Binnenland.
i n
Stads- en Gewestelijk Nieuws.
mers zelf voor, dit gedurende tien jaren te doen
Het is in uw eigen belang die kerken af te
staan, ten einde de beschuldiging, onderdrukkers
te zijn, te vermijden. ,De geest van juridisch
recht regeert de zedelijke wereld niet. Men kan
de waarde van een stuk land, van een gebouw
schatten, doch een kerk alléén heeft geen han
delswaarde, doch veel meer een zedelijke waarde,
welke men in geen cijfers kan uitdrukken. Ik
spreek hier niet alleen (van die kunstvoorwer
pen en historische reliquieën, welke onze be
wonderenswaardige hoofdkerken zijn, ik spreek
van het nederigste dorpskerkje, dat voor de be
woners van het dorpje de bewaarder is van
een wereld van hoop, .vreugde en leed, te zamen
ondervonden. (Levendige toejuiching op een groot
getal banken), omdat er ,een brokje hemel zit
in die oude steenen, waar de mensch getracht
heeft, zijn deel van .wat oneindig en eeuwig in
hem is, te bewaren. (Nieuwe toejuichingen.) De
Staat oefent voogdij over (de gemeenten om de
rechten van hen, die pa ons zullen komen, te
gen de aanvallen en plunderingen van het tegen
woordige geslacht, te beschermen. Zult gij hen
het recht weigeren de geheiligde nalatenschap
der voorvaderen te verdedigen. (Zeer goedl zeer
goed! in het centrum jen rechts.)
Frankrijk gaat eene beslissende proef nemen,
maar, zeide hij, eindigende, zoowel van de Kerk
als van den Staat, zal meer verlichting, meer
staatkundig verstand, meer deugd geëischt wor
den, wil het nieuwe régime vrijmaking in plaats
van onderdrukking brengen. Zal het een wapen
tegen de Kerk of tegen de Republiek zelf wor
den? Want houdt u .verzekerd, dat elk geweld
zich tegen zijn ontwerpers zal keeren. „Wij zul
len ons moeten meester blijven, het „self gou-
„Vernment" in praktijk weten te brengen en ons
„door geen wraaknemingen laten medevoeren."
(Bijval.)
De volgende Spreker, de revolutionaire De-
ville, verdedigt de thesis, dat de Constituante het
recht had zich van de goederen der geestelijk
heid meester te maken, want die behoorden aan
de natie, de souvereine bezitster. De geeste
lijken hebben dus geen recht op vergoeding. Maar
de Kamer heeft het recht het budget van Eere-
dienst op te heffen en behoeft geen schadever
goedingen aan de bedienaars der godsdiensten
te betalen. Wat een wet heeft ingesteld, kan
een andere wet weder ^afschaffen. Voor de ker
ken enz. verkondigt hij .dezelfde theorie. Dat
deze gebouwen nationaal eigendom zijn is nooit
ernstig betwist. De katholieken zullen vrij zijn
mits zij de wetten eerbiedigen. Zij hebben mid
delen genoeg. Hier noemt hij cijfers op, die
den heer Denys Cochin hem betwist. Zoo gaat
hij steeds razende en onwaarheden zeggende,
twee uren lang voort en vertoont van tijd tot
tijd de Revolutie met haar afschuwelijke facie,
dat van het kwaad zelf, aan de verveelde kamer,
welke verheugd is, naar huis te kunnen gaan.
In de namiddagzitting van Maandag en Dins
dag 27 en 28 dezer, voerden de heeren Charles
Benoit, graaf Boui de Castellane en Grousseau,
als tegenstanders van het wetsontwerp, het woord
en Michel Zévaes, de socialist, als voorstan
der, terwijl Dinsdag de heer Pichon als hevige
tegenstander optraden. Zelfs de oud-minister
Barthow, een afvallige progressist en thans ra
dicaal, zeide vele wijzigingen te verlangen,
en besloot ronduit te verklaren, dat deze wet
in de zeden en gewoonten een ware revolutie
zal te weeg brengen. De scheiding zal naar
mate zij liberaal of door sactenhaat wordt uit
gevoerd eene heilzame wet ,of de verschrikkelijkste
der avonturen worden. En daar de meerder
heid in de laatste jaren getoond heeft, dat zij
onmogelijk liberaal kan zijn, dan begrijpt een
ieder wat de Katholieke Kerk van de scheiding
te wachten heeft.
Fideuus.
Of&ciëele berichten.
Bij Koninklijk besluit is mr. J. van Oordt,
advocaat te Cairo, belast met de tijdelijke waar
neming der betrekking van raadgevend advocaat
b(j het consulaat-generaal der Nederlanden te Cairo.
Bij Koninklijk besl. is verleend de eere-medaille,
terbonden aan de orde van Oranje-Nassau, in
zilver, aan J. van der Drift, rechercheur, brigadier
tan politie der gemeente 's-Gravenhage en onbe
zoldigd rijksveldwachter.
Bij de Kon. besluiten van 31 Maart 1905 nos.
39 en 24, is de hoofdcommies bjj het Dep. van
Kol. W. A. F. K. N. M. Hartman lo. ben. tot
ridder in de Orde van Oranje-Nassau, en 2o. op
zijn verzoek, met ingang van 1 Mei a.s., eervol
ontslagen uit 's-lands dienst.
Bjj Koninklijk besluit is aan den adjunct-haven-
meestelr bij 's rijks werf te Willemsoord H. Jong
stra zich schrijvende H. W. Jongstra, toegekend
de zilveren eere-medaille der orde van Oranje-
Nassau.
Drooglegging der Zuiderzee.
Het dagelijksch bestuur der Zuiderzee-vereeni-
ging heeft in de Boekhandel en drukkerij voor
heen E. J. Brill te Leiden laten verschijnen
„De afsluiting en drooglegging der Zuiderzee in
de beide Kamers der Staten-Generaal."
Daarin wordt een overzicht gegeven van het
belangrijkste wat van Maart 1902 tot Februari
1905 in <le beide Kamers over. de Zuiderzeezaak
is verhandeld. Het bestuur was van oordeel,
dat .verschillende beweringen en opmerkingen tij
dens en naar aanleiding van het verhandelde
dringend .een weerlegging van de zijde der Zui-
derzee-vereeniging yeisehten. Daarom heeft het
zijn secretaris mr. G. Vissering de opdracht ge
geven pan het overzicht van deze begrootings-
debatten pen naschrift toe te voegen met een
afzonderlijke nota over het visscherijbezwaar,
waarin verschillende belangrijke punten nog kor-
telijk worden behandeld.
Algemeene bond van R. K. Kiesvereenigingen.
Men meldt ons
Met grond mag worden verwacht, dat van de
a.s. Maandag te Utrecht te houden vergadering
van den »Alg. Bond van R. K. Kiesvereenigingen"
behalve de definitieve vaststelling van het program
van actie ook zal uitgaan een advies in zake de
candidaatstellingen in den lande in verband met
de te volgen tactiek.
Prinses Louise van Battenberg.
Prinses Louise van Battenberg met gevolg
kwam gistermorgen met de nachtmailboot te
Vlissingen aan en zette met den Duitschen mail-
trein de reis naar Darmstad voort.
Het rapport der Zuid-Afrikaansche
militaire attaché's.
Naar aanleiding van een opmerking van den heer
Lieftinck in de vergadering der Tweede Kamer van
jl. Woensdag heeft de minister van Oorlog het
volgende gezegd, dat wjj mededeelen, omdat
herhaaldelijk, ook nog in den laatsten tijd, het
niet-publiceeren van het rapport der Zuid-Afri
kaansche attaché's ook in de pers is ter sprake
gekomen
Als bewijs, Mijnheer de Voorzitter, dat op het
Departement van Oorlog de zaken in den doofpot
blijven, heeft de heer Lieftinck het rapport der
Zuid-Afrikaansche attaché's in het debat gebracht.
Het doet mij genoegen deze gelegenheid te
kunnen gebruiken, om te kunnen zeggen, dat ook
aangaande dit rapport verschillende verkeerde
berichten in de pers zjjn verschenen.
Ik merk vooreerst op, dat het rapport niet
uitgebracht is aan den Minister van Oorlog, maar
aan den Minister van Buitenlandsche Zaken. Het
spreekt dus vanzelf, dat niet tot openbaar maken
mag worden overgegaan, dan met goedvinden van
den Minister van Buitenlandsche Zaken, die
verantwoordelijk is voor den inhoud, waarin iets
kan voorkomen dat aanstoot zou kunnen geven.
Zooals de heer Lieftinck zich misschien herinnert,
heb ik het van belang geacht in de Memorie van
Antwoord op hoofdstuk VIII hieromtrent een en
ander mee te deelen.
Sedert dien tijd is het laatste gedeelte van het
rapport ontvangen, en is er thans overwogen of
tot uitgifte kon worden besloten. In verband
daarmede is dezer dagen een vraag gericht aan de
gewezen attaché's of kon worden afgedrukt,
natuurlijk onder voorbehoud, van de eindgoed-
keuring van Buitenlandsche Zaken. Toen hebben
de heeren gezegd neen, zooals het daar ligt, mag
het niet worden gedrukt. Men kan er wel de
militaire extracten uitlichten, maar dan is het
geen geschiedkundig geheel meer. Waar nu
echter herhaaldelijk de wensch is geuit om kennis
te maken met de ervaring der attaché's op militair
gebied, heb ik hen thans de opdracht gegeven er
alles uit te halen wat op dat gebied dienstbaar
kan zijn dan kan het geschiedkundige later komen,
iets wat zeker nog heel lang kan duren. Intusschen
blijkt hieruit dat het in elk geval niet de schuld
is van het Departement van Oorlog, dat dit verslag
nog niet is verschenen.
De portefeuille van Oorlog.
Door de benoeming van den luitenant-kolonel
W. Cool, directeur der Hoogere Krijgsschool, tot
kolonel, is een persoonsverwisseling in de directie
dezer inrichting aanstaande.
Reeds had men den kolonel Cool gedoodverfd
als gouverneur der Kon. Mil. Academie, doch vol
gens de laatste berichten blijft de kolonel «voor-
loopig" in Den Haag.
Het ware dan ook al te absurd, bjj bevordering
in mindere conditie te geraken.
Kolonel Cool is bovendien een van de weinige
militairen, die voor minister in aanmerking kun
nen komen.
Aan de linkerzijde aan het bewind mocht ko
men, ware zeker het rationeelst, eens een burger
aan het hoofd van Oorlog te stellen, en dien te
omgeven met een twee of drietal bekwame en
betrouwbare hoofdofficieren. Maar men stuit
telkens op de vraagwie dan
Van de militairen is de oud-minister Eland de
meest aangewezene. Doch 't is de vraag of hij er
nog lust in zal hebben. De oud-minister Seyffardt
heeft reeds in 4901 te kennen gegeven hoogstens
een Kamerzetel te willen aannemen. De kansen
voor kolonel W. Cool staan dus heel goed. (Tel.)
Scheveningen.
De aanvragen uit het buitenland naar logies op
de badplaats Scheveningen voor het aanstaand
seizoen laten zich tot dusverre goed aanzien.
Werklieden-reglementen voor militaire inrich
tingen.
De vaststelling van een nieuw algemeen werk
lieden-reglement bij de militaire inrichtingen der
landmacht kan in den loop van dit jaar worden
te gemoet gezien, alsook nieuwe loonsregelingen,
welke zullen worden opgenomen in bijzondere
voorschriften, die voor de verschillende inrichtin
gen of takken van dienst nevens het algemeen
reglement zullen gelden. Met de nieuwe loonsre-
geling wordt bij de begrooting van 1906 rekening
gehouden.
Militaire geneeskundige dienst.
De minister van Oorlog heeft het voornemen
om, in den a.s. zomer, onder de algemeene lei
ding van den inspecteur van den militairen ge
neeskundigen dienst, generaal-majoor J. Binnen
dijk, belangrijke oefeningen voor het geneeskun
dig personeel te doen houden. Onderscheidene
hoogere en lagere officieren van gezondheid zullen
aan die oefeningen deelnemen of ze bijwonen.
De noodige troepen worden geleverd door het
garnizoen Amersfoort en zullen staan onder de
bevelen van den kolonel W. A. T. De Meester.
Slobkousen voor de infanterie.
Nog voortdurend wordt er bij den minister van
Oorlog op aangedrongen om over te gaan tot de
invoering van slobkousen voor de infanterie. Ook
dezer dagen is dit onderwerp weder ter sprake
gebracht.
Naar verluid erkent de minister het groote
nut er van, doch ziet op tegen de belangrijke
kosten welke deze maatregel na zich zou sleepen.
Steun aan miliciens.
Uit Amsterdam schrijft men
Het «Comité tot steun aan miliciens" heeft
indertijd en terecht veel sympathie en
medewerking in den lande ondervonden. Vrij
algemeen werd gevoeld de billijkheid en noodza
kelijkheid om de miliciens, die in de eerste maan
den van 1903 wegens de dreigende tijdsom
standigheden werden opgeroepen, bij terug
keer in de burgermaatschappij ook weder aan een
eerlijk stuk brood te helpen. Iets wat noodig
was, want velen hunner, ten getale van i 600,
vonden hunne plaatsen, in winkel, kantoor of
werkplaats, bezet. En het comité had geluk bij
zijn arbeid. Alle jongelui kregen weer een plaats.
Maar de arbeid van het comité was hiermede
nog niet afgeloopen. Want het was nu tot eene
wetenschap gekomen die het vroeger niet bezat,
nl. deze dat niet alleen bij die buitengewone
oproeping van 1903, doch elk jaar weder, het
opkomen voor de militie tal van jonge mannen
broodeloos maakt. En deze wetenschap gaf aan
leiding tot de oprichting van de «Nationale
Vereeniging tot steun aan mili
ciens", waarvan de heer M. C. P. Barbe, di
recteur der Wester-Suikerraffinaderij alhier voor
zitter, en de gep. kapitein ter zee, de heer F. J.
Beekman, secretaris is.
Deze vereeniging welke afdeelingen heeft te
Amsterdam, Delft, 's-Gravenhage, Hilversum, Naar-
den en Utrecht, en het veld harer werkzaamheden
ook begint uit te breiden tot 27 andere plaatsen
verzond voor eenigen tijd, alleen reeds in Am
sterdam, duizenden circulaires, met verzoek om
steun bij haar lofwaardig streven. En het resul
taat hiervan. was ongeveer nihil. De
warme geestdrift die men in 1903 voor de goede
zaak gevoelde, is snel verkoeld. Slechts 202 leden
meldden zich in Amsterdam aan. Vooral de steun
der dames, die in 1903 het comité met groote
giften, van f1000 en f500 bijv. verblijden, wordt
nu gemist. Toch is dit nu juist een zaak die
vrouwen en speciaal moeders ter harte moet gaan.
Door haar steun zou zooveel gedaan kunnen wor
den ter verbetering van de waarlij ke moedelooze
positie, waarin de jongelui staan als ze uit dienst
komen. Als men zoo een paar dagen zonder
werk rondloopt, is de energie gauw opgebruikt,
en wordt er een geest van verbittering en wrok
gekweekt, tegen het leger, dat hiervan de oor
zaak wordt genoemd. En ziedaar ook een reden
waarom de vereeniging zooveel sympathie geniet
bij de officieren. De diensttijd moet geen last
zijn. De milicien moet dan niet gebukt gaan
onder de zorg hoe hij in de toekomst voor zich,
en als 't geval er toe leidt, voor de zjjnen zal zorgen.
Heel pover zijn de Amsteraamsche resultaten.
Ter vergelijking zie men bijv. eens naar Sneek,
een stad van slechts 12000 inwoners, waar het
den militie-commissaris Koopman gelukte 65 leden
voor de vereeniging te werven.
Intusschen, de eerste Nederlandsche vrouw,
H. M. de Koningin heeft een goed voorbeeld ge
geven, dat zeker navolging zal wekken. Zij deed
aan het bestuur der vereeniging een schrijven toe
komen, waarin H. M. «als blijk van haar ingeno
menheid met het nuttige, echt nationale en
menschlievend streven der vereeniging" een bij
drage van f 200 schenkt.
H. M, de Koningin betuigde eveneens Haar
symphatie met het doel der vereeniging en zond
f 100 en Z. K. H. Prins Hendrik deed van zijne
belangstelling blijken.
Ten slotte zij ook de aandacht der werkgevers
op deze vereeniging en haar werkzaamheid geves
tigd. Zij kunnen zooveel doen, en speciaal voor
hen zal het van veel belang zijn te weten wie en
en hoe de vereeniging helpt. Welnu, de «Nationale
vereeniging tot steun aan miliciens" staat alleen
degenen bjj, die in dienst zijn plicht gedaan heeft.
Gaat de milicien in dienst, dan zal hij zich eerst
bij zijn patroon overtuigen of de plaats voor hem
wordt opengehouden. Geschiedt dit niet, dan doet
hij van dit feit onmiddellijk mededeeling aan het
afdelingsbestuur der vereeniging ter plaatse waar
hij zijn diensttijd volbrengt. De vereeniging richt
zich dan met kracht van redenen tot den ouden
patroon, en tracht hem anders, zoo spoedig moge -
lijk een andere betrekking te verschaffen. Daartoe
verstrekt de vereeniging aan de betrokkenen reis
geld, zoodat de werkzoekenden in staat zjjn door
het geheele land te solliciteeren.
En den werkgevers wordt op deze wijze eene
ruime keuze gegeven uit zeer plichtgetrouwe ele
menten.
Gelukt de plaatsing niet zoo spoedig als veree
niging en sollicitant wenschen, dan blijft de veree
niging zoo noodig, toch geldelijk steunen. In den
regel bedraagt de termijn hiervoor 14 dagen, maar
dit is zeer ongelijk, door de verschillende omstan
digheden waarin de betrokkenen zich bevinden.
Zoo is b.v. een jonge man, die in dienst een
lastige beenwond had opgeloopen langer dan een
jaar gesteund. Ook wordt bedrijfskapitaal verstrekt
om een zaakje te beginnen. Deze gelden worden,
zoo mogelijk, terugbetaald en zeer treffend zijn de
staaltjes die het comité hieromtrent kan mee-
deelen. Ze bewijzen dat de verleende hulp was
verdiend.
Men ziet dus dat de vereeniging een ruim en
vruchtbaar arbeidsveld voor zich heeft. Maar zonder
medewerking is ze onmachtig, en zou ze ten slotte
gedwongen zijn haar taak neer te leggen. En dat
mag niet. «Het nuttige, echt nationale en mensch
lievend streven der vereeniging moet vruchten dra
gen, mag niet afstuiten op lauwheid en onver
schilligheid.
S. D. A. P.
Eergisteren zijn voorzitter en secretaris van het
partijbestuur der S. D. A. P. te Utrecht geweest
om de boeken enz. der afdeeling in ontvangst te
nemen. Die zijn hun daar echter geweigerd. (F.)
Moord te Keent.
Wjj vernemen omtrent den moord op G. F.,
timmerman te Keent, dat Woensdag-avond in een
herberg aldaar ongeregeldheden hadden plaats ge
had, hoofdzakelijk ontstaan door zekeren Leonar-
dus van Berkel, die met andere bezoekers twist
zocht. Tegen het sluitingsuur werd de herberg
ontruimd, waardoor de bezoekers huiswaarts keer
den. Een van de laatsten was de verslagene.
Onderweg is Leonardus van Berkel alleen zijns
weegs gegaan, 's Morgens werd de verslagene niet
ver van de herberg gevonden, volgen* verklaring
van een geneesheer gestorven aan verbloeding,
daar een slagader tengevolge van een steekwond
in het bovenbeen ter hoogte van de lies, doorge
stoken was. Dadelijk werd toen de aandacht van
de politie gevestigd op genoemden Van Berkel,
dia echter ontkende den verslagene gehoord of
gezien te hebben. Ook kan niet bewezen worden,
dat hij met den verslagene ruzie had gehad, wel
met andere personen. Men vermoedt echter, dat
de verdachte zich achter een heg, niet ver van de
plaats waar het lijk gevonden werd, verschuild
heeft, en wellicht door de duisternis misleid, het
slachtoffer voor een ander heeft aangezien.
Door de maréchaussées is het lijk Donderdag
middag naar het kazerne-gebouw te Nijmegen
overgebracht. Ook de verdachte v. B. is aldaar in
arrest gesteld. Gister-avond nog laat stelden de
kapitein der maréchaussées en eenige brigadiers
te Keent een plaatselijk onderzoek in en werden
verschillende getuigen gehoord.
Gister-middag had te Njjmegen in het bijzijn
van de justitie uit Arnhem de sectie plaats en
werd de vermoedelijke dader met het lijk gecon
fronteerd.
Branden.
De bekende uitspanning «Het Withuis" gelegen
aan den straatweg OosterhoutGeertruidenberg
is door eene onbekende oorzaak tot den grond
afgebrand.
Het «Withuis" was alom bekend, vooral bjj de
vele buitenlandsche waaronder Belgische en Fran-
sche paardenkoopers, die aldaar overnachtten en
hunne paarden stalden op hunne doorreis van de
vermaarde Gorinchemsche paardenmarkten naar
België.
Een klein gedeelte van den inboedel kon slechts
worden gered, een kalf kwam in de vlammen om.
Schied. Tramweg Maatschappij.
De Schiedamsche tramweg-maatschappjj ver
voerde gedurende de maand Maart 22005 passa
giers.
Mercurius.
Bjj voldoende deelneming zal door de afdeeling
Schiedam van den Ned. Bond v. Hand- en Kan-
toorb. «Mercurius" cursussen in de moderne talen
en handels-correspondentie boekhouden en handels-
rekenen, stenografie en machineschrjjven worden
geopend.
v. p. n.
Dinsdag a.s. des avonds ten acht uur door de
afd. Schiedam en Omstreken van de vereeniging
V. P. N. een buitengewone vergadering worden
gehouden in het gebouw der Spoeling-vereeniging
alhier. In die vergadering zal de commissiën be
noemd voor de eieren verkoop, verslag uitbrengen
en eventueelen voorstellen daaromtrent doen.
De commiezen De Hoog en De Rui
ter hebben A. G., alhier, aangehouden in bezit van
ruim 20 L. moutwijn, niet door document gedekt,
waarmede zij hem uit een branderjj zagen komen*
De moutwijn is in beslag genomen.
'1