Deze opvoeding echter in de Christelijke school
duurt slechts tot het 12e, 13e, misschien 14e jaar,
waarop in 't algemeen gesproken het kind de
lagere school verlaat. A.ls het echter 't doel is der
opvoeding de lichamelijke krachten en de geestelijke
vermogens van het kind te ontwikkelen totdat het
zelfstandig zijn levensdoel kan bereiken, dan is het
duidelijk, dat bij het verlaten der lagere school de
opvoeding nog niet af, nog niet voltooid is. Nie
mand zal dit ook durven beweren.
Er volgt dus uit, dat de ouders, de natuurlijke
opvoeders van het kind, op de eerste plaats hun
taak nog niet voor geëindigd mogen beschouwen.
Wanneer echter de ouders de taak der opvoeding
bij het kind van het Ge tot 12e jaar al niet naar
behooren konden volbrengen, dan zjjn zjj bjj het
kind van 12 17 of 18 jaar daartoe nog veel
minder in staat. De eischen der opvoeding, wat
betreft ontwikkeling van verstand en vorming van
den wil, zijn bjj een kind van dien leeftijd, bij het
aankomende meisje even goed als bjj den aanko
menden jongen, veel hooger en moeilijker. En wat
uit den aard der zaak, om de natuurlijke neigingen,
dien ieeltjjd eigen, het ontluikend en zoekend ver
stand, de opbruisende hartstochten, de jeugdige
voortvarendheid en overmoed, reeds zoo moeiljjk is,
wordt nog moeilijker, wordt onmogelijkheid door
de omstandigheden, waarin de jongen en het meisje
moeten verkeeren.
Hoe zal vader of moeder in staat zjjn de gods
dienstige waarheden zoo te leeren aan hun kind,
als bjj de veelvuldige aanvallen op winkel en werk
plaats, op vergaderingen, in samenkomsten, in
couranten en brochures noodig is. Als er cursussen
worden gegeven, waar de werklieden worden
afgericht om de godsdienstige waarheden te be
strijden, als er wekelijks met duizendtallen gratis
blaadjes worden verspreid als het satanisch «naar de
vrijheid", als»het gebed van den onwetende" van Mul-
tatuli op Goeden Vrjjdag met tienduizenden aan iede-
ren kerkganger wordt in de handen gestopt hoe
zal vader of moeder de moeilijkheden beantwoor
den, de twijfelingen oplossen, die noodzakeiijker
wjjze in het ontluikende verstand worden opge
wekt?
II. Om misverstand te voorkomen sprak ik in
mjjne conclusies van «inrichtingen van opvoeding"
het kan immers gebeuren, dat eene vereeniging
inderdaad opvoedt, d.w.z. hare leden inderdaad
ontwikkelt, godsdienstig en maatschappelijk zonder
dat dit in den naam is uitgedrukten omgekeerd
is het mogeljjk, dat de naam eener vereeniging
opvoeding doet veronderstellen, zonder dat 'er van
opvoeding sprake is. Ik wil mjjn bedoeling met
concrete voorstelling verduidelijken. Ik ken Maria-
congregaties en zgn. Kleine H. Families, waar
inderdaad wordt opgevoed, d.w.z. waar het ver
stand op godsdienstig en maatschappelijk gebied
wordt ontwikkeld, waar de leden steun vmden bjj
hun streven naar hun aardsche bestemmingik
denk bier bjjv. aan zoovele Duitsche congregatio-
nen, waarbjj dit alles aan de jeugd wordt ver
strekt.
Daartegenover ken ik ook vereenigingen, die
zich patronaten noemen, maar waarbjj van op
voeding zeer weinig wordt gemerkt of men moest
meenen, dat door het hooren van een preekje, het
bidden van een paar tientjes, het gezamenlijk ter
keTke en tot de H. Communie gaan en verder
door gelegenheid te geven om kaart- en biljard
te spelen, aan de eischen der opvoeding is vol
daan. Hierbij denk ik aan zoovele patronages van
België en vooral van Frankrijk, waar prier et
jouer de eenige bezigheid waren, maar waar dan
ook bjj de ontzaglijke financieele en persoonlijke
offers gedurende 40, 50 en meer jaren zoo goed
als geen resultaten zjjn bereikt. Gelukkig is nu
10 jaar geleden Antwerpen voorgegaan en is een
paar jaar geleden Brussel gevolgd, gelukkig heeft
voor het arme Frankrijk Max Turmann, de met
goud bekroonde schrjjver over de Fransche patro
nages daar te lande, gewaarschuwd om het
werk der patronaten tot opvoedingswerk te maken
zooals hier te lande in enkele patronaten reeds
sinds meer dan 20 jaar geschiedt, 't Is niet meer
dan een plicht van hoffelijkheid bier te herinneren
aan bet bjjna 25 jaar bestaande werk der St. Jo-
zelfs-ambachtsleerlingen hier ter stedege zult
me wel vergeven, als ik op de tweede plaats noem
de St. Jozefs-amb. leer), te Delftdaarbij kan ik
nog Utrecht en Arnhem noemen inrichtingen
M. H., waar werkeljjk werd opgevoed, waar zoover
dat noodzakelijk of nuttig was de taak der ouders
werd overgenomen of verlicht, om hunne jongens
te vormen tot brave Christenen, tot degeljjke bur
gers.
Maar als ge mjjn eerste conclusie onderschrijft,
dat deze inrichtingen werkeljjk inrichtingen van
opvoeding zjjn, dan heb ik 't met geen bewijzen
meer aan te dringen, dat men daar als middelen
op de eerste en voornaamste plaats herhalings- en
voortgezet onderwijs heeft te gebruiken op gods
dienstig en maatschappelijk gebied.
De godsdienstkennis op school en catechismus
en in 't Christelijk huisgezin opgewekt, moet door
herhaling vaster en steviger worden niet alleen,
maar heeft noodzakelijk ook verdieping en uitbrei
ding noodigde algemeene ontwikkeling neemt in
alle standen, in middenstand en werkmansstand,
gestadig toe om de gevaren daarvan te voorkomen,
moet noodzakelijkerwijze de godsdienstkennis min
stens geljjken tred houden daarmee.
Pius X als Bisschop van Mantua zegt
«Laat ons er voor zorgen ontwikkelde, wel onder
wezen Katholieken te zjjn en de ons toevertrouw
den daartoe op te voeden, want de Kerk heeft
niets te duchten van wie haar bepraten, noch ook
van wie haar grondig onderzoeken, maar zjj heeft
alles te duchten van domme menschen alleen voor
onwetendheid is de Kerk bang".
Daarenboven, hoe moeilijker door verleiding en
allerlei gevaren het godsdienstig en zedelijk leven
wordt, des te steviger moet het geloof en daarvoor
ook de overtuiging der waarheid zjjn. En vooral
in onzen tijd van twijfelzucht en rationalisme moet
het geloof onzer jonge mannen meer nog dan in
den tijd van den Apostel Paulus een «rationale
obsequium", een redeljjke onderwerping, zjjn.
En hun die zeggen dit alles is voor de steden
waar en daar is dus rueer godsdienstkennis noodig,
dat geldt voor onze dorpen niet, hun antwoord ik
le. ook op de dorpen worden er meer opwerpin
gen tegen het geloof gemaakt, dan men oppervlak
kig zou meenen, ook daar dringt de zucht naar
ontwikkeling, tot meer lezen en onderzoeken door,
daar komen dikwjjlks reizigers of handelaars, onder
wijzers of beambten, die hun geleerheid zoo gaarne
luchten door het eenvoudig geloof der dorpelingen
aan te vallen maar 2e. in onze dagen van stoom
en electriciteit is de muur verbroken, waarachter
de dorpeling zoo veilig was een priester kan van
geen zjjner jeugdige parochianen weten of bjj op
later leven niet zal worden blootgesteld aan de
gevaren der steden, ik behoef alleen maar te her
inneren aan de velen, die door den militieplicht
van het land naar de steden worden geroepen.
En daar in die steden dreigen niet alleen
de gevaren voor het geloof, evenzeer of meer nog
wordt daar de Christelijke deugd belaagd. En
ook in dit punt is het verderf overgeplant naar
de dorpen. Meer dan ooit, 't is de getuigenis van
alle ernstige mannen, meer dan ooit is onze tjjd
een tjjd van zedenbederf en boosheid. En niet
weinigen meeDen in hun patronaat al zeer veel,
misschien wel alles te doen, als ze de jeugd zoo
veel mogeljjk trachten te houden buiten de ver
leiding, ver van de aanraking met het kwaad.
Dat deze loffelijke poging niet voldoende waar
borg voor een later Christelijk leven geeft, heeft
het buitenland, met name Frankrjjk bewezen,
waar sedert meer dan 50 jaren de patronaten in
dien geest met duizenden leden hebben gebloeid,
maar waaruit een geslacht van kerk vervolgers of
treurige onverschilligen is opgegroeid.
Neen, ook met 't oog op de verleiding en op
dreigend zedenbederf is 't noodig in de patronaten
een soliede kennis van de geloofswaarheden aan
te kweeken. Onbekend maakt onbemind, is ook
op den godsdienst van toepassing. Willen we,
dat onze jongens (waarom wordt 't zelfde van onze
meisjes nog niet gezegd) degeljjke Christenen zul
len zjjn, willen we dat zjj de praktijk van den
godsdienst in hun jeugdige jaren niet alleen, maar
ook als mannen zullen bljjven beoefenen, dan is
het niet genoeg om ze aan een bandje te nemen
en ze Zondags naar de kerk en eens in de maand
naar den biechtstoel te brengen, dan is het noodig,
dat zij weten, goed weten en begrjjpen, wat ze
moeten doen en waarom zjj die plichten moeten
vervullen. De kennis van den godsdienst moet in
onze dagen meer dan vroeger de grondslag van
het godsdienstig leven zjjn. De sleur, het voor
beeld van anderen, de dwang der ouders, het
woord van den pastoor dit alles is in onze
dagen zeker niet meer voldoende, om de velen
aan hun kerkelijke plichten te houden. Zelf dien
plicht kennen en dien plicht begrjjpen, is op den
duur noodzakelijk om den jongeling tot de ver
vulling daarvan te brengen.
En nu weet ik wel, dat de meest uitgebreide
kennis, de meest soliede onderwijzing niet altjjd
in staat zal zjjn den jongeling op den waren weg
te houdende hartstocht, door de verleiding op
gewekt en aangevuurd, zal dikwjjls sterker zjjn
dan alle bewjjzen voor de waarheid aan het geloof.
Maar de goed-onderwezene heeft zeker 90 pet.
meer kans om zich te bekeeren, om terug te ko
men tot den weg zijner jeugd, dan de domme en
onwetende in zjjn geloof.
a. Herhalings- en voortgezet onderwjjs op
maatschappelijk gebied. Met het begrip van
patronaat als instituut van opvoeding in onze
tjjd is noodzakelijk het begrip van herhalings-
en voortgezet onderwjjs verbonden. Om den
jongen en het meisje even zeer in staat te stel
len zelfstandig zjjn krachten te kunnen gebruiken
ter bereiking zjjner bestemming, is in onzen tjjd
inderdaad een mate van kennis noodig veel groo-
ter dan die hun op de lagere school wordt bijge
bracht. Ik behoef u niet te herinneren aan de
klachten zelfs van onderwjjzer over de jammerlijke
resultaten van het hooggeprezen onderwjjs onzer
dagen. Iedereen die kennis maakt met den jongen
uit onzen ambachtsstand nadat hjj een paar jaren
de school heeft verlaten, moet met bezorgdheid
constateeren, hoe luttel er van al het geleerde en
juist van het noodzakelijkstelezen, rekenen en
schrijven, mocht bekljjven. Alleen door het ge
leerde te onderhouden, te herhalen, zal de jongen
en het meisje in staat zjjn op later leven een ge
wonen dragel jj ken brief te schrjjven, de meest ge
wone berekeningen te maken, een courant te lezen,
een preek te verstaan, enz. Wie onzer zal bewe
ren dat het te hooge eischen zjjn In onzen tjjd
met zjjn democratische richting, waarin ook voor
den minsten werkman recht van meespreken en
naee oordeelen wordt gevraagd over de hoogste aan
gelegenheden, over de belangen van stad en land
waarin iedereen aan vereenigingen en vergaderin-.
gen doet; waarin de vrouw zelfs, om als steun
voor den man te kunnen optreden van organisatie
moet weten en kunnen spreken waarin de een
voudigste werkman door bestuursfuncties in zjjn
vereeniging het algemeen belang soms moet die
nen in dezen moet de algemeene ontwikkeling
zóó zjjn, dat iedereen in staat zij een gewone
courant te verstaan, een gewone redevoering te
volgen en dat de meer begaafden en jjverigen wer
keljjk een grondslag hebben om met goed gevolg
op voort te bouwen. O zeker loffeljjk zjjn de po
gingen door zoovele volksvrienden aangewend in
onze dagen, om onder verschillende standen, lagere
en hoogere, meerdere kennis aan te kweeken, in
cursussen, debatingavonden en dergelijkeeen glim
lach van medeljjden kan men soms echter niet
weerhouden, wanneer men b.v. na een wekenlan-
gen cursus over het socialisme door een der ijve
rigste toehoorders hoort vragen waarom de eerw.
inleider zoozeer op het socialisme heeft afgegeven,
terwjjl er toch wel degelijk goede sociale wetten
zjjn of wanneer een der vergaderde bestuursleden,
als hjj hoort beweren, dat het patronaat hier
staat tegenover den werkman, boos wegloopt, omdat
hjj meent, dat er op de patronaten wordt geschol
den.
Maar verder nog M. H., niet alleen voor
de algemeene belangen, maar voor ieders persoon
lijk belang is in onze dagen meer kennis noodig
dan vroeger. Elk vak, elk bedrjjf, een landman en
een winkelier, een fabrikant en een groenteboer,
ieder heeft zjjn vakblad en zjjn cursus, waarin de
nieuwste verbeteringen in het vak, de nieuwste
uitvindingen en toepassingen worden medegedeeld
en besproken en alleen bjj de kennis en de oor
deelkundige toepassing van dit alles is het den
ondernemer mogeljjk de scherpe concurrentie het
hoofd te bieden.
Als het patronaat moet opvoeden, dan is her
halings- en voortgezet onderwjjs daarin iets essen
tieels. En als ge dan, M. H, mjj gaarne toestem
mend, dat onderwjjs nuttig, misschien wel nood
zakelijk is met een groote dosis pessimisme mjj
vraagt, hoe het in t patronaat aan te leggen om
de leerlingen daartoe te brengen, omdat het pa
tronaat tpch voor den jongen altjjd iets faculta
tiefs, iets in van legen vrjje keuze dan heb ik
daarop een tweevoudig antwoord. Vooreerst is de
drang in jongens van 13-17 jaar, om zich meer
en meer te ontwikkelen inderdaad veel grooter
dan men oppervlakkig zou meenenen 't is de
ondervinding van allen, die het ernstig hebben
beproefd, op den duur en zelf zeer korten tjjd na
het beginnen, bindt de gelegenheid om zich te
ontwikkelen veel sterker aan het patronaat dan
de gelegenheid om zich te ontspannen. Het spreekt
van zelf, dat dit onderwjjs en de manier waarop
het wordt gegeven, geheel verschillend moet zjjn
met dat van de lagere school het moet op de
eerste en voornaamste plaats practisch zjjn. Op
dien leettjjd vooral, als de jongen zjjn eerste
schrede zet in de maatschappij van groote men
schen, dan voelt hjj van den eenen kant zich zoo
onbeholpen, dan wil hjj van den anderen kant zoo
gaarne groot zjjn en als grooten doen maar juist
daarom is hem de gelegenheid in het patronaat
geboden, om zich in de praktjjk van het leven te
oefenen, na korten tjjd zoo welkom.
Vervolgens is de bewering: het patronaat is
voor den jongen toch iets van vrjje keuze, maar
gedeeltelijk waar. Als het patronaat inderdaad
door practisch onderricht den jongen opvoedt voor
het leven, dan zal dit z»lfs door de meest zorge
looze ouders zeer worden gewaardeerd en deze
zullen den jongen zoo al niet dwingen, dan toch
zeer sterk aansporen, om zich onder de bescher
ming van het patronaat te stellen.
En deze medewerking der ouders en deze goedge
zindheid der leerlingen is den bestuurder van het
patronaat nog meer verzekerd, wanneer het patronaat
zich ook met de opleiding in het vak wil bemoeien.
Opleiding in het vak behoort zeker ook tot de opvoe
ding, omdat hierbjj werkeljjk door inwerking van
volkassenen de geestes- en lichaamskrachten worden
ontwikkeld, om den jongen in staat te stellen eens
zelfstandig op te treden. Maar ook dit gedeelte der
opvoeding kunnen de ouders in zoover zjj daarin
hebben te voorzien, niet naar behooren behartigen.
Het zoeken van een patroon of van een gelegen
heid waar het vak wordt geleerd, het centro-
leeren van de gevaren aan verschillende winkels
en leergelegenheden verbonden, het controleeren
van voldoende vorderingen in het vak, het be
hartigen van verschillende lessen in theorie, vak-
teekenen, boekhouden enz., dit alles en nog veel
meer kunnen de ouders niet of niet naar behooren,
omdat hun óf tjjd en lust, óf takt en bekwaam
heid of alles tegeljjk ontbreekt.
Maar dan is ook op dit gebied de werkzaam
heid van het patronaat aangewezen, dan moet het
patronaat ook de opleiding in het vak bevorderen.
Juist immers ook hierin wordt er ten opzichte
der aankomende jeugd, zooals in de andere sectie
van dezen Katholiekendag niemand minder dan
de deskundige Jos Cuypers zal betoogen, in den
tegenwoordigen tjjd maar al te veel gezondigd.
b. 'tls echter niet genoeg den jongeling te
vormen tot een knappen ambachtsman, tot een
ontwikkelden burger, tot een goed onderlegd
Katholiek kennis en wetenschap, hoe noodzakelijk
ook om op den duur braaf te bljjven, is niet vol
doende. Men moet niet alleen de beginselen ken
nen maar ook volgens die beginselen leven en
ook dit most in de jongelingsjaren en dan vooral,
worden geleerd en wel geleerd door oefening. Het
godsdienstonderwijs moet worden dienstbaar ge
maakt aan het godsdienstig levendoor opwek
king en aansporing en ook zonder dat dit onder
wjjs een preek behoeft te worden, vindt de pries
ter honderden gelegenheden om den godsdienstzin
aan te kweeken. Alleen reeds het verstaan der
kerkeljjke ceremoniën, het begrjjpen der symboliek
en dergelijke is daartoe een zeer krachtig middel.
Vooral door oefening moet het godsdienstig leven
bjj den jongeling worden opgewekt. Zoo moet het
patronaat, zonder nu juist den jongen aan de hand
te nemen en hem naar de kerk te brengen, toch
toezicht houden op het Mishooren des Zondags,
op het ter Communie gaan, enz. Dit moet echter
zoo geschieden, dat het aan den jongensaard van
dien leeftijd en aan de bedoelingen van het pa
tronaat beantwoord, d.w.z. de jongen wil als
een groote zelf handelen, vrjj kiezen, zelf
standig doen en zoodoende wordt dan ook werke
ljjk zjjn wil gestaald, zjjn karakter gevormd;zoo
doende wordt juist de bedoeling van het patro
naat bereikt.
Ditzelfde geldt voor de beoefening der Christe
lijke deugdende jongen moet niet alleen de
schoonheid kennen der engelachtige deugd, het
voordeel der spaarzaamheid, de noodzakelijkheid
der naastenliefde, het nut der matigheid - hjj
moet in het patronaat leeren zuiver en kuisch te
leven, door het vluchten der gevaren, hjj moet
sparen in het patronaat en matig zjjnhjj moet
de naastenliefde beoefenen. Zoo moeten in hem
worden aangekweektliefde tot den arbeid, zin
voor orde en netheid, onderdanigheid en eerbeid
voor overheden, offervaardigheid voor elkander,
het zich schikken naar anderen, het prijsgeven
van eigen inzicht, enz.
Zoo wordt de jongeling opgevoed, om zelfstan
dig zjjn bestemming voor tjjd en eeuwigheid te
bereiken*
c. Daar echter de mensch ook zjjn lichamelijke
krachten ter bereiking van dit deel noodig heeft,
moeten ook deze krachten ontwikkeld en tot vol
komenheid gebracht worden. En ook wat het
lichaam betreft, is voor harmonische ontwikkeling
werkeljjke leiding noodzakelijk en in zooverre ont
spanning, o.a. ook door het beoefenen van sport
en gymnastiek daarvoor noodzakeljjk of nuttig is,
in zooverre behoort dit ook tot de bemoeiingen
van het patronaat.
Als een kard. Mercier het niet beneden zich
acht om bjj zekere gelegenheid geheel onverwacht
een bezoek te brengen aan de zich oefenende
gymnasten van het patronaatals Z. H. de Paus
zelf een internationaal gymnastiekfeest organiseert
in het Vaticaan, de turners-clubs, wier défilé meer
dan een uur duurde, zegend, met eigen mond het
nut der gymnastiek en van het turnen voor lichaam
en geest prjjst dan is dat voor de bestuurde-
ren van patronaten ongetjjfeld een vingerwijzing
en bemoedigend voorbeeld.
Hier echter is eene waarschuwing voor het ge
vaar van overdrijving zeker op haar plaats. Zeker,
ook het lichaam heeft bjj de opvoeding zjjn
eischen, maar voor den redelijken en meer nog
voor den Christeljjken mensch, komt de zorg
voor het lichaam toch pas op de tweede plaats
het lichaam is dienaar, geen heerscher van den
geest en ook in de patronaatopvoeding mag die
orde niet worden omgekeerd. En waar dus door om
standigheden die lichameljjk opvoeding door turnen,
gymnastiek, enz. niet wel mogeljjk zou zjjn bjj gebrek
aan geld of ruimte of onderwijzend personeel, daar
kan en daar moet dus ook, het ander patronaats-
werk toch verricht worden. En dit te eerder, om
dat zoo heel gemakkelijk deze lichamelijke ont
wikkeling op de andere wjjze wordt aangevuld.
We kunnen echter deze lichaamsoefeningen niet
alleen beschouwen als doel der patronaatsopvoeding,
maar ook als middel voor den bloei van het patro
naat en als zoodanig komt elke ontspanning hier
in aanmerking. Over de ontspanning in het patro
naat M. H. zou heel veel te zeggen zjjn, maar ik
mag hier niet al te veel tjjd aan dit klein onder*
deel besteden. Maar al te veel heeft tot nu toe de
meeniDg geheerscht, alsof de gelegenheid voo
geregelde ontspanning een noodzakelijke aankleve,
een integreerend deel moest uitmaken van ee
patronaat. Omdat ik deze meening niet alleen valscn,
maar bepaald verderfelijk vind, zal ik te dien op'
zichte mjjne meening frank en vrjj opzetten. Voor
eerst dan een enkel feestje op bescheiden voe
eens of tweemaal in het jaar, acht ik bjj elk Pa
tronaat gewenscht en noodig. Ik ben bljj bier de
woorden te kunnen aanhalen van den grooten
werker, die in verre landen van ons is heengegaan
maar wiens geest in onze vergadering nog ommeJ
waart. In zjjne bekende rede over de Encycliek
Rerum Novarum, te Vlissingen gehouden, zegt Dr.
Scbaepman «Ook in de (vereeniging) is de zon
onmisbaar en heeft de vrooljjkheid haar recht,
maar zooals ieder recht gedekt wordt door een
plicht, zoo heeft ook hier de vrooljjkheid ten plicht
om aan den ernst de eerste en hoogste plaats te
laten".
Ziedaar M. H. waarom ik dit punt in mjjne con
clusie aldus heb geformuleerd ontspanning (daar
bij is begrepen iichaarasontwikkeling) slechts it
zooverre die noodzakeljjk of nuttig en mogeljjk is-
III. Deze patronaatsopvoeding M. H. eindigt uit
den aard der zaak als de eigenljjke opvoeding op
houdt als de jongeling in staat is zelfstandig zÖne
krachten te gebruiken tot bereiking van zjjn levens
doel. Hoe eenvoudig en waar deze stelling 00k
klinkt, in de praktjjk is zjj niet zoo eenvoudig-
Juist omdat patronaatswerk opvoeding is, daarom
is het een zoo zwaar en moeiljjk werk; want al
is de kern van menigen jongen inderdaad goed en
gaaf, de bolster is dikwjjls zoo hard en dik, dat
het geduld en het volhardingsvermogen der bestuur-
deren op een zeer harde proef wordt gesteld. Maar
wanneer dan door moeizamen arbeid van 4, 5 jaren
de zeer gebruikbare kern eindeljjk ontbolsterd is,
dan is het zeer natuurlijk, dat men sympathie
voor dien jongen heeft opgevat. Dat men gaarne
nog wat langer van de vruchten dier opvoediDg
profiteert, dat men gaarne zjjn hulp gebruikt
bjj spel en uitvoering, bjj bestuur en bemoeiingen.
En toch een bestuurder, die den aard van bet
patronaat begrjjpt, die niet eigen voldoening, maar
het belang der jongens en van zjjn patronaat zoekt
die iets verder ziet dan het eigen kringentje en
het algemeen belang van kerk en maatschappij
hoöger stelt dan het eigen »ik", kan niet aarzelen
om dat offertje te brengen en de jongens die den
volwassen leef tjjd bereikten, wier opvoeding in
strikten zin is voltooid, te ontslaan. Evenals op
catechismus en school moeten de klaargemaakten
plaats maken voor den nienwen, die staan te
wachten. Maar ook het belang der jongens zelve
vordert ditdr. Schiela, secretaris der Zuid-Duit-
sche Jugend-Vereien (onze patronaten) scbrjjft
daarover o.a.«wat is er een groote klove tus-
schen leerling en gezelonder de leerlingen
moet hjj onvoorwaardelijk den toon aangeven.
Wel heeft juist deze verbeelding dikwjjls ten ge*
volge, dat de jongeling juist daarom liever in de
Jugend-Vereine bljjven om daar als voormannen
geëerd te worden en geacht, terwjjl zjj in de
jongelingen-ver. juist op de laagste plaatsen achter
de anderen komen. (maar) gezellen be
hooren in de gezellen-vereeniging, onze jongelingen
als leerlingen in de patronaten. In Augsburg
heeft de diocesane dag der Kath. leerlingvereeni-
gingen de volgende beslissing genomen«De
diocesane vergadering der Kath. leerlingenvereeni:
gingen wenscht, dat de nauwe aansluiting van de
leerlingen-ver. met de gezellen-ver. behouden bljjft
en de leerlingen tjjdig naar de gezellen-ver. ver
wezen wordenMet het 17e of 18e jaar
houdt het lidmaatschap in het patronaat voor den
jongen van zelf opde behartiging hunner
belangen vinden zjjn absoluut niet meer in het
patronaat, maar in de gezellen-verZoo al
leen is een gelijkvormige behandeling van alle
leden onpartjjdig en objectief te verkrjjgen, zoo
alleen bljjven den bestuurders onpleizierige onder
vindingen van den kant van oudere en meer zelf
standige leden bespaard* Wanneer de patronaten
op deze wjjze willen werken, moeten zjj onvoor
waardelijk en zonder dralen hen die oud genoeg
zjjn voor opneming, aan de gezellen-ver. afgeven,
niet met dwang maar wel door zedeljjken in
vloedMaar dan moeten ook de gezellen-
ver. hun 't toetreden tot de vereeniging niet
tegen maken. Het is beiden ten voordeel, der Kerk
ten heil en der jeugd ten beste".
Als dr. Schiela hier alleen gezellen-vereeniging
noemt, dan wordt daarmede niet alleen de St.
Josefs-gez. ver., maar elke R. K. jongelingen ver
eeniging bedoeld. En in mjjn conclusie heb ik
opzetteljjk R K. jongelingen-ver. genoemd, omdat
er buiten de gezellen-ver. nog wel andere ver. zjjn,
die eveneens aan het doel beantwoorden, de vruch
ten van de patronaatsopvoeding bjj de jongens
duurzaam te maken.
2e Afdeeling (V a k o n d e r w jj s).
De heer Jos. Cuypers, architect te Amster
dam, hield de volgende rede over de Vakscholen.
1. Dat de R. K. Kerk ook in onze hedendaag-
sche samenleving, zoo goed als gedurende de Mid
deleeuwen en de eeuwen dat 't Christendom
Europa uit de hand der Barbaren heeft opgevoed
de beste en edelste elementen uit de antieke
beschaving heeft verzameld en overgeleverd aan
de komende geslachten dat diezelfde Katho
lieke Kerk steeds haar opvoedende taak als plicht
moet bljjven beschouwen, is eene stelling, die ik
onder u, mjjne toehoorders, niet behoef nader
uiteen te zetten.
Deze plicht berust immers op 't w e z e n zelf
der Kerk als hoogste intellectueele instelling.
De godsdienst is voor den mensch de
hoogste kennis.
Zjj leert hem allereerst de beginselen van het
bovennatuur ljjke leven; en daaruit af
geleid, daarmede in onmiddelljjk verband staande
den grondslag en het einddoel van ons lichameljjk
bestaan.
Geeft de godsdienst ons eenerzjjds den sleutel
tot den oorsprong van alle verborgenheden der
natuur, - dan leeren wjj ook daaruit afleiden hoe
wjj ons te gedragen hebben in alle omstandighe
den van ons leven, ook in die zaken, welke betrek
king hebben op ons tjjdeljjk bestaan, op
onze broodwinning op onze stoffeljjke verplich
tingen ten opzichte van ons zeiven en van anderen.
Wjj houden dus vast aan de overtuiging, dat
de godsdienstige beginselen alle onderwjjs
beheerschen en de R. K. Kerk als de eenige
zuivere en algemeene stichting door Gods Zoon op
aarde, is aangewezen, om alle takken van onder
wjjs te bevorderen en zoo noodig te geven aas
hare kinderen.