Binnenland len, dat na de groote manoeuvres de militie naar huis kan gaan. Bij de bereden wapens wil de minister den oefeningstijd tot 12 maan den terugbrengen. Het contingent wil de minister brengen van 17.500 tot 21.500, zijnde dit een stap naar alge- meenen dienstplicht. De militie moet echter uitsluitend defensief gebruikt worden. De minister zal zorgen dat de milicien niet gebruikt wordt voor andere diensten dan waartoe hij bestemd is. De minister kondigt verder zijn voornemen aan om het tijdstip der opheffing van de schut terij weer één jaar te vervroegen. Voor uitbreiding van het getal divisies is nog geen aanleiding. Dje minister wil één veld leger scheppen, gevormd uit de drie wapens. De gemakkelijke verplaatsbaarheid van ons leger is dringend noodig. Voorts heeft men gezegd, dat volk en leger tot elkaar moeten gebracht worden, opdat het leger meer gewaardeerd worde. Welnu, dat kan het best verkregen worden door algemeenen dienstplicht. Wat de landweergeweren betreft, zal de mi nister bij de opkomst streng laten toezien hoe zij onderhouden zijn. Blijkt het uit ondervinding, dat 't niet gaat, dan zullen opslagplaatsen noo dig zijn. Do minister bestrijdt ook andere bezwaren tegen het meegeven naar huis van de landweer geweren. 's Ministers organisatie is gebaseerd niet op wantrouwen, maar op vertrouwen in ons volk. Krachtig kwam de minister er tegen op, dat de heer de Stuers van het leger had gesproken als van een bende. Bij het eeresaluut, aan den oud-generaal Sme ding gebracht, kan de minister zich tot zijn leedwezen niet aansluiten. Hij acht hem als een flink officier; en dat hij ontslag verzocht, is zijn goed recht. Maar de minister mocht jeischen, dat de generaal, zoolang hij nog in dienst was, den minister in het uitwerken van diens plannen zou blijven dienen. Dit nu is niet geschied. De generaal heeft den minister, tijdens de voorbereiding van den maatregel, een maand verlof verzocht, omdat hij op het tijd stip van zijn ontslag-aanvraag nog geen recht op vol pensioen had. En overigens verwijt de minister den generaal, dat hij stemming heeft gemaakt in het leger tegen den minister, j Overigens acht hij het beter, de kwestie-Sme- ding niet tot een politieke zaak te maken. Hierna behandelt de minister meer uitvoerig het blijvend gedeelte, en wijst er op dat op 31 October 1/3 der cavalerie-lichting met klein verlof huiswaarts keerde, zoodat deze 144 man dadelijk weer onder de wapenen kunnen worden teruggeroepen. Deze wegzending brengt alleen in den zomer verandering teweeg. Dan zullen er .toch niet twee, maar slechts één lichting onder de wapenen zijn. Als tusschenmaatregel beeft de minister echter bewerkt, dat, in geval van mobilisatie men dadelijk beschikking heeft over huzarenpersoneel. Binnen 24 uren zullen onder de wapenen zijn de met klein verlof heen gezondenen. Voor mo bilisatie behoeft het blijvend gedeelte dus niet in dienst te zijn. De naar huis gezondenen zijn voldoende geoefend volgens het oordeel nog van generaal Smeding, die oordeelde dat het gros van de ruiters reeds na 4 maanden vol- uoende is geoefend voor oorlogstijd. Dok bij de bereden artillerie is de maatregel te verdedigen, gelijk de minister met technische details uiteenzette. Overigens heeft de minister nog tot 1 April den tijd om verschillende maatregelen en voor-1 zieningen te treffen om het wegzenden van I het blijvend gedeelte zonder nadeel te kunnen volvoeren, bv. door aanstelling van afzonderlijk personeel voor het remonte-depot; verpachting van de kantines aan burgers; gedurende den zomer de detacheering van personeel bij de constructie werkplaats te laten vervalleninkrim ping van het aantal ordonnansen, oppassers, enz. Wat jje infanterie betreft, heeft de minister bij groote beperking van het blijvend gedeelte een derde ploeg in dienst genomen, bestaande uit die menschen, welke de minister wettelijk in dienst mag houden. En die ploeg is, zonder voorafgaand koninklijk besluit, bij ministerieel schrijven, dus a la minute, te mobiliseeren. Aan de bestrijders van 's ministers maatre gelen vraagt hij, of zij graag zouden zien dat hun zoons in dienst blijven voor oppassers diensten of om aardappelen te schillen voor onderofficieren. Zoo niet, dan wil de minister daarvoor ook niet de zonen van anderen zien aangewezen. Tegenover den heer Duymaer van Twist ont kent de minister, dat het kader bestaat uit „suffe wezens met strepen op de mouw". En wat de mobilisatie aangaat, betoogt de minister bij herhaling, dat wij in tijd van nood gereed zijn. En, zoo noodig, roept de minister bij rustverstoring manschappen van het 11e en 5e regiment op. De minister zal, in verband met den wenk van den heer Tydeman, overwegen, een an dere wijze van naar hu,is zenden van de cava- lerie-lichtingen. Rapporten van de inspecteurs acht de minister zich niet gehouden over te leggen. Hij aanvaardt de volle verantwoordelijkheid voor den maat regel. De minister is bereid voor zijn beginsel en overtuiging te vallen, en als men den minister genoemd heeft een gladiator, dan zegt hij als zulk eenik die bereid ben voor mijn beginsel te vallen, ik groet ul (bravos). De heer T a 1 m a doet uitkomen, dat het in deze te vallen votum ,geen politiek votum zal zijn. De antirevolutionairen althans hebben zich nooit uitgelaten dat zij het blijvend gedeelte wilden handhaven, wèl dat zij den maatregel des ministers konden goedkeuren, indien hij zonder schade voor de weerkracht van het land is dit te voeren. En in d§t laatste opzicht is spreker door 's ministers 5-urige redevoering niet overtuigd. Breedvoerig bestrijdt spreker 's ministers be leid ook op het gebied van bezuiniging. Spr. dringt aan op een algemeene enquête commissie voor de legertoestanden. Bij de verdere replieken betoogt de hoer v a n Dedem, dat van de landweer voor mobilisatie niets te wachten is, terwijl de heer Eland opkomt tegen een bewering van den heer Thom son, dat vódr generaal Staal sous-chef van den generalen staf was, de dekking van de mobi lisatie niet was voorbereid. De heer van V1 ij men blijft als bezwaar o. a. volhouden, dat de minister door weg zending van het blijvend gedeelte, bij mobili seeren niet onmiddellijk de cavalerie ter be schikking heeft op volle sterkte, en zal tegen de begrooting van Oorlog stemmen. De voorzitter stelt voor, als morgen de Oorlogsbegrooting niet afloopt, morgen-avond het debat voort te zetten. Heden-avond 8 uur voortzetting van de be handeling der Waterstaatsbegrooting. Zitting van Donderdag 20 December. des avonds 8 uur. Voortgezet werd de beraadslaging over de begrooting van Waterstaat en wel over de twee de afdeeling (Algemeene Zaken). De heer Z ij 1 m a betoogde, dat in de noor delijke provinciën nog veel voor afwatering te doen is. ij- De heer Van W i c h e n, besprekende de Mo- torwet, drong aan op een bepaling van de maximum-snelheid. Voorts bepleitte hij uitbrei ding van verlaagd briefport (3 cents) voor plat telandskringen. De Minister van Waterstaat deelde inzake het Zuiderzeevraagstuk mede, dat bin nenkort de Kamer zullen bereiken voorstellen tot verbinding van Wieringen met den vasten wal en gedeeltelijke drooglegging. Doch het groote plan is niet uit het oog verloren. Wat de kanalen aangaat, betoogde de minis ter, dat het Winschoterdiep ,in beheer bij Gro ningen is en verwacht mag worden, dat de af voer van Drente door de verdieping zal worden gebaat. De minister gaf uitvoerige technische inlich tingen omtrent de werking van het tractaat met Hannover. De conclusie was, dat wijzi ging van het tractaat niet gewenscht is, al past het niet meer geheel ,bij den bestaanden toe stand. De wenken van den ,heer Tak, ten aanzien van de bestekken, zal de minister overwegen. Wat de opmerkingen omtrent de Motorwet betreft vereenigde de minister zich met het ge voelen van den heer Tydeman, dat het vast stellen van een maximum snelheid geen onge lukken voorkomt, noch hier, nóch elders. De wet is dus ook niet zoo slecht, de toepassing moet beter zijn. De wetgever kan er niets aan deen, wanneer de rechter mild is. In het alge meen moest men met afwijkingen van het ge meenterecht zeer voorzichtig zijn. Tot wijziging van art. 15 achtte de minister den tijd nog niet gekomen. Hechtenis bij eerste overtreding komt den minister te draconisch voor, bij re cidive is het z.i. wat anders. Wat de Haagsche snelheidsbepaling betreft, deze was in strijd met de wet en wel met art. 8, tweede lid (het niet Vrijlaten van wogen voor het doorgaand verkeer). Art. 23 zal gedurende de zomermaanden, in voor den landbouw gunstigen zin worden ge ïnterpreteerd. Daaromtrent is overleg gepleegd. Bij 't verder debat beloofde de Minister aan den heer Roodhuijzen de wenschen van de adjunct-opzichters bij den Waterstaat, ook wat hun titel betreft nog eens te zullen overwegen. Naar aanleiding van den aandrang van de heeren Smeenge en Passtoors om lotsverbete ring van de bureel-ambtenaren bij den Water staat, merkte de minister op, dat hij een on derzoek heeft ingesteld naar de practische kern nis dezer ambtenaren. De minister zal de zaak niet verder uitstellen. De heer Smeenge bepleitte voorts om voor kanaalbeambten inkoop voor tijdelijke diensten in 't pensioenfonds mogelijk te maken. Ook laakte hij 't geheimhouden van de condui testaten voor de belanghebbenden, en met cij fers trachtte spreker aan te toonen, dat de ka naalbeambten geen voldoende nacht- en Zon dags-rust hebben; ook voor de wegwerkers be pleitte hij lotsverbetering. De heer Passtoors sloot zich in hoofd zaak bij dit betoog aan, terwijl ook de heeren Reyne en Ter Laan verschillende wen schen uitten, in 't belang van genoemd perso neel. De heer v. Foreest drong aan op zuinig heid bij 't maken van wachthuisjes, schuthuis- jes enz., op sluizen en bruggen. De minister beloofde bij zijn ambtgenoot van Financiën te zullen aandringen op een spoedige regeling van den inkoop van tijdelijke diensten, de overige wenschen zal hij overwegen. Genees kundige hulpverstrekking kan hij niet toezeg gen. De heer V an N i s p e n besprak de stremming van 't verkeer op de Waal in September en Mei. De Minister herinnerde er aan, dat de waterstand dezen zomer exceptioneel laag is ge weest. Op de vraag van den heer v. N i s p e n of 't juist is, dat 't baggerwerk niet op behoorlij ken tijd was geschied en wie daarvoor de ver antwoordelijkheid draagt, antwoordde de M i- n i s t e r, dat 't baggerwerk zeer duur is, zoo dat zelfs een herbesteding plaats moest hebben en dat men zuinig en oordeelkundig was te werk gegaan. Op 't pleidooi van den heer Bolsius voor verbetering van de Maas in Lim burg betoogde de minister, herinnerende aan de te dezer zake ingestelde commissie, dat een goed voorbereid plan noodig is. Wanneer in ternationale moeilijkheden uit den weg zijn ge ruimd, zal hij met een voorstel komen. Met betrekking tot den begrootingspost voor den Maasmond was de heer Van Vuuren niet voldaan, ten aanzien van de bemaling der polders in Brabant. Uitgemaakt moest z.i. wor den of het hier en daar ondervonden waterbe- zwaar een gevolg was van de Maasmondver legging; dit moest door deskundigen geschie den. De Minister acht een uitspraak van onpar tijdige deskundigen van geen nut. De waterstaat ingenieurs zijn niet partijdig en de minister is altijd bereid persoonlijk te gaan zien. Bij art. 39 (Hollandsche IJsel) dringt de heer Van Doorn op verbetering aan. De oprui ming van gevaarlijke bochten was uitermate gewenscht. De M i n i s t e r zegt, dat die wegruiming wacht op een algemeen plan, doch ook partieele uit voering was mogelijk. Dat zou moeten blijken. Art 49 (zee- en rivierwerken in Noordhoiland) geeft den heer Van Foreest aanleiding den Minister dank te betuigen van dit onderwerp. Betere bescherming van den duinregel benoor den de Pettener zoowering dan door zandaan- planting acht hij noodig. De heer Passtoors stelt een vraag, die in bet rumoer der gesprekken verloren gaat. De Minister wil gaarne proeven nemen met bescherming van gewapend beton, maar hier zou het kostbaar zjjn en minder goed. Men kan hier met goedkooper werk volstaan. Bij art. 60 (haven op Texel) zegt de heer Van den Bergh (Helder), dat elk jaar ann- drag tot verbetering wordt geoefend en elk jaar verandert de afwijzing van vorm. Verbeterde verbinding met het vasteland, verkeer op het eiland, opheffing uit het isolement is dringend noodzakelijk. Spr. hoopt dat het „overleg" niet te lang duren zal. Do Minister antwoordt, dat hij niet zal talmen in zijn overleg met de provincie Noord holland. Art. 62 (haven te Harlingen). De heer Schok king dankt den minister voor zijn toezeggingen, al moeten nu ook de plannen weer veranderd worden, wat teleurstelling wekt. De bepaling van de in deze zaak te volgen gedragslijn is alweder „in overweging." Kan in het komende jaar een beslissing worden verwacht? De Minister zegt, dat verbetering der ha ven een kostbaar werk is. Spr. schetst in het kort den toestand, zooals hij dien zelf heeft waargenomen, of zooals die hem medegedeeld is. Er zijn plannen van verbetering gemaakt. De kosten zijn geraamd op 3 ton. Van die wer ken wordt verwacht, dat de meeste bezwaren worden opgeheven, althans veel verminderd. Bij stormweer uit Ijet Noorden en Noord-Noord-Wes ten was dit echter niet het geval en dus is do ontworpen verbetering niet afdoende. Daarom liet de minister een ander plan ont werpen, dat hij eerst onlangs heeft ontvangen. Daarmede is echter f800.000 gemoeid. Thans wordt overleg gepleegd met gemeente en provin cie en dan zal uit hun financiëelen steun moe ten blijken, of er werkelijk groote belangen bij betrokken zijn. De vergadering wordt 'gesloten. Naamdag Tsaar van Rusland. Donderdag, de naamdag van keizer Nicolaas van Rusland, heeft in de Russische kapel een plechtige dienst plaats gehad, bijgewoond door den minister, den heer Tcharykow en het perso neel der legatie, benevens eenige andere aanzien lijke personen. Jhr. mr. Tan Humalda van Eijsinga. Er is, naar Het Vad. meldt, eenige verbetering in den toestand van den Staatsraad mr. Van Hu malda van Eysinga. De zieke kon het bed verlaten» maar moet nog volstrekte rust houden. Consnlaire berichten. De heer A. J. M. Vuylsteke, vice consul dei- Nederlanden te Port-Arthur (Texis), bij Konink lijk besluit van 3 October 1906 r.o. 16 bevorderd tot consul aldaar, is in die laatste hoedanigheid door de Amerikaansche regeering erkend. St.-Crt Dr. Kuyper en De Hermit. Naar aanleiding van de berichten in de bladen, dat dr. Kuyper binnenkort de hoofdredactie van de Heraut weer op zich-zal nemen, schrijft men aan De Ned. Toen dr. A. Kuyper in 1901 als minister optrad, heeft hij de hoofdredactie van de Heraut neerge legd alleen de meditaties is hij geregeld blijven schrijven. In zjjn plaats trad zijn zoon, prof. dr. H. H. Kuyper, terwijl de «voorstukken" de breede vervolgleaders op de eerste pagina werden ge schreven door prof. dr. W. Geesink. Zooals deze laatste in de Heraut mededeelde, loopt zijn taak met het laatste nummer van deze maand af. Dr. Kuyper zal dan zelf weer «voor stukken" schrijven. De jongste serie handolde, als bekend, over «De Gemeene Gratie", de ko mende komt uit onder bet opschrift «Pro Rege". De hoofdredactie van het orgaan voor de Gere formeerde Kerken blijft, echter in handen van prof. dr. H. H. Kuyper, Een principieele beslissing. De Commissie van Beroep voor onderwijzeres aan bijzondere Roomsch-Katholieke scholen in Den Haag heeft het ontslag vernietigd, door het bestuur van de school aan de Beeklaan (congregatie »du Sacré Coeur") aan een onderwijzeres gegeven. De onderwijzeres was volgens de akte van be noeming aangesteld voor vast. Art. 13 der akte van aanstelling luidde«eervol ontslag kan wor den gegeven anders dan op eigen verzoek, bjj voor beeld ingeval van vervanging door een religieuse". De commissie heeft beslist, dat dit artikel is in strijd met de wet. De overige redenen, voor het ont slag aangevoerd, werden onvoldoende geoordeeld. Deze belangrijke beslissing beteekent, dat naar het oordeel der commissie op een akte van be noeming als deze het rijk geen subsidie kan ver- leenen. Wereldhoofdstad. Uit het in een vergadering van het bestuur van het Koninklijk instituut van Engelsche archi tecten overgelegd rapport van een commissie die naar Den Haag was gedelegeerd, blijkt, dat het door haar onderzochte plan van een «wereldhoofd stad" nabij Den Haag geschikt en uitvoerbaar werd geoordeeld, Het bestuur is van oordeel, dat uit het plan zooals het door den heer D. Bazel is overgelegd een schoone en monumentale stad kan groeien, waardig het grootsche denkbeeld, dat aan het plan het aanzijn gaf. Zuid-tfrikaansehe tentoonstelling Eenige dagen geleden berichtte de N R. Ct., dat eenige Nederlanders een waarborgfonds hadden bijeengebracht tot dekking der onkosten, om de Zuid Afrikaanscbe tentoonstelling van Londen naar Amsterdam over te brengen en daar eenige weken gaande te houden. De Londensche correspondent van de N. R. Ct., die dit bericht liet lezen aan den voorzitter van het uitvoerend comité dier tentoonstelling, schrijft thans aan zijn blad, dat bij dit comité niets van die plannen hekend is. Het was den voorzitter aangenaam te verne men, dat het plan, om de tentoonstelling van Londen naar Nederland over te brengen, al zoo veel belangstelling bij onze landgenooten ontmoet. Hij hoopte, dat het bericht teekende, dat er zich een voorloopige commissie in Nederland gevormd heeft, in overleg met en onder medewerking van de Nederlandsche regeering, teneinde het doorgaan der Z. A. tentoonstelling te Amsterdam te ver zekeren. Het comité kon zich echter in geenerlei bespre kingen begeven met particulieren buiten de Neder landsche regeering om, waarmede het in onder handeling is zooals ook door ons reeds werd medegedeeld. Ten slotte zeide de voorzitter, dan het comité van plan is, onmiddellijk aan de vijf betrokken koloniale regeeringen in Zuid-Afrika te seinen, zoodra het weet, dat de tentoonstelling in Neder land haar beslag gekregen heeft. Het telegram zal het verzoek inhouden om. ten behoeve der tentoonstelling te Amsterdam, eenige nieuwe bezendingen over te sturen, zaken, welke te Lon den niet te zien zullen zqn, en welke aan de Nederlandsche tentoonstelling een bijzonder ken merk, een bijzondere waarde en beteekenis geven zullen. Zoo iets, het kan niet anders, moet de kansen der Amsterdamsche tentoonstelling op welslagen verhoogen. Is er dan een overschot, dan stelt het comité zich voor, in overleg met een Nederlandsche staatscommissie, dat overschot in een bestendig fonds te laten overgaan, dat die nen zal tot ontwikkeling der handelsbetrekkingen en vriendschapsbetrekkingen tusschen Zuid-Afrika Nederland en Engeland." Toestanden der postboden en brievengaarders Op de algemeene vergadering van den Neder- iandschen Bond van Post- en Telegraafbeambten, gehouden te Amsterdam, d.d. 26 en 25 Mei 1906, werden commissiën samengesteld om een onderzoek in te stellen naar den toestand der postboden en naar die der brievengaarders en zonder eenig ingrijpen in de dienstinrichting een overzicht samen te stellen der hoofdwenschen van deze belanghebbenden. De eerstbedoelde commissie, gevormd door de postboden H. Klinger, te Andijk, R. van Bergen, te Grijpskerk, G. Eekhof, te Hoogkerk, en H. van den Burg, te Beetsterzwaag, heeft haar onderzoek uitgestrekt over 829 postboden, leden en niet- leden van bovenvermelden bond. Laatstbedoelde commissie werd samengesteld uit: K. VV. Geul, brievengaarder te Pijnakker; S. Schotman, idem te Pingium L. de Boer, idem te KollummerzwaagI. Ennik, idem te Losser, en W. C. Aarsen, lid hoofdbestuur van den bond «de Post", te Eindhoven, als secretaris. De rapporten dezer commissiën zijn ter kennis gebracht van den directeur-generaal der Posterijen en Telegrafie. In het rapport betreffende de postboden wordt o.a. geklaagd over te weinig bezoldigde boden- loonen, te trage promotie. Over de omstandigheid dat niet overal de jaarwedde is geregeld overeen komstig diensturen en dienstjaren en over het te zware gewicht der pakketten. In het rapport betreffende de brievengaarders wordt als grieven vermeld, dat te weinig vergoe ding wordt gegeven voor het schoonhouden van het kantoorlokaal, voor vuur en licht, lak enz. dat niemand het maximum a f 125 voor vergoeding ontvangt «voor de belangrijkheid van het hulp kantoor de localiteit die de brievengaarders verstrekken en de plaatselijke huurwaarde". Voorts vonden velen, dat er te weinig verlofdagen zijn, en verklaarde men over het algemeen, dat groote hulpkantoren door de nieuwe tractements- regeling achteruit zijn gegaan, en wenschte men een betere regeling van de ancienniteitsverhoo- gingen. Ook werd het wenscheljjk geacht, geen nering doende sollicitanten tot brievengaarder aan te stellen, wijl men van oordeel was, dat de brieven gaarder geen neringzaak dient te bezitten, als hy al z|jn aandacht aan zijn dienst zal wijden, en ten slotte bleek uit de ingekomen antwoorden op de vragenlijsten, dat velen het telephoonbeheer aan het hulpkantoor wenschen te verbinden. Zeeuwsche kath. Kiezersbond. Ten aanzien van het plan voor de stichting van een Bond van R. K. Kiesvereenigingen in Zeeland deelt het te Hulst verschonende katholieke blad Zelandia nog het volgende mede Ter vergadering van de Katholieke^Kiesvereen i- ging te Hulst deelde de voorzitter, bij de rond vraag naar aanleiding van eene desbetreffende vraag van een der leden mede dat in April 1905 te Middelburg waren bijeengekomen afgevaardigden van verschillende kiesvereenigingen, welke in beginsel de wenschelijkheid hadden uitgesproken over de oprichting van een prov. bond van kies vereenigingen dat in het begin van dit jaar een tweede vergadering was gehouden, waarin op aan dringen der afgevaardigden van de kiesvereeniging.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1906 | | pagina 2