Dagblad, voor Schiedam en Omstreken.
31ste Jaargang.
Zaterdag 20 Juni 1908.
No: 9139.
EERSTE BLAD.
De Oorloüstat van den Mester
Ahomt D #p ie
feuilleton.
Nine ScMetascle Courant
IratIs GellMmrd ZmiöaislM prijs 10 c. p.veel, 0.45p.Mi.f 1.35p. 3ai.
Officieele berichten.
K e nnisgevi n g.
herhalingsschool
De verdwenen erfgename.
ABONNEMENTSPRIJS:
Dit blad verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen,dfen
kost voor Schiedam per 3 maanden 1.35, por maand 45 cent en per
week 10 cent. Franco per post door geheel Nederland f 2 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons BureauBoter-
straat 50 en bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievengaarders.
PRIJS DER ADVERTENTIëN:
Van 1—6 regels ƒ0.92 met inbegrip van bewijsnummer.
Elke regel daarboven 15 cent. j j. j j !~r
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend.
Ingezonden mededeelingen 25 cent per regel.
Voor herhaaldelijk adverteeren worden uiterst bil
lijke overeenkomsten aangegaan.
Bureau
B0TERSTRAAT 50
Telefoonnummer 85. Postbus no. 89.
Dit nummer bestaat uit twee bladen en een
Oeillustreerd Zondagsblad.
Inrichtingen welke gevaar, schade of
hinder kunnen veroorzaken.
Burgemeester en Wethouders van Schiedam,
Gelet op de bepalingen der Hinderwet,
Brengen bjj deze ter kennis dat op heden aan
Jacob Tak Jr. en zijne rechtverkrijgenden ver
dunning verleend is tot oprichting van een bran-
jjurij en plaatsing van een stoomwerktuig van
paardenkracht en 2 stoomketels elk van 110
01 verwarmingsoppervlak, op het perceel grond
?an den Overschieschen straatweg, kadaster sectie
1 no. 1.
Schiedam, 20 Juni 1908.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
M. A. BRANTS.
De Secretaris,
V. SICKENGA.
verbonden aan de openbare Jongensschool
met uitgebreid leerplan,
(vroeger talencursus).
Jongelieden boven 12 jaar, die de genoemde
Herhalingsschool willen bezoeken, moeten zich
voor i Augustus a. s., tusschen 's nam. 2 en 4
uren, aan de gezegde Jongensschool (Gedempte
^usloot No. 1) aanmelden.
schreven611 worden 8een leeringen meer inge-
Het Hoofd der Herhalingsschool,
e A. H. E. T1JL,
Schiedam.
Aangifte van leerlingen voor de openbare
lagere Scholen met uitgebreid
leerplan.
Uo?UH6rS V00Bden» die leerlingen voor bovenge-
ver» if ®cD°leti wenschen aan te geven, wordt
°cht zich vóór l Augustus a.s. aan te melden
jn^^/nei-'jes, en jongens voor de eerste drie leer
r®n> bfl mej. A. S. van Andel en
hs».,01! JonRens voor de hoogere leerjaren bjj den
ne®r A H. E. Tijl.
Hüa®. I^Gingen moeten geboren zjjn vóór 1 Ja-
b ie dam, 20 Juni 1908.
•lari
erwijl door heei je Duitsche pers de twintig-
regeeringvan keizer Wilhelm II 15 Juni
volgde hg zjjn vader Frederik III na een
2 e regeering van drie maanden op op bjj-
«ch hFe W^Ze Werd herdacht, werd door de ver-
°P l 'persorganen vooral de nadruk gelegd
et teekenend feit, dat hg in dat dubbel tien-
23)
Er
Naar het Engelsch).
dea harfl rVe^ twgfelen aan de echtheid van
zÜu lin S ocu' welke deze woorden gloeiend over
dvveper ,n ^eef. Ik herkende ten laatste den
ven had h- Juffrouw Graham zoo juist beschre-
SvontUur' ,bet verhaal van haar buitengewoon
Vraag °P e brugen ik deed hem deze eene
»\Vle u vraa8 van het hoogste belang:
het e.en scboentje uit de kast der kleine
dat gedaan ?6r Vallen in het dok Hebt u
^Maar autwoord kwam vlug en scherp,
staan „ti lk aan' »u hebt toch iets uit
kind." ge"ad nagt de verdwgning van het
he^vuutWH°°rdde niet> Een norsche blik verving
v°or de mi-er vastbeslotenheid in de oogen welke
«Ilt Jr».0® werden neergeslagen,
echter tóL„ erkennen>" mompelde hgdaaraan
dan gend.e met iets dat veel meer
bet mijn W'brom.Nog niet, nog niet, tot
ken." Phcht wordt onschuldig bloed te wre-
?V. hebt den datum vooruit aangewezen."
tal jaren steeds den vrede had weten te bewaren,
dat hg in tegenstelling van hetgeen van) hem
verwacht werd, zich steeds een vriend van den
vrede had getoond en dien tot heden ongerept had
gehandhaafd.
Nog was de echo van dien algemeenen vrede
zang aan den vooravond van 's Keizers gedenkdag
niet verstomd, of er werden reeds andere klanken
gehoord, die nu juist van vrede niet gewaagden-
De «Nordd Allgem Zeit" mengde in haren feest
zang reeds een anderen tooD, die een dissonant
deed hooren. Nadat een en ander over den persoon
des Keizers was gezegd, werd verklaard, dat de
eenheid des rjjks zich zou toonen, zoodra eenig
gevaar kwam dreigen
«Wij doorleven op dit oogenblik immers nu niet
juist bijzonder verblijdende dagen. De verbond- en
reis politiek an den Engelschen Oom, het brutale
intrige spel dat voortdurend tegen ons te Parijs
wordt gespeeld, hebben een doffe gespannen at
mosfeer doen ontstaan, die van de moge
lijkheid van ontlading in de laat
ste weken niet heel ver is ge
weest. De donkere wolken zoo
mag en moet men hopen zul
len wel voorbgtrekkken. Maar zou
aan vreemde streken toch het spel
gelukken, dan zou de afgunstige
en vijandige wereld zien, hoe het
volk zonder onderscheid van par-
tjj, van belijdenis en van stand
zich om den Keizer zou scharen.
Hoogste belangrijke woorden, die een geheim
verraden en die nog onderstreept worden door een
ander feit.
De Keizer zooals wjj reeds meldden zou
te Döberitz bjj de inspectie van de garde-ruiterjj
vrg luid en duidelijk het volgende gezegd heb
ben
Het ziet er naar uit, of men
ons omsingelen en met ons afre
kenen wil. Dat zullen wg weten
te verduren. De Germaan heeft
nooit beter gevochten dan wan
neer hij zich naar alle kanten
moest verweren. Laat hen maar
opkomen! Wg zgn klaar.
Merkwaardige wooorden voorzeker! Wel heeft
men getracht den diepen indruk dien ze maakten,
uit te wisschen, door m twjjfel te trekken of ze
werkelijk gesproken waren, door te betoogen, dat
ze, werkelijk gesproken, geheel in het zuiver mi
litair kader vielen en niet als eene politieke uit
lating moesten beschouwd worden, ook omdat de
vreemde militaire attaché* er niet bij tegenwoor
dig waren; maar eene officieele formeele logen
straffing is tot heden nog niet gegeven. De
Beurzen zoowel te Parjjs als te Berljjn waren dan
ook Dinsdag geheel onder den indruk van het op
zienbarend feit. Het «Berliner Tageblait" meldde,
dat de Beurs te Berlgn onder den invloed van
politieken bezorgdheid dien dag zeer ontstemd
«Laat dat varen."
»U stondt in verbinding met den ontvoerder,"
hield ik vol. «Ik verklaar in uw gezicht, niet
tegenstaande al den ophef over uw gewetensbe
zwaren, waarmede gjj mjj tracht te blinddoeken
voor uw schuld, dat u samen hebt gehandeld met
den ontvoerder, wetende wat een hoop geld me
vrouw Ocumpaugh bereid zou zjjn te betalen. Hg
was u ecbter te slim af. en misschien te geweten
loos. U zoudt tegen een moord opzien nu u gods
dienstig geworden bent. Maar zjjn geweten
is minder schroomvallig en daarom vreest
u
»U weet niet, wat ik vrees en ik ga u dat niet
vertellen. Het is voldoende, dat ik mjj bewust
ben van mjjn oprechtheid en dat ik zegVind
het kind I U hebt aansporing genoeg."
Het was waar, de prikkel werd elke minuut
sterker.
«Bepaal uzelf tot zulke aanwjjzingen als voor
ieders oog waarneembaar zjjn," vermaande hjj nu
met een jjver, welke ongeveinsd scheen. «Als zjj
verscherpt worden door eenige bjjzondere weten
schap, die u meent te bezitten, des te beter
misschien. Ik ben niet van plan meer te zeg
gen."
Ik zag, dat hjj zjjn laatste woord gesproken
had.
«Heel goed," zei ik. «Ik heb echter toch nog
een vraag te doen die in verband staat juist met
die aanwjjzingen. U kunt niet weigeren daarop
te antwoorden, als u werkeljjk verlangend bent
was. Onder meer liep het gerucht dat de Keizer
met het oog op den polieken toestand zjjne reis
naar de kust van Noorwegen had uitgesteld.
Onder den indruk van de teekenende den Duit-
schen keizer toegeschreven woorden, herinneren
wjj ons de woorden, die een ander keizer, op het
toppunt van zjjn macht gekomen, eens sprak en
toen ook algemeen ontzetting wekten. Kort voor
tien oorlog tusschen Frankrijk en Oostenrijk uit
brak die de Habsburgsche monarchie het Lom-
bardsch-Venetiaansch koninkrijk deed verliezen,
sprak Napoleon III bjj de Nieuwjaarreceptie tot
den Oostenrjjkschen gezant de merkwaardige woor
den, die getuigden van de onveranderd persoon-
1 ij k vriendschappelijke betrekkingen tusschen de
beide souvereinen, maar van de wjjziging die in
de verhouding tu schen de beide betrokken Staten
was ontstaan. Hoe een enkel woord, een enkele
uitlating den vrede kan verstoren, als de politieke
toestand gespannen, de staatkundige atmosfeer
gedrukt is, leert ons het historische samenzjjn
van den Pruisischen koning Wilhelm met den
Franschen gezant Benedetti te Ems «Zegt dezen
heer ^Benedetti), dat ik hem verder niets heb mede ts
deelen." Dat was de lont in het kruit, de fakkel
die Fransch-Duitschen oorlog deed ontbranden.
Dat ook de beteekenende woorden van "den Duit-
schen keizer in de Fransche hoofdstad ernstig opge
nomen worden, bewjjzen de uitlatingen der bladen.
De Parjjsche kranten trachten kalm teschrjjven ever
de woorden die keizer Wilhelm te Döberitz moet ge
sproken hebben,maar zjj doen in hun beschouwingen
maar al te zeer bljjken, hoezeer de woorden
des Keizers hebben geprikkeld, hoe kwaljjk het
hem genomen wordt, dat hjj het wraakt,
tegenover den ouden Driebond de drievoudige
entente Engeland—FrankrjjkRusland wordt ge
steld.
Het sLaat nu toch, volgens de laatste inlich
tingen vast, dat de toespraak van Döberitz, eenige
weken geleden, door den Keizer werkelijk gehou
den is en het wordt zoodoende begrijpelijk dat
noch de „Norddeutsche", noch de „Reichsanzei-
ger" dit feit hebben gelogenstraft.
De orficieuze Berlijnsche correspondent van de
„Kölmsche Zeitung" geeft eene beschouwing van
de politieke onrust welke van de rede des Kei
zers te Döberitz uitgaat. Na in het licht gesteld
te hebben, dat de rede des Keizers gehouden
i3 vóór de ontmoeting van Reval en dus geen
verwijzing naar de uitkomst van die ontmoeting
kon zijn, doch desondanks met haar in verband
gebracht wordt om politieke onrust te verwekken,
bepleit de ,Kölnische" het goed recht van den
Keizer om als opperste krijgsheer zoo te spreken.
De rode des Keizer werd ook door de Fransche
pers niet opgevat als een oorlogsdreigement maar
als een vredesvermaning. In latere tijden zoo
betoogt bet Keulsche blad zal men onvoor
waardelijk erkennen, dat juist de overheerschen-
de sterkte van het Duitsche léger tientallen van
jaren voor de Eunopeesche wereld den vrede bé-
houden heeft, dat het de hooge verdiensten van
den vredelievenden zin van oftzeh Keizer eh vah
het Duitsche volk is, niet voor de verzoeking
te zwichten van het vreeselïjk wapen in zijn hand
gebruik te maken. Wij, Duitschers, willen niet
aan het woord van o-nzen keizer tornen, maar
de uitlegging die het in het buitenland gevonden
heelt, bewijst ons, dat het over de grenzen van
Duitsehland juist is verstaan. Niet als woorden
van bedreiging voor den vrede, maar als ver
maning tot re d e. De rede schrijft ons even
zeer voor, in dezen tijd, waarin zonder steek-
hcudenden grond een gemompel en gegons door
de wereld gaat, onze kalmte te bewaren.
Met dat al blijkt toch, dat de rede van Döbi>»
ritz niet is uitgebroed in de rijke fantaisie van
den een of anderen militairen correspondedt, maar
dat zo werkelijk door den Keizer is uitgespro
ken. Of ze dan ook al een oorlogsdreigement
of een vredesvermaning bevat, in ieder geval
spreekt daaruit een zenuwachtige opgewonden
heid, een zekere onrust die in de staatkundige
verhoudingen, zooals ze zich in den laatsten tjjd
deden kennen, haar oorsprong vindt. Al meer
eti meer blijkt, dat de politieke toestand gespan
nen, de staatkundige atmosfeer gedrukt is en dat
een geweldige ontlading lang niet tot de onmo
gelijkheden behoort. f I
Of onder deze omstandigheden ook voor ons
arm klein vaderland geen gevaar dreigt, of onze
Oorlogsminister niet geheel gelijk had toen hij
op onverwachte gebeurtenissen duidde en, alle
lapmiddeltjes verwerpend, aan den eisch van een
ten, bleet vasthouden, zijn vragen die men gerust
aan het gezond verstand ter beantwoording over
kan talen. Maar dan blijkt ook, dat geheel de
rechterzjjde der Kamer in de kwestie van het
blijvend gedeelte voortdurend het juiste stand
punt heeft ingenomen. Dat het snel opdoemend
oorlogsgevaar niet de vrucht was van de ver
beelding van hen, die de opvolgende ministers
van Oorlog om hun onvoldoende maatregelen,
hun gewaagd spel met 's lands defensie al
was 't dan ook niet zoo bedoeld deden val
len, is nu een keer te meer gebleken. Wat in
1859 en 1870 maar al te wel mogelijk bleek, zou
ook in 1908 volle waarheid kunnen worden. De
snel intredende oorlogstoestand zou ons moeten
vinden het geweer bij den voet, het leger tot
strijden desnoods gereed en van alles behoorlijk
voorzien. Er ontbreekt geen man en geen stuk
zou onze Oorlogsminister met meer waarheid tot
onze Landsvorstin moeten zeggen dan maarschalk
Leboeuf aan keizer Napoleon III getuigde, er geen
knoop aan een slopkous ontbrak. Onder dat op
zicht is uit de merkwaardige uitlating van den
Duitschen keizer ook voor ons land nog wel iets
te léeren. 1 t i
mg in mjjn pogingen te helpen. Waar hebt u
het eerst den wagen gezien dien u zoo lang ach
tervolgd hebt, in de meening dat Gwendolen Ocum
paugh er in was?"
Hjj peinsde een oogenblik met neerhangend
hoofd, zgn zenuwachtig lichaam bevende door de
kracht waarmede hjj zjjn geheele gewicht wierp
op de hand, welke hjj uitgespreid voor zich op
de tafel hield. Toen antwoordde hjj kalm
«Dat wil ik u wel zeggen. Aan het hek van
het buiten van mevrouw Carew. U kent het
Het is naast dat der Ocumpaughs, links."
1° mjjn verrassing liet ik mjjn hoofd zinken,
maar niet zoo snel dat ik de flikkering iu zjjn
oog niet opmerkte bjj het noemen van den naam,
welken ik zoo weinig voorbereid was in dit ver
band te vernemen.
»Ik was in mjjn tilbury op den straatweg,"
vervolgde hjj. «Voortdurend gingen er allerlei
soort rjjtuigen voorbjj van en Daar het feest van
mevrouw Ocumpaugh, maar geen enkel trok mjjn
aandacht, tot ik den overdekten wagen, dien ik
u beschreven heb, uit het aangrenzend buiten zag
komen. Toen stak ik mjjn ooren op, want een
kind er in was aan het schreeuwen op de gesmoor
de wijze, welke duidt op eeu hand die zwaar op
den mond gelegd wordt. Ik dacht, dat ik wist
wie het kind was, maar u bent getuige geweest
van mjjn teleurstelling na acht en veertig uren
trekken achter dien ellendigen wagen."
«Hjj kwam uit het buiten van mevrouw Carew
herhaalde ik, alleen op het eene belangrjjke feit
acht slaande. «En gedurende den tjjd, zegt u
dat de gasten van mevrouw Ocumpaugh aankwa-I
men? Hebt u nog een ander voertuig uit dat
zelfde hek zien komen op of vóór dien tjjd
«Ja, een rjjtuig. Er scheen niemand in te zjjn.
Ik weet zelfs zeker, dat het leeg was, want
ik keek er in toen het mjj op straat voor
bijreed. Natuurljjk weet ik niet, wat er onder
de banken kan geweest zjjn."
«Niets," was mjjn scherp antwoord. «Dat was
het rjjtuig, waarin mevrouw Carew van den trein
gekomen is. Kwam het er uit vóór den wa
gen
«Ja, een paar minuten eerder."
«Dan kunnen wjj daafbjj niets winnen."
«Het schgnt van niet."
Was zjjn toon bjj het uiten van dezeo eenvou-
digen zin eigenaardig Ik keek op om zekerheid
te hebben. Maar zjjn gelaat, dat gedurende elke
minuut van dit lange onderhoud steeds elk zjjner
gevoelens weerkaatst had, stond nu zonderling
strak, en ik wist niet hoe de vraag ia te kleeden,
welke op mjjn lippen zweefde.
»U hebt mjj een moeiljjke taak te verrichten
gegeven," zei ik eindeljjk, «en u biedt mjj zeer
weinig hulp door mjj uw onderstellingen niet te
willen meedeelen, En toch moet u die gevormd
hebben."
(Wordt osrtvlad)
lp
Snelle mobilis:;till hij Hp jptigc+p TnilifiotvolHofcat