
blijft in dit zittingsjaar rusten en in Septem
ber kan de minister de kwestie nader toelich
ten. De minister kon gerust het ontwerp terug
nemen, maar nu dit niet geschiedt, blijft het
effect precies hetzelfde (gelach). Het wetsont-
ontwerp blijft liggen en in September overweegt
men den stand van zaken die er alsdan
8s4 r. 1
De Minister kan begrijpen dat zijn Verkla
ring teleurstelling heeft gewekt, maar een so
lide opvatting van de financiën sluit uit dat
wij te optimistische-verwachtingen voor de toe
komst koesteren. De opvatting van den heer
Röell is een andere, doordien de basis van
's min.'s berekeningen, de ramingscijfers, door
hem niet wordt geaccepteerd. Intusschen, door
het blijven liggen van het wetsontwerp wor
den z. i. geen belangen geschaad; de minis
ter kan 'tdus voorshands laten rusten. Zijn
standpunt rechtvaardigt de handhaving van het
wetsontwerp het verkrijgen van wat hij voor
Versterking van de Middelen noodig acht, wordt
verhoogd door het niet-aandringen op gelijk
tijdige behandeling van de aanhangige verhoo
gingen. De Kamer wenscht thans de behan
deling van het accijns-ontwerp niet. Hij laat
daar om welke reden (gemompel), maar hij eer
biedigt dit verlangen. Doch hij stelt het uit
stel van behandeling niet gelijk met terugneming
want hij wil niet rekenen op het accrès alleen
van de inkomsten, maar ook op het accrès der
uitgaven.
Op den dienst van 1904 worden de gewone
uitgaven door de gewone middelen gedekt. Maar
1905 voorspelt thans nog een vrij belangrijk
tekort; en het is vroeger wel gebeurd, dat voor
lager tekort spoedige voorziening werd geëischt
van den minister van Financiën. De minister is
het niet eens, dat het adres Van den Bond van
distillateurs een algemeen bezwaar tegen de on
zekerheid zou bevatten.
De interpellatie is hiermede afge-
loopen.
De Asser-kwestie.
De Voorzitter geeft het woord aan den
heer Marchant tot het houden van zijn
interpellatie over deAsse r-k w e s t i e.
De heer Marchant, wien het verheugt den
minister van Oorlog geheel hersteld in de Kamer
te zien, is aangezocht, zijn interpellatie in te trek
ken na het verschijnen van de nota aan de Eerste
Kamer, doch, hoezeer hij die verschijning toejuicht,
kan hij daarmee niet zijn interpellatie overbodig
achten. Op verschillende vragen toch, die de rede
naar wil doen, geeft de nota geen ot geheel onvol
doende antwoord. Deze vragen toch zijn de vol
gende
1. Is er verband tusschen de redenen voor de
overplaatsing en voor de intrekking van de aan
wijzing tot leeraar aan den Hoofdcursus Welke
waren die laatste redenen
2. Is Reitsma door den minister gehoord, of ging
Z.Exc. alleen af op de rapporten van den generaal
en den kolonel
3. Is er bewijs voor het door den generaal aan
genomen opzet, om vertrouwelijke zaken aan min
deren te doen kennen.
4. Is er bewijs, dat Reitsma's prestige is ge
schaad
5. Welke vragen deed de generaal aan Reits
ma Wat was het antwoord
6. Waarom is Reitsma niet gestraft
7. Is de verhouding van Reitsma tot het dispuut
gezelschap noch door den kolonel noch door den
generaal in Reitsma's debet geboekt?
8. Welke bezwaren tegen Reitsma zijn na het
onderzoek bij den minister blijven bestaan
9. Welke bevelen heeft de minister gegeven
Wanneer heeft hij die gegeven
10. Wordt het verzoek van de commissie uit
het dispuut-gezelschap, om den generaal te
spreken, ingewilligd
Op de eerste vraag geeft de nota antwoord, op
het meeste, dat in de andere vragen staat, niet.
Hij verzoekt ook daarop eenig bescheid.
De ^minister van Oorlog acht inderdaad
de eerste vraag door de nota beantwoord. Toch legt
hij nog uit, dat de overplaatsing in niet het min
ste verband staat tot het weigeren van een beloofde
leeraarsplaats men achtte Reitsma niet den
geschikste, hij stond no. 2 op de voordracht.
De vragenlijst, die spreker veel te laat (eerst
gister-avond) bereikte, behandelende, zegt de heer
Bergansius, dat hij natuurlijk den luitenant niet
zelf heeft gehoord|; hij had als ieder ander op audiën
tie kunnen komen, wat veel beter ware geweest
wèl heeft spreker de memories van den betrok
kene zelf gelezen en die vergeleken met de rappor
ten van divisie- en regiments-kommandant.
Waarom iemand niet gestraft is, is toch waar
lijk niet iets, waarover een minister van Oorlog zich
moet verantwoorden. Ook beoordeelingslijsten mag
hij niet publiceeren, maar de minister en de heer
Reitsma zelf kennen de beoordeeling zeer goed.
Evenmin mag hij zeggen, welke bevelen hij bij
vertrouwelijk schrijven aan de betrokkenen
heeft gegevenwel kan hij zeggen, dit den lOn
Maart te hebben afgedaan en te hebben gezegd,
dat in elk geval van ontbinding der club geen
sprake had moge zijn.
Ten opzichte van de 10e vraag kan hij alleen
mededeelen te hebben vernomen, dat de generaal
heeft gemeend, voorloopig de zaak te moeten laten
rusten.
De heer Marchant vermoedt by den ministerhet
misverstand, dat de heer Reitsma zich tot spre
ker zou hebben gericht om herstel van grieven.
De heer Reitsma is hem geheel onverschillig,
maar vöor hem als volksvertegenwoordiger is niet
onverschillig, of een officier in ons land zijn vrij
heid van spreken al dan niet verliest. II ij be
treurt, dat de minister zich in een waas van ge
heimzinnigheid heeft gehuld.
De minister had al veel vroeger zijn bevelen
moeten geven om te beletten, dat de vrijheid van
het woord bij de officieren onderdrukt wordt. Het
is dan ook om het uitnoodigen van den vrijmoe-
digen overste Graafland, dat men te Assen tegen
het dispuutgezelschap is te keer gegaan.
Als bij luitenant Reitsma geen opzet wordt
verondersteld, zijn minderen in kennis te stellen
met de bekende feiten, dan is er geen enkele
reden tot overplaatsing, die immers niet om dienst
belangen geschiedde zooals de nota zegt maar
wel degelijk als straf. Toen Reitsma kort te voren
zelf overplaatsing elders verzocht, heette het, dat
hij te Assen niet kon worden gemist 1
Erger is wat met de debatingclub geschiedde.
Geschaad is het prestige veel meer door de
hoofdofficieren, die aan deze dingen schuldig zijn.
Zij voeren uit tegen officieren voor het front der
troepen, zij maakten zich tot de risée van het
heeie land. De minister had veel vroeger moeten
ingrijpen dan den lOn Maart.
Een stem: de minister was ziek.
De heer Marchant: Maar hij zal toch
couranten hebben gelezen.
De minister: Gedurende twee maanden was
mij dat verboden.
De heer Marchant: Dan heb ik niets gezegd
en trek ik gaarne in.
Hij blijft echter wenschen, dat de Kamer zich
er over uitspreke, dat dergelijke dingen niet wéér
mogen voorkomen (gelach). Interpellant stelt de
volgende motie voor
»De Kamer, van oordeel, dat door het optreden
van den divisiekommandant en den regiments-
kommandant tegenover het dispuutgezelschap, de
vrijheid van gedachtenwisseling, die ook voor of
ficieren moet bestaan, op bedenkelijke wijze is
verkort, vertrouwt dat der dergelijke gevallen zich
niet meer zullen voordoen, en gaat over tot de
orde van den dag".
De motie wordt gesteund en tegelijk met de
interpellatie in behandeling genomen.
De heer Ter Laan betoogt, dat de minister
van Oorlog zelf schuld is aan het gebeurde, door
dat hij nooit optrad tegen de dwaze wijze, waarop
de legerautorueiten alle vereenigingsleven onder
militairen van eiken rang bemoeilijken.
De heer Tyderaan betoogt, dat, al moge er
in formeel opzicht geen verband bestaan tusschen
overplaatsing en debating-club, het feitelijk ver
band niet te miskennen is. Spr. acht de motie
overbodig. De minister toch keurt óók het ge
beurde af. De discussie is nu voldoende.
De heer L i e f t i n c k brengt den minister
hulde voor zijn royale afkeuring van het gebeurde.
Hij hoopt, dat de interpellatie aanleiding zal zijn
tot het doordringen van een nieuweren, frisscheren
geest in het leger.
De heer Schaper: Wanneer luitenant Reits
ma op audiëntie bij den minister ware gekomen,
had hij niets anders te wachten gehad, dan een
uitbrander over zijn optreden. Dat de minister
van Oorlog hier komt verklaren «ik ben daar
over geen verantwoording schuldig komt niet
te pas. De leden der Kamer moeten opkomen
voor de belangen van de ingezetenen of zij mili
tairen zijn of niet Op schandelijke wijze
hebben de militaire autoriteiten het recht ge
schonden.
De Voorzitter verzoekt den spreker, zich
te matigen.
De heer Schaper: De minister heeft het
toch zelf afgekeurd Dat de luitenant
Reitsma tot president is gekozen, bewijst eerder
dat er iets in hem zit. Kunnen dan alleen idioten
bevallen De sociaal-demokraten komen óók
op voor de rechten van officieren, wanneer die
worden geschonden, maar wanneer het minderen
geldt, laat men de socialisten alléén staan. Spr.
hoopt, dat de motie-Marchant zal worden aange
nomen, maar wil voor «officieren" lezen «mili
tairen" Spreker voor zich kan het anders
niet schelenniemand brengt het staande leger
zóó in diskrediet als deze regeering. Dat vindt hij
als anti-militair zeer goed.
De minister licht het gebeurde nader toe.
'tEenige wat te betreuren valt, is, dat de divi
siecommandant, te-gelijk met de aanzegging van
de overplaatsing, de debating-club ontbonden
heeft verklaard. Daardoor is ten onrechte een ver
band gelegd, dat niet bestaat. De minister was
overigens overtuigd, dat de overplaatsing, thans
moet worden gehandhaafd. Maar in de tweede
helft van 'tjaar heeft een verschuiving van offi
cieren plaats, waardoor de gelegenheid zal worden
gegeven, om op den maatregel terug te komen.
Met kracht kwam spr. op tegen de aanvallen op
den hoofd-officier, die in de kwestie der deba
ting-club kan gedwaald hebben, maar met volko
men goade trouw heeft gehandeld. De minister
kan niet instaan voor een niet-herhaling van 't
gebeurde, maar alleen kan hij repressief handelen.
De heer T y d e m a n preciseert zijn verklaringen
omtrent het innerlijke verband tusschen de over
plaatsing en de debatingclub.
De heer Heemskerk is tegen de motie,
omdat deze de Kamer zou doen gaan buiten haar
bevoegdheid. Hij stelt voor, «gehoord de verkla
ringen van den minister", over te gaan tot de
orde van den dag.
De motie wordt voldoende ondersteund.
De heer Marchant: Ik zal het niet lang
meer maken uitbundig gelach), maar toch wil ik
opkomen tegen het verwijt, dat de heer Schaper
ook mijn partijgenooten heeft gemaakt, dat wij
niet zouden opkomen voor de belangen van de
minder-gegoeden.
Omtrent de conduite-staten streeft de minister
naar het geven van halve waarheden.
De Voorzitter maakt bezwaar.
De heer Marchant: Ik zal uitleggen, hoe
ik tot die krasse bewering kom. De minister zegt
wel«dit en dat staat niet in de beoordeelings-
üjst", maar als men vraagt, wat er wèl in staat,
zwijgt hij
Vele stemmen: Dat mèg hij niet zeggen.
De heer Marchant: De minister zegt te
weten, wie de inlichtingen gaf. Als hij denkt, dat
het de heer Thomson is, vergist hij zich
Stemmen: Wie dan wel groot gelach).
De heer Marchant: Ik wil wel mijn bron
nen noemen, als er maar geen gevaar voor hen
zou te duchten zijn.
Hij handhaaft de motie met de wijziging, door
den heer Schaper aangewezen («officieren" veran
deren in «militairen). Ook voegt hij er aan toe
«gehoord de verklaringen des ministers".
De heer L 0 h m a n legt uit, dat hij eerst in
terrumpeerde toen de heer Marchant na de juiste en
ernstige wijze, waarop de minister de zaak had
behandeld, in een ongemotiveerde verontwaardi
ging was uitgebarsten. Overigens bestrijdt hij de
motie.
De heer Schaper vraagt het woord.
Men roept«stemmen, stemmen I"
De heer Schaper voert toch nog even het
woord. Daarna komt de motie-Marchant in stem
ming. Zy wordt verworpen met 53 tegen 32 stem
men. Vóór de heele linkerzyde met den heer
Staalman.
De motie-Heemskerk wordt geacht daarmee te
zijn aangenomen.
Heden 10 uur interpellatie-van Kol.
Ofllciëele berichten.
Rij Koninklijk besluit is de eere-medaille der
orde van Oranje-Nassau, in zilver, toegekend aan
F. Jongbloed, tabakswerker in dienst der firma
M. Ravenswaay Zonen, te Gorinchem en aan C.
M. van Dommelen, meesterknecht bij de firma
Poell de Rooy, stoomdrukkerij te 's-Hertogen-
bosch.
Nachtposttreinen.
Van 1 April af worden tusschen Rotterdam en
Amsterdam nachtposttreinen ingevoerd, in iedere
richting één.
S. D. A. P.
Afd. II der S. D. A. P. te Utrecht gaat voort de
versenen tegen deprikkelsteslaan. Het partijbestuur
te Amsterdam heeft by het besluit tot schorsing
de ukase gevoegd om de boeken, bescheiden, be
zittingen en archief dat minder aangename
stukken van de leiders bevat onverwijld naar
hen op te sturen. De afdeeling heeft hun echter
doen weten, dat zij ongehoorzaam willen wezen.
De schuldeischers van de Utrechtsche socialis
ten zitten er het leelijkst mee in. De drukker van
üe Stem des Volks, hun orgaan, heeft nog een
pretentie van tweeduizend gulden. (Tijd.)
Tentoonstelling.
Omtrent de van 17 Juni tot 2 Juli te 's-Herto-
genbosch vanwege de vereeniging 's-Hertogen-
bosch'Belang te houden tentoonstelling meldt men,
dat deze zoowel aan de Noordbrabantsche kunst
en aan de huisvlijt als aan de Noordbrabantsche
nijverheid zal zijn gewijd, en dat er geen publieke
vermakelijkheden aan zullen worden verbonden.
Betalingen gestaakt.
Passief 65.000 gulden.
De firma A. Joppe, in effecten en assurantiën,
aan de Tuinlaan no. 32 alhier, heeft gister hare
betalingen gestaakt.
Het passief wordt geschat op 65.000 gulden
en het actief bedraagt ongeveer 2500 gulden. In
Juli 1904 werd deze zaak van Pernis naar hier
verplaatst.
De heer A. Joppe is sedert eenige dagen uit-
stedig en men is niet bekend met zijn tegenwoor
dige verblijfplaats.
Naar wij nader vernemen, zijn vooral bij deze
zaak betrokken vele boeren uit omliggende ge
meenten voor bedragen varieerend van f 1000-
f5000. Een familielid is er voorts bij geinteres-
seerd voor f15.000, terwijl eenige groote bankin
stellingen te Amsterdam, die met den heer Joppe
zaken deden, voor aanzienlijke bedragen er bij zyn
betrokken, maar gedekt zijn door in onderpand
gegeven effecten.
Toen de heer Joppe zich hier vestigde, moest
hij aan de firma Bender alhier, volgens een vroe
ger gemaakte overeenkomst, f 10.000 boete betalen,
betaalbaar in termijnen van f1000-per jaar in
clusief rente van het resteerend bedrag.
De firma Bender heeft nu een vordering van
19000, aangezien de heer Joppe reeds f 1000.
heeft afbetaald. Deze vordering is echter niet bij
de 1 65,000 gerekend.
Heden-morgen werd ten huize van den heer
Joppe een vergadering gehouden van crediteuren.
Er was veel belangstelling en eenige personen
betuigden luide hun ontevredenheid. Aan de ver
gadering werd een voorstel gedaan om met 20
genoegen te nemen.
Na langdurige besprekingen, die tot geen defi-
nief resultaat leidden, daar eenige personen geen
genoegen namen met dit voorstel, ging men om
streeks 12j uur uiteen, in afwachting van een
oproeping voor een nieuwe byeenkomst.
It. K. Kiesvereeniging „Recht, Plicht en Orde".
Gister-avond vergaderde, onder voorzitterschap
van den heer A. C. A. Nolet, in het gebouw van
den Ned. R. K. Volksbond de R. K. Kiesver-
eeniging «Recht, Plicht en Orde."
Nadat de notulen door den secretaris, den
heer E. J. M. Beukers, waren voorgelezen, en na
een kleine wijziging goedgekeurd, stelde devoor-
z i 11 e r aan de orde het definitief stellen van
een candidaat voor de a.s. Tweede Kamer-ver
kiezing.
Hij deelde mede, dat bereids de anti-rev. en
christ.-hist. den heer Van Limburg Styrum hadden
candidaat gesteld en de R. K. Kiesvereenigingen
te Vlaardingen, Overschie en Kethel eveneens deze
candidatuur ondersteunen.
Met algemeene stemmen werd alsnu tot can
didaat geproclameerd het thans zittend lid, de
heer mr. O. J. H. GRAAF VAN LIMBURG
STYRUM te 's-Gravenhage.
Daar verder niets meer aan de orde was en
niemand bij de rondvraag iets in 't midden had
te brengen, werd de vergadering door den voor
zitter gesloten.
Eenigen tijd geleden vestigde de
Nieuwe Schied. Crt. de aandacht op den slechten
toestand, waarin het Westerhavenhoofd verkeerde.
Gister nu is men aangevangen om de gordingen
aldaar te vernieuwen. Er zullen nieuwe ducdalven
worden ingeheid en de oude verwijderd.
Hedenmorgen kwart voor tien uur
is een spoelingschouw in aanvaring gekomen met
de stoomboot Elpis, waardoor de schouw aanmer
kelijke schade aan den voorsteven bekwam. Na
eenig oponthoud zetten beide de reis voort.
UIT VLAARDINGEN.
De gemeente-secretaris, deheerJ.
van Schravendijk, hoopt 1 Mei a.s. zijn 25 jarig
ambtsfeest te vieren.
Bij den Raad dezer gemeente
zijn ingekomen.