Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
eerste blad.
otpng der Westen»
Oud-Schiedam.
29ste Jaargang.
Zaterdag 16 Juni 1906.
No. 8532.
i r°d.bs waim iv s™"»
kost
ABONNEMENTSPRIJS:
Bit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en
voor Schiedam per 3 maanden ƒ1.35, per maand 45 cent en per
per kwartaal.
week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland ƒ2.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons BureauBoter-
straat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders.
BureauBOTERSTRAAT 50.
PRIJS DER ADVERTENTIëN:
Van 16 regels 0.92 met inbegrip van bewijsnummer.
Elke regel daarboven 15 cent.
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend.
Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel.
Voor herhaaldelijk adverteeren worden uiterst
lijke overeenkomsten aangegaan.
b i 1 -
Telefoonnummer 85. Postbus no. 39.
®it nummer bestaat uit twee bladen en een
tllhistreerd Zondagsblad.
detj6 k^onder gunstige ligging onzer stad aan
Pr ,°?ver van den breeden stroom, die wel de
"tigste waterweg van Europa mag genoemd
en' 's reeds meermalen door ons in 't licht
Ru Meermalen hebben wij betoogd, dat nóg
j. 'ger dan Rotterdam onze nyvere gemeente
s aan de boorden van den wereldstroom, die de
een 'angs een geheel open waterweg, zonder
h belemmering van sluizen of ander opont-
Dat 'n de havens zijner oeversteden voert,
een °nZe ®emeente van die prachtige ligging met
lan °ntzaS'Üb terrein in haren vollen eigendom
den Maasoever, weinig ot geen partij heett
j0(iten te trekken, blijft de groote onvergeeflijke
die Jan ^et voorgesiachtdat zij zelfs de Plaat,
e aar eigendom voltooide, indertijd als voor
duu en een ei we88af> om baar later peper-
Wr F| teru<=> te koopen, is een misdaad, die om
aak ten hemel schreit.
et groote ingekankerde kwaad in onze ge-
(jo ente 's dat men daar nagenoeg alles ten halve
zoowel van gemeentewege als van particuliere
«ta 61 De gedrochteiijke uitzetting van de stad
e oostzijde op particulieren grond van Mathe-
(ja^e' 'ne' tal van doodloopende straten, getuigt
reeds op afdoende wijze. De halfvoltooide
het re,'^'n8 aan den westkant op de terreinen van
v i' rankeland doet het nog te meer zien. En
°ral de veelbesproken onvoltooide Westerhaven
tnetJ °ns bet keurig beeld van het halfwerk, dat
der m ®cbiedam gewoon is te deen tot schade
gemeente en hare nijvere ingezetenen,
en °°f eenige dagen is door een aantal notabele
tot t',^vere ingezetenen dezer gemeente een adres
êrooten Raad gericht, waarin zij wijzen op het
de i belanS dat gemeente en nijveren hebben by
®P dÜÜIgravin« van de Westerhaven. Zij wezen er
Wester- en Nieuwe Haven gedurende de
Van het etmaal van het overige gedeelte der
buit 6n ,('us °°h van het verkeer te water naar
Hoor'11 Z^n a%es'oten> en wel als het water dat
a^deerstbedoelde haven is ingelaten, door de
haw bavens der stad tot verversching van dat
dat, '?.Water wordt afgevoerd. Zij betoogden ook,
dien eer'ang onvermijdelijke herstelling of ver-
stenJV',D? der Ruitensluis de stad gedurende min
de iu e ,naanden van den directen toegang tot
lerr|ft'*aas zal zijn afgesloten en welke enorme be-
gr0Q ering voor handel en njjverheid dit by den
Delf.6/1 orhweg langs Overschie, over en door
0 s aven zal opleveren.
adres gr°nd van deze overwegingen betoogden
bande]anten tCn s'otte» dat, gezien de stremming van
der d en nÜverheid by eventueele vernieuwing
Ultehsluig. rekening houdend ook met de
N. J. M. D.
au> authentieke bronnen bewerkt.
t)
«43 te fnfer'b van Matenesse deed in het jaar
eehie« o j eg°m in naam van graaf Willem met
Van ArenH 7. uitsPraak in een geschil
^ebruiktp Jan ssejstein- Het zegel, dat hij toen
drie asce verRioedeljjk van azuur,
°P een eon^^m «bijnlijk van keel
Wel den Waa,™'t Wordt afgeleid, dat hy
blaar Tl Matenesse had aangenomen,
Voeren het WaPen ziJns vaders (Boekei) bleef
®b hovelin® t0t diens voornaamste edelen
öiederik M??"' 10en Februari «45 kwam
°PvolKer tp ,en*sse te overlÜden zonder een leen-
te Haarlet "agelaten" In de St- Wkerk
hy wfd hy begraven. De weduwe die
Hghen wy'u™\ gen°emd sTreine sÜne wittach-
6ePaldbr°wderK-Vln Di6derik Matenesse, Daniel
^d, was by het overlyden nog schildknaap.
grieven der eigenaars van panden en bedrijven
lang Wester- en Nieuwe Haven, hier voorziening
dringend noodig was, en dat naar hun meening
voorhands daartoe de eenige en goedkoopste weg
isdoorgraving van de geprojecteerde en gedeel
telijk reeds gemaakte Westerhaven. Er op wijzend
dat onteigening onnoodig is en op de verhooging
in waarde der daar liggende gemeentegronden,
vragen zij, de tweede verbinding van de binnen
havens van Schiedam met de groote vaart tot stand
te brengen, waarop reeds jaren wordt gewacht.
Terecht wordt door adressanten er op gewezen,
dat het begin van uitvoering, waarop de Wester
haven wijst, als 't ware de belofte inhield voor verdere
voltooiing. Dat begin dagteekent reeds van voor nu
ruim 46 jaren. By Raadsbesluit van 14 Maart 1860
werd vastgesteld, dat aan de zijde van het vroeger
bestaan hebbende Balkengat een ingraving van
de Nieuwe Haven zou plaats hebben voor de Wes
terhaven. Die haven zou gegraven worden ter
lengte van 170 el en verbonden met een hulp
kanaal, dat zich uitstort in de Maas. De Raad
besloot, dat met het graven zou worden doorge
gaan, naarmate beschikbare gronden uitgegeven
zouden zijn voor fabrieken.
Aldus kwam nog onder het bestuur van burge
meester L. Knappert, terwjjl wethouders waren de
heeren Loopuyt en Rijnbende, het nu bestaande
gedeelte van de Westerhaven tot stand.
Reeds spoedig deed zich de behoefte aan de
beloofde voltooiing der haven gevoelen. In de
Raadszitting van 20 September 1872 werd door
den heer J. F. Legner het schriftelijk voorstel in
gediend, dit belangrijk werk ten uitvoer te bren
gen, tevens met het maken van een groote schut
sluis in den Maasdijk, ter groote of wijdte in
afmeting benoodigd voor het doorlaten van schepen,
in verband met andere sluizen en overbruggingen,
een en ander in verband met zjjn voorstel van
een te graven kanaal aan de oostzjjde der gemeente,
ter verbetering van den watertoestand en tot
bevordering van uitbreiding en bloei der gemeente.
Hieraan meende voorsteller te moeten verbinden
het maken van een schutsluis door den zeedijk in
de nabyheid der gewezen Vlaardingerpoort, ten
einde een verbinding te verkrijgen met de scheep
vaart en handel door de Veile- en Noordvest, waar
door zoowel het belang van handel en scheepvaart
als de watertoestand-verbetering zou behartigd zijn.
De heer Legner zag zijn voorstel, waarvan het
laatste gedeelte niet tegelyk met het eerste behoefde
uitgevoerd te worden, door de heeren J. L. J.
Jansen en L. W. Jansen gesteund en ter inzage
nedergelegd, om nader een onderwerp van behan
deling te kunnen uitmaken.
Dat voorstel was het onderwerp eener uitge
breide discussie in eene avond-vergadering daartoe
meer bepaald op den 2in Januari 1873 belegd.
De heer Legner verdedigde zyn voorstel bij her
haling en met klem tegen de opmerkingen door
enkele leden gemaakt. Hy betoogde nadrukkelijk,
dat het geldelijk bezwaar hier niet behoefde te
wegen, daar de beschikbare gronden aldus enorm
in waarde zouden stijgen en de opbrengst dier
Den 26en Mei 1345 werd Daniel door den graaf met
de leengoederen van zyn broeder Diederik verleid,
n.l. met de angbachten »van Ravesberg, Vromade
en Oud en Nieuw üravenkoop", met het »h u i s
te Rivier e", met den cingel ende met den
bogaerden, alsoe alst begrepen is binnen denjwuy-
tersten sloote, alsoe groot ende alsoe cleyn alst
heer Dirck van Matenesse besat in zynen leste
lyue", voorts ruim 11 morgen lands, genaamd ïde
Hem met 13 morgen 2 hond lands, geheeten »de
Hooge Hem", »die Dirck Boeckel, Daniels vader,
plach van ons te houden", bovendien nog 15 mor
gen, gelegen in »Papswoude".
Al deze goederen werden Daniel van Matenesse
in récht erfleen gegeven, behoudens de besterfte
van den lyftocht van 50 pond Holl., door Diederik
met 's graven hand, aan Treine vermaakt. Indien
Daniel kwam te overlyden zonder een wettigen
zoon na te laten, zouden de goederen in leen over
gaan op zyn broer Philips van Matenesse, aldus
werd in het stuk bepaald.
Na den dood van graaf Willem IV in den strijd
tegen de Friezen, gingen zijne graafschappen over
op keizerin Margaretha van Beyeren. Margaretha
verleidde den 4en September 1346 aan Daniel van
Matenesse met het recht erfleen het huis te
Riviere en bovendien het hoog en Uag gerecht
gronden zeker wel de kosten van de te maken
doorgravingswerken zou bestrijden.
Daarin werd hij krachtig gesteund door den heer
L. Vryland, die mede het belang van handel,
scheepvaart en de verbetering van den watertoestand
bepleitte. Beiden bleken ten slotte hetzelfde denk
beeld voor te staan, om namelyk voorloopig de
haven, met een schutsluis in den Maasdijk, door
te graven tot in de geul, en later, als de eigen
dom der Plaat zou verkregen zyn, in de Maas te
doen voleinden.
Van andere zyde werd daartegenover opgemerkt,
dat een doorgraving tot in de geul, waarin geen
enkel scheepje kan binnenkomen, de haven zou
laten (wat zij helaas ten huidige dage nog is) een
doode haven. Meer bepaald naar het woord van
den voorzitter, den toenmaligen burgemeester Van
Dijk van Mathenesse »een doode haven en niets
meer, een doelloos water, dat aan de gemeente
schatten zal kosten."
Over het geheel speelde de voorzitter, wiens
bekende voorliefde voor den oostkant toen reeds
duidelyk genoeg was gebleken, in deze zaak een
zeer eigenaardige rol. Waar de heer Legner den
wensch uitsprak, dat het werk, onder zyn voor
ganger begonnen, onder zyn bestuur zou vol
tooid worden, zeide hy met dien wensch zeker te
zullen instemmen als hy dit werk in het belang
der gemeente achtte, maar die overtuiging had hy
nog niet verkregen. Daarom zou hij het voorstel
in handen willen gesteld zien van door den Raad
te benoemen deskundigen om het na overlegging
van plans en teekeningen en met opgemaakte
kostenberekening nader te beoordeelen.
Zooals het voorstel daar- lag, achtte hy het
onmogelijk uit te voeren. Hy wilde vooruit weten,
welke kosten het na zich zou sleepen. Nam de
Raad het voorstel aan, zooals het was ingediend,
dan achtte hy dat besluit onuitvoerbaar en zou
hy art. 70 mqeten toepassen (een stereotype
bedreiging, zooals velen weten, waarmede biïrge-
meester Van Dijk gewoon was den Raad te intimi-
deeren) Voorshands kon hij wel zeggen, dat by
uitvoering van dit plan wel het water in Nieuwe
Lange en Korte Haven zou ververscht worden,
maar de binnenstad er niets door zou woFden
gebaat. Hierbij getuigde 'sRaads voorzitter nog,
dat hy geen voorliefde had voor een afvoerkanaal
aan de oostzyde (Wie lacht daar, zullen toen
'sRaads vroeden gedacht hebben.)
Toen de heer Legner den voorzitter, die nog de
Zandplaats als tegen-argument aanvoerde, opmerkte,
dat, nu de Kous by Delftshaven dicht- gemaakt
werd, er stroomverlegging plaats had, de Plaat
sterk afnam en de stroom noordwaarts dieper
heenging, zeide burgemeester Van Dyk, dit juist
een argument was voor voorafgaand deskundig
onderzoekwant ais die verandering in korten
tyd had plaats gegrepen, hoeveel te meer zou dan
de toestand gewyzigd zyn in de twintig jaar sinds
de heer Fynje de eerste plannen onderzocht
Ais gewoonlyk vond 's Raads voorzitter steun
by enkele raadsleden, die zich als een party
club om den burgemeester schaarden. Vooral de
binnen de uiterste sloot van dezen burcht, met de
bepaling, dat het mannelyke oir de voorhand zal
hebben voor eene vrouwelyke afstammelinge, in
dien zy even na zyn.
Uit een vidimus van de stad Schiedam 7 Sept.
•1461 blykt, dat Diederik den 18en Jan. ridder was.
Magaretha had hem dus ook tot ridder verheven.
Op 18 Jan. 1347 had hij tot verbetering van zyn
heerlijkheid, in erf huur uitgegeven, verschillende
landen, gelegen buitendyks in Matenesse, genaamd
9die Inlage", zoover als zyn gerecht zich uitstrek
te (stotter Slepe dair die Bossche an gaet"). Da
niel bedong toen een jaarlyksche rente van 10
schellingen voor elk morgen lands, dat, by over
gang, met 6 penningen ten behoeve van den am
bachtsheer van Matenesse zou gewonnen worden,
terwijl al het land, dat uiterdyk bleef, buten den
dyck leggende ter hauen toe", ten behoeve der
gemeene geërfden zou zyn. Van de heemraden kreeg
Daniel den 22 Dec. 1347 verlof om bedoelde landen
te mogen bedijken, waarby echter bepaald werd,
dat Daniel en zyn nakomelingen degenen, die dyk
hadden in deze slnlage", by deze bedijking scha
deloos zouden houden, en zij, indien men den dyk
weder mocht willen opgeven en laten vervallen,
Van Mieris II 726.
heer H. W. Roelants steunde hem in zijn denk
beeld van voorafgaand deskundig onderzoek met
kostenberekening. Erkend moet worden, dat er
ook van de overzyde een enkele stem opging,
met den heer A. C. Ris vermanend hier geen
half werk te doen. De heer J. L. J. Jansen beli
chaamde dat zelfs in een motie, den Raad doen
besluitend geen gronden aan de nieuw te graven
haven at te staan, alvorens het heele werk tot
in de Maas gereed zou zijn, welke motie in een
volgende raadszitting werd aangenomen.
Nadat de voorzitter by sluiting der discussie
geconstateerd had, dat er vier voorstellen waren
behalve de bekende van de heeren Legner en
Vryland, die van den heer L. W. Jansen om in
beginsel uit te maken, de tijd van doorgraving
daar was, en van den heer Roelants beoogend
aanhouding tot plan, bestek en kostenberekening
zouden zyn overlegd bracht hij eerst in stem
ming het voorstel van B. en W., hetzelfde als dat
van den heer Roelants beoogend, die er het zyne
voor introk. Nadat dit was verworpen met] 10
tegen 5 stemmen, werd het voorstelLegner met
96 stemmen aangenomen.
Voor stemden de heeren L. Vryland, mr, A. K. J.
van der Drift, J. L. J. Jansen, L. W. Jansen, J.
Lechner, Th. Zoetmulder, J. F. Legner, J. B,
Nolet en A. Ryn bende.
Tegen de heeren A. C. Ris, J. M. van der Schalk,
C.J. Loncq, J. A. Nolet Wz., H. W. Roelants en
M. Kerdei.
De Raad had dus formeel tot doorgraving van
de Westerhaven, voorloopig tot in de geul,
besloten en wachtte slechts op plan, bestek enz.
Vreemd stond dan ook menigeen op te zien, toen
in de raadszitting van 21 Augustus 1873 bleek,
dat niet het verwachte plan, bestek en teekening
waren ingekomen, maar een geheel uitgewerkt rap
port, een deskundig onderzoek naar de al of niet
wenschely kheid van de doorgraving der Wester
haven, geheel in de lyn dus van hetgeen de
burgemeester wilde en door den Raad werd afge
stemd.
De verontwaardiging van de groote meerderheid
van den Raad over de kool haar door 's Raads
voorzitter gestoofd, uitte zich na vry langdurige
discussie in een motie van den heer L. W. Jansen,
aldus luidende:
»De Raad, betreurende, dat in deze de belangen
der gemeente niet zyn behartigd, en dat het door
B. en W. ingediende rappoVt van den heer Fynje
in stryd is met de beide raadsbesluiten van 24
Januari jl. en het raadsbesluit van 26 Maart jl.,
en niet bevordelijk aan de uitvoering van het
aangenomen plan, verlangt dat met terzijdestelling
van dat rapport ten spoedigste worde overgegaan,
om langs anderen weg de voltooiing der Wester
haven te bevorderen, en gaat over tot de orde van
den dag"
Deze motie werd aangenomen met 7 tegen 5
stemmen. Tegen stemden de heeren Roelants,
Kerdei, Zoetmulder, Loncq en Knappertde wet
houders, de heeren J. Lechner en J. A. Nolet Wzn.,
onthielden zich van stemming.
gedurende 4 jaren daarna verplicht zouden zijn de
schade te vergoeden, die daaruit voort zouden
spruiten. Den 14en December 1347 werd dit
alles door hertog Willem bekrachtigd.
In 1351 ontstond er tusschen hertog Willem van
Beyer en en zyn moeder, Margaretha van Beyeren,
een hevige twist. Zy had van haar zoon geeischt, dat
hij haar jaarlyks 50000 Fransche kronen zou ge
ven, hetgeen Willem onmogelijk kon betalen. Er
kwam oorlog en in Zeeland werd slag geleverd,
in welken strijd de moeder overwon. Willem riep
daarna de hulp in van Jan van Egmond en IJssel-
stein. Deze hulp werd hem verleend. Op St. Maar
ten 1351 werd er andermaal tusschen Willem en
Margaretha gevochten. Deze slag had plaats op de
Maas en daarin behaalde Willem de overwinning.
Het scheepsgevecht moet toen zoo verwoed zijn
geweest, dat volgens de «Kroniek van Egmond')
het Maaswater drie dagen na den slag vuurrood
zag van het bloed. De keizerin vluchtte, nadat zy
het onderspit had moeten delven, naar Engeland.
Wordt vervolgd.)
Van Mieris II 744, 745.
i
DOOIl"