Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
30ste Jaargang
Zaterdag 30 November 1907.
A o. 8974
EERSTE BLAD.
Offieieele berichten.
Bekendmaking.
Kennisgeving.
Buitenlandsch Nieuws.
PARIJSCHE KRONIEK.
ABONNEMENTSPRIJS!
Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, en
kost voor Schiedam per 3 maanden ƒ1.35, per maand 45 cent en per
week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland ƒ2.per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons BureauBoter-
straat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders.
BureauBOTERSTRAAT 50.
PRIJS DER ADVERTENTIëNi
Van 16 regels ƒ0.92 met inbegrip van bewijsnummer.
Elke regel daarboven 15 cent.
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend.
Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel.
Vóór herhaaldelijk adverteeren worden uiterst bil
lijke overeenkomsten aangegaan.
Telefoonnummer 85. [jPostbus no.
Dit nummer bestaat uit twee bladen en een
Geillustreerd Zondagsblad.
Onderzoek naar de geoefendheid van Iote-
lingen der lichtingen 1007 en 1908 en
van jongelieden, die dingen naar het
militair getuigschrift, vereischt tot
het aangaan eener verbintenis bij
het reservekader hetzij der
Infanterie of der Vesting-
Artillerie, dan wel
der Renie.
De Burgemeester van Schiedam,
GezieD, de, door den Generaal-Majoor Inspec
teur der Infanterie, vastgestelde algemeene rege
ling wat betreft
lo. het onderzoek bedoeld bij 19 de beschik
king van den Minister van Oorlog, d.d. 23 Juli
1902, Ilde Afd. No. '90, en bij beschikking van
den Minister van Oorlog, d.d. 20 Augustus 1904,
Vilde aid. No. 227, naar de geoetendheid van
lotelingen, die dingen naar het bewijs, hetzij voor
militaire bekwaamheid, hetzij voor lichamelijke
geoefendheid dan wel voor beide (Art. 101 der
Militiewet 1901);
2o. het onderzoek naar de geoefendheid van
jongelieden, die dingen naar het Militair Getuig
schrift, vereischt tot het aangaan eener verbin
tenis bij het reservekader, hetzij der Infanterie
of der Vesting-Artillerie, dan wel der Genie
BreBgt bjj deze ter kennis:
dat het onderzoek sub. lo en 2o wordt gehou
den in het tijdvak van en met 3 tot en met 15
Januari 1907
dat het onderzoek voor eiken deelnemer in één
dag afloopt en wordt gehouden te Delft voor na
te melden jongelieden.
Gelet op art. 101, 2e en 3e alinea der Militie-
Wet 1901, luidende
»voor de samenstelling van het gedeelte tot
«korte oefening in te lijven, worden in de eerste
«plaats in aanmerking genomen de lotelingen die
«aan door ons te stellen eischen van militaire be-
«kwaamheid en lichamelijke geoefendheid voldoen.
«Indien het aantal van hen, die aan deze eiscben
«voldoen, niet overeenkomt met het tot korte
«oefening in te lijven gedeelte, heeft bij, die etn
«hooger nummer bezit, den voorrang tot de toela-
«ting daarbij.
«De lotelingen, die aan door ons te stellen ei-
«schen van militaire bekwaamheid of lichamelijke
«geoefendheid voldoen, worden, voor zoover zij
«daartoe geschikt bevonden zijn en dit met de
«belangen van den dienst is overeen te brengen,
«ingelijfd bij het korps en geplaatst in het garni-
«zoen hunner keuze;"
en op 13 der door den Minister van Oorlog,
onder dagteekening van 1 Februari 1902, Vlie
Afd. No. 47 en van 26 Augustus 1904, Vlie Afd.
No. 227, vastgestelde voorschriften ter uitvoering
Van de militiewet 1901 en van den algemeeneis
maatregel van bestuur van 2 December 1901
{Staatsblad no. 230), luidende:
«lo. Bij de toewijzing van de lotelingen aan
«het korps en het garnizoen hunner keuze hebben
«zij, die in het bezit zijn van een getuigschrift,
«dat zij voldoen aan de eischen, zoowel van mili-
«taire bekwaamheid als van lichamelijke geoefend-
«heid, als bedoeld in art. 104 der wet, den voor-
«rang hoven hen, die slechts een getuigschrift
«bezitten, dat zij aan een dezer eischen voldoen.
2o. enz.
Roept mits dien op
a. zij, die hebben deelgenomen aan de loting
der militie voor de lichting 1908
b. de lotelingen der lichting 1907, die inge
volge het bepaalde bij de tweede zinsnede
van artikel 99 der Militiewet 1901, in 1908
Worden ingelijfd
c. de reeds ingelijfde lotelingen, in het genot
van uitstel van eerste oefening, die, om in aan
merking te kunnen komen voor verlenging van
uitstel, in verband met de bepaling van het op
twee na laatste lid van Artikel 92 van het Ko
ninklijk Besluit van 2 December 1901 {Staatsblad
no. 330), zooals dit artikel gewijzigd is bij Ko
ninklijk Besluit van '17 October 1904 {Staatsblad
no. 234), bun bewijs van voorgeoefendheid wen-
schen te vernieuwen
d. jongelieden, adspiranten-vrij williger voor
het reservekader der Infanterie, Vesting-Artillerie
of Genie
die aan bovenbedoeld onderzoek wenschen deel
te nemen en alhier woonachtig zijn of verblijf
houden, om zich daartoe ter Secretarie dezer Ge
meente, Afdeeling B, aan te melden vóór of uiter
lijk op
10 December 1907,
onder mededeeling verder dat tot het voren be
doeld onderzoek uitsluitend worden toegelaten zij,
<Ue zich voor of uiterlijk op bovengenoemden da
tum hebben aangemeld en op aangiften van hen
die zich later zullen aanmelden geen acht kan
worden geslagen en dat alleen de bewijzen van
voorgeoefendheid, die in Januari a.s. zullen worden
behaald in 1908 aanspraak op vermelde voorrech
ten zullen geven, aangezien alle vroegere verkre
gen bewijzen alsdan van onwaarde zijn.
Schiedam, den 30sten November 1907.
De Burgemeester voornoemd,
M. A. BRANTS.
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van Schiedam,
brengen, ingevolge art. 12, le lid der Drankwet,
ter openbare kennis, dat bjj ben een ver
zoek is ingekomen van MARINUS KINNEGIN,
om verlof voor den verkoop van alcoholhoudenden
drank, anderen dan sterken drank voor de bene-
denlokaliteit van het pand Lange Haven no. 36
en herinneren, dat, ingevolge het 3e lid van
art. 12 der Drankwet, binnen 2 weken, na deze
bekendmaking, tegen het verleenen van bet ver
lof schrifteljjk bjj hun College bezwaren kunnen
worden ingebracht.
Schiedam, 30 November 1907.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. A. BRANTS.
De Secretaris,
V. SICKENGA.
RUSLAND.
Stolypin diende gister in de Rijksdoema de
regeringsverklaring in.
Tegen de door de uiterste linkerzijde gescha
pen, in openlijke plundering van alle misdadige
elementen ontaarde, alles omverwerpende bewe
ging zoo luidt die verklaring alleen maar met
geweld opgetreden worden. De regeering zal op
den ingeslagen weg voortgaan. Dringend noodza
kelijk is het om van de uitzonderingswetten tot
den normalen toestand terug te keeren, dan zal
het mogelijk zijn de binnenlandsche toestanden
te verbeteren. In de eerste plaats moet de toestand
van de landbouwende bevolking verbeterd wor
den; daarom is het te hopen, dat de agrarische
wetsontwerpen zullen worden aangenomen. Bijl
den hervormingsarbeid is het de plicht der re
geering kerk en geestelijkheid te ondersteunen.
Verder stelt de regeering in uitzicht, dat er
voor militaire doeleinden krachten en middelen
zullen worden gevraagd. In de eerste plaats moet
het begrootingsontwerp worden afgehandeld, waar
bij gestreefd moet worden naar herstel van het
krediet. De regeering zal alles doen om de Bijks-
doema en den Rijksraad den arbeid gemakkelijk
te maken (bijvalsbetuigingen.)
Nadat verscheidene sprekers voor de noodza
kelijkheid van samenwerking tusschen regeering
en Doema waren opgekomen en nadat Stolypin
hen beantwoord had, werd de bijeenkomst tot
heden verdaagd.
DUITSCHLAND.
Bij de tweede lezing der begrooting in den
Rijksdag, nam prins Bülow het woord om de
buitenlandsche politiek aan een uitvoerige be
schouwing te onderwerpen. Hij begon met een
niet tot in bijzonderheden afdalend overzicht van
de gebeurtenissen in Marokko. Hij noemde de
acte van Algeciras, ook voor de toekomst, het
richtsnoer voor Duitschland voor wat betreft zijn
houding aldaar.
In het verdere gedeelte van zijn rede besprak
von Bülow de hervorming van het rechtswezen in
Macedonië. Hij verklaarde, onder bijvalsbetuigin
gen, dat hij voor een goede oplossing van deze
kwestie op de in moeielijke omstandigheden vaak
beproefde wijsheid van Duitschland rekent.
Vervolgens sprak Bülow over de reis van den
Keizer naar Engeland, en betuigde, onder bijvals
betuigingen van alle banken van het Huis, den
dank van Duitschland voor de schitterende ont
vangst van het Keizerlijke echtpaar door het En-
gelsche vorstelijke huis en het Engelsche volk.
In een uitvoerig betoog sprak hij, herhaaldelijk
onderbroken door bijvalsbetuigingen, over de met
goed gevolg bekroonde bemoeiingen van vele krin
gen der twee volken om de oude vriendschappe
lijke verhouding te herstellen. Als later de geschie
denis de tien laatste jaren in beschouwing neemt,
dan zal blijken dat de voorbijgaande vervreemding
van de twee volken niets dan een groot misver
stand geweest is.
Volgens de „Berliner Lokal Anzeiger" heeft
graaf Eulenburg, de veelbesprokene in het geding
Moltke-Harden, besloten ook een steentje bij1 te
dragen, om Harden mee te treffen.
Hij heeft een aanklacht wegens beleediging inge
diend tegen Harden en tegen diens advocaat Bern
stein, naar aanleiding van hun verklaringen bij
de eerste behandeling van het proces voor het
Schöffengericht, die volgens hem bedoeld waren
om zijn eer te belagen.
Het Openbaar Ministerie zal aan de aanklacht
gevolg geven.
Bij de tweede lezing van het tractaat tusschen
Duitschland en Nederland over de ongevallen
verzekering betoogde de sociaal-democraat Molken-
buhr gister in den Rijksdag dat alleen de werk
gevers bij het tractaat gebaat zijn. Het was niet
niet te zien, welke voordeden de werklieden bi)
het tractaat hadden. Integendeel, het tractaat
schiep nieuwe onduidelijkheden. Nadat Casper,
directeur van het rijfcsministerie van Binnenland
sche Zaken, de opvatting van de regeering nog
eens uiteen had gezet, werd het tractaat in twee
de lezing aangenomen.
LUXEMBURG.
Groothertog Willem, die sedert eenige maanden
in Beieren vertoeft, lijdt aan een lichte bron
chitis. De dokters hebben hem de reis naar Luxem
burg, die op komende week bepaald was, piet
toegestaan.
FRANKRIJK.
{Van onzen Parijschen correspondent.)
Parijs, 23—30 Nov. 1907.
Nadat de commissie der Kamer belast den tekst
der nieuwe wet tot verbeurdverklaring der Ker
keljjke godsdienstige goederen en eigendommen
te veranderen ten gevolge der opmerking door
den abbè Lemire daarin ten gunste der pensioen
kassen der geestelijken gemaakt, eindeljjk daar
mede was klaar gekomeu, werd deze in de zitting
van 13 November behandeld en hoewel de meer
derheid alt(jd even onrechtvaardig gestemd scheen,
heeft zij toch den ouderen kranken priesters de
fondsen bestemd om hun te ondersteunen, niet
durven te ontnemen en de geestelijke kassen,
welke bestaan, zullen kunnen blijven onder de
condititie echter, dat zij door de leden welke
hunnen raad van beheer uitmaken, moeten worden
geadministreerd. De heer de Villebois-Mareiul,
die maar weinig vertrouwen in zekere gemeente
magistraten stelt, waarvan zoo velen van parti-
pris en onverdraagzaamheid bljjk geven, zoude
in den wet een additioneele bepaling willen doen
opnemen, waardoor de mairie gedwongen werden
de gelden welke voor de herstellingen der ker
ken geschonken worden en in hun handen komen,
daarvoor dan ook te gebruiken. De minister van
Eeredienst, die heel goed weet tot welke eene
hoogte b(j sommige gemeenteraden de anti-gods-
dienstige hartstochten gestegen zijn, weigerde deze
bepaling aan te nemen, omdat zjj de gemeente
vrijheden te na komt. Met hem te hooren zoude
men gelooven, dat al de maires van Frankrijk
voorbeeldige liberalen zijn en het is hun beleedi-
gen, ze in staat te gelooven den minsten kwaden
wil tegenover de Katholieken te toonen. die de
Kerk willen behouden waarin zjj bidden, ter
wijl zekere pastoors tot alles in staat zijn om
alle «minnelijke schikking" te doen mislukken.
Briand moest de meerderheid van secretarissen
weder wat voorliegen om haar toch te doen ge
looven, dat die pastoors en niet bij de oorzaak
zijn der laagheden welke hij in zijn mislukte
wetten moet verdedigen. Het amendement
Villebois-Mareiul werd- dan ook verworpen. Bij
art. 2, dat den erfgenamen buiten de rechte
lijn voor eiken eisch tot teruggave der gestorte
gelden voor fondatiën van welken aard ook met
geheele uitsluiting bedreigt, trad na een lang
zwijgen de heer Jules Delahaye weder voor de
verongelukten op. 't Gaf hem de gelegenheid
eene brillante rentrée te maken en te bewijzen,
dat hjj niets van zjjn beslistheid, van zijn onaf
hankelijkheid van inzicht noch van zijn krachtige
welsprekendheid verloren had. Hij heeft ook dien
zekeren hoogen fleren en soms wat minachtenden
toon behouden, welke de tegenwoordige Kamer
niet meer van de oppositie gewend is te hooren,
daar zij om zoo te zeggen door de brutale aan
vallende en vaak onbeschofte meerderheid over
bluft en overweldigd wordt. Delahaye begon:
«Het ontwerp wat ons bezig houdt, zeide hij, is
«de opheffing van 't gemeene recht wat voor
«alle burgers gemaakt is. Deze opheffing maakt
«in 't algemeen den trots uit van het gouvernement
«en in 't bijzonder die van den minister de la
destruction publique des cultes (gelach.)
«De heer de Baudry d'Asson. Men kan hem
niet beter betitelen (nieuw gelach).
Delahaye. «De meerderheid ziet in dit nieuw
«ontwerp een middel om aan de minderheid nog
«wat meer haar juk te doen gevoelen, doch zjj
«vergeet de Voorzienigheid (Gelach uiterst links
toejuichingen rechts). De Voorzienigheid
«waaraan ik trots ben te gelooven. Vergetend dat
«het zaad door den storm gezaaid, dikwerf krach-
«tiger is dan een anderheeft't der meerderheid toe-
«geschenen, dat de goddelooze staat zich niet aan het
«gewone fatsoen kon onderwerpen, wat de vervulling
«van een geheiligden plicht eisch. Niettegenstaande
«de levendige verontwaardiging, welke mjjn hart
«vervult, zal ik mijn best doen de parlementaire
«bedaardheid te behouden, Maar ik moet hier het
«krachtige en ondubbelzinnig protest van de ka-
«tholieke en militaire Vendée laten hooren.
Hierna begint hjj de critiek der verschillende
artikelen der wet. Art. 1 verontwaardigt de Ka
tholieken en doet hen leed, want het verkracht
op schandelijke wjjze hunne rechten en vrijheden
Art. 2 is niets anders dan de vernietiging voor
de Katholieken der openbare statuten der burgers
De Katholieken worden buiten de wet gesteld, op
indirecte wijze voorzeker, doch morgen zullen zjj
per decreet uitgesloten en dus persoonlek verval
len van hun rechten verklaard worden. Na verder
der meerderheid herinnerd te hebben, dat zjj zich
klaar maakt om een wetsontwerp van den heer
Massé aan te nemen, waarbij de Katholieken ge
heel uitgesloten worden bij de opvoeding hunner
eigen kinderen, vertoont hij een treffend tafereel
der monsterachtige onderdrukking waaronder de
Iersche Katholieken van 1682 tot 1703 de slacht
offers waren en vergelijkt de tanatieke protestan
ten van Engeland met de valsche vrijdenkers
der derde Republiek en hij voegt er bjj
«Zoo worden de Fransche burgers hier behan-
«deld als de fellahs door den sultan van Marok-
»ko of de negers door den sultan van Zanzibar
«en daarom verzet ik mij tegen deze wet. En-
«kelen onder u gevoelen reeds den indruk van fiet
«gevaar wat van deze zijde dreigt. Indien er bjj
«ons, zooals bjj de vrije volkeren, een souverein hot
«bestond, rechter der hoogere rechten der burgers,
«dan zouden wij zoover niet gevallen zijn. Uwe
«democratie zoude niet meer de opheffing der
burgerrechten zjjn onder de verwaande opgeblazen
«benauwing van de rechten der menschen. Wjj
«zouden de zoo hoog geproclameerde vrjjheid niet
«door de vervallen bastaards der Fransche revo-
«lutie zien verwurgen. Elk der artikelen dezer
«verklaring van de rechten der menschen, welke
«uw charter en die der constitutie uwer voorva-
«deren daarstelt, wordt in uw wetsontwerp schan-
«deljjk verkracht."
De heer Delahaye dringt steeds met meer klem
aan op het inconstitutioneele eener wet welke
Franscben treft alleen om hun godsdienstig geloof,
en daarbij nog terugwerkende kracht wil uitoefe
nen op reeds in volle onathankelijkheid uitgespro
ken vonnissen door meer dan zeventig rechtbanken.
Hij vindt, dat 't nu al te erg wordt en het ge
duld der Katholieken is uitgeput.
«Tegenover deze houding der nieuwe Cartouches
«moet het geduld een einde nemen. De Katholie-
«ken zijn evengoed van vleesch en bloed als gjj
«en er breekt eens een dag aan daf de maat
«overloopt.
«In Ierland hebben de Katholieken Engeland
«gedwongen de meest infame wetten in te trek-
«ken. Ik weet wel dat ge zult zeggen, dat de
«hedendaagsche Framschen niet meer het geloot
«der Ieren bezitten. Aan hen zoude men kun-
«nen zeggen, dat zij het geloof der Vendeeërs niet
«hadden. Doch de mensch is overal dezelfde.
«Wanneer hij tot het uiterste getergd wordt en
«hij er genoeg van krijgt, dan is 't dikwerf de
«zwakke die de sterke wordt en al de Sriands
«der wereld houden zulk eene beweging niet tegen