Staten-Generaal.
Stads- en Gewestelijk Nieuws.
De aanslag op den koning van Italië.
Gister-avond, omstreeks 6 uur, heeft de Ita-
taliaansche gezant te 's-Gravenhage, de Hertog
van Calvello, van zijne regeering het offieieele be
richt ontvangen van den mislukten aanslag op
den Koning van Italië.
De gezant ontving gistermiddag het bezoek van
den adjudant van dienst van H. M. de Koningin,
die den vertegenwoordiger van Koning Victor
Emmanuel namens Hare Majesteit Hare geluk-
wenschen kwam anbieden met de verijdeling van
den aanslag.
Verder mocht de gezant in den loop van den
middag de bezoeken ontvangen van leden van de
hofhouding en van autoriteiten, die hem kwamen
gelukwenschen, o.a. van Hr. Ms. grootmeester
baron Sirtema van Grovestins, die indertijd aan
het hoofd stond van een bijzondere zending, door
H. M. de Koningin naar Rome afgevaardigd, den
vice-president van den Raad van State, jhr. mr.
Röell, baron de Vos van Steenwijk, directeur van
Hr. Ms. Kabinet, enz.
De obstructie in den Utrechtschen
gemeenteraad.
In de gisteren te Utrecht gehouden raadszit
ting werd door dr. J. van Leeuwen een verkla
ring afgelegd, waarin hij mededeelde, dat hij en
zijn medelid, de heer O. de Weerd, in de twee
vorige vergaderingen obstructie hadden gevoerd,
naar aanleiding van het niet ten uitvoer leggen
van het raadsbesluit, inzake de dienstregeling
van het trampersoneel. Daartegenover hadden
spr. en zijn partijgenoot 'n partijdaad gesteld en
protest geuit, hetgeen reglementair niet in de
notulen kon geschieden. Spr. achtte thans dat
doel bereikt en verklaarde hiermede de obstructie
voor geëindigd.
De voorzitter gaf een uitvoerige uiteenzetting
van het verloop der zaak en meende, dat de raad
in deze volkomen correct gehandeld had. Spr.
meende, dat de heer Van Leeuwen geen recht
had om obstructie te voeren, daar obstructie een
zeer bedenkelijk wapen is in een wetgevende
vergadering en waardoor noodlottige gevolgen
plaats kunnen vinden in een besturend lichaam,
Spr. deed het genoegen, dat de obstructie voor
geëindigd werd verklaard en hoopte dat zooiets
in de toekomst niet meer gebeuren zal.
Verschillende leden voerden nog het woord, o.a,
mr. Van Bolhuis, die verklaarde thans niet meer
de belofte te kunnen doen, om steun te verlee-
nen aan voorstellen van de sociaal-democraten,
teneinde ze in den raad behandeld te krijgen.
Dr. van Leeuwen zei, dat het om een verschil
van uitlegging gaat over een raadsbesluit tusschen
hem en den raad. Met nadruk verklaarde spr.
echter, dat hij, zoo noodig, ook in de toekomst
van zijn recht tot obstructie voeren gebruik zal
maken.
De voorzitter antwoordde hierop, dat hij
hoopte, dat dr. van Leeuwen steeds een raad te
genover zich zal vinden, die bewust is zijn plicht
te moeten doen en zich zijn verantwoordelijkheid
te binnen zal weten te brengen. ^Applaus).
Hiermede waren de discussies gesloten.
TWEEDE KAMF.R
Zitting van Donderdag i4 Maart.
Indische Comptabiliteitswet.
De beraadslaging werd voortgezet over het
wetsontwerp tot nadere wijziging en aanvulling
uer Indische comptabiliteitswet en wel over art
1 en het daarop voorgesteld amendement-Bo-
gaardt c.s. om de fiuancieele scheiding tusschen
het moederland en de kolomen op duidelijke
wijze in de wet vast te leggen.
De heer De Meester opperde bezwaar te
gen het woord «geldmiddelen" in het amende
ment en gat in overweging daarvoor in de plaats
te stellen baten en lasten."
De heer Van Ka r n e b e e k betoogde, op de
gisteren reeds medegedeelde gronden, dat het
onnoodig is in het aitikel de bepaling op te ne
men dat Indië rechtspersoonlijkheid bezit. Dit
is ook overbodig om aan lndië de bevoegdheid
te geven om te leenen. Spr- zou dus het woord
rechtspersoonlijkheid weer uit de wet willen ne
men, hetgeen door den heer Bos werd bestre
den. Het amendement Bogaardt past zijns inziens
uitstekend in deze wet en aan het woord «geld
middelen", geeft hy de voorkeur boven «baten en
lasten Achter het woord «geldmiddelen" zou
hij nog willen voegen «vermogen" van Neder
land en Ned.-Indië.
len einde Indië in de gelegenheid te stellen
aangegane leeningen ook te garandeeren stelde
hij als amendement voor in art. 14 na het woord
«aangegaan" te doen volgen »of gewaarborgd."
De heer De Beaufort achtte het onver
standig het woord rechtspersoonlijkheid nu weer
uit de wet te nemen. Liever zag hij de bedoe
ling nog verduidelijkt, hetgeen de heer Bogaardt
verklaarde volkomen met hun eens te zijn. Ziin
amendement w ijzi«ende, veranderde spreker het
woord «geldmiddelen" in «eigendommen, baten
6n lasten.
De Minister v. K o 1 o n i e n fde heer De
Waal Malefyt) bestreed het denkbeeld om het
woord rechtspersoonlijkheid weer uit de wet te
nemen Dit zou gevaarlijk en bedenkelijk zijn
Met de strekking van het amendement-Bogaardt
ging de Regeering accoord maar noch in zijn
oorspronkelijken noch in zijn gewyzigden vorm
is het amendement noodig, evenmin het amen
dement-Bos c.s, (het garandeeren der Indische
leeningen door Indië). Toch had de Minister
geen bezwaar tegen dit amendement als de voor
stellers het aldus willen doen luiden: «Behou
dens het bepaalde bij het tweede en derde lid-
van dit artikel worden geldleeningen ten laste
van JNederl.-Indië met aangegaan, nochseld-
'"gen door N e d e r l.-I n d i g e-
waarborg d, dan krachtens de wet" enz.
De heer Bos bracht die wijziging aan.
De Minister nam het gewijzigde amende
ment-Bos c.s., op artikel 14 over en verklaarde
de beslissing over het amandement-Bogaardt c. s.
op art. 1 aan de Kamer over te laten.
Nadat de Commissie van Rappor
teurs zich eenstemmig voor het amendement
Bogaardt c.s. had verklaard, nam de Minister
ook dit amendement over.
In stemming kwam daarna de le alinea van art.
1 (de rechtspersoonlijkheid) welke werd aange
nomen met 51 tegen 10 stemmen., zoodat de
rechtspersoonlijkheid van Indië in deze wet is
vastgelegd. De overige artikelen werden goed
gekeurd en de eindstemming bepaald op later
vast te stellen dag.
Na de pauze werden eindstemmingen gehouden
over de Armenwet en over de E r fg o o i-
e r s w e t.
Beide werden zonder hoofdei ij kestem-
m i n g goedgekeurd.
Aierna komt in behandeling het wetsontwerp
houdende bepalingen totbescherming
van in het wildlevende vogels.
Het algemeen debat werd geopend door den
heer F 1 esk ens, die voor het ontwerp dank
baar, maar niet er door voldaan is, daar het nog
niet rationeel genoeg is voor de vogelbescherming.
Uitsluiting van bescherming van een zekere cate
gorie van vogels, die voor den landbouw schade
lijk zijn, zooals roeken, spreeuwen, musschen, is
noodzakelijk, wil deze vogelwet ooit by den land
bouwenden en tuinbouwenden stand populair
worden.
Zij die het wetsontwerp alleen van ethisch
standpunt wenschen, kunnen door het wetsont
werp, niet bevredigd zijn, omdat de ethischen
meer verlangen dan het wetsontwerp geeft en
geven kan. De bezwaren tegen een goede toe
passing van de vogelwet acht spreker overdreven,
maar desniettemin is hij van meening dat, wil
het ontwerp aan de verwachtingen voldoen de
uitvoering der wet samen zal moeten gaan met
de verspreiding van gezonde ideeën over vogel
bescherming.
Intusschen acht spreker ondanks alles de tot
standkoming van het ontwerp van groot gewicht
voor land-, tuin- en boschbouw.
De heer Van Nispen (Nijmegen) betoogt,
dat de Minister, waar het ontwerp oorspronke
lijk beoogd heeft bescherming van alle in het
wild levende vogels, van welke hoofdlijn echter
is afgeweken, goed zal doen een spaarzaam ge
bruik te maken van de bevoegdheid, hem bij
het ontwerp gegeven, om bij algemeenen maat
regel van bestuur de vogels aan te wijzen die
van bescherming zijn uitgesloten.
Spreker dringt verder aan op verbod van blinde
lokvogels.
De heer v. d. Bergh van Heemstede
klaagt dat de Regeering by dit ontwerp te the-
ortisch en te eenzijdig is te werk gegaan en niet
gelet heeft op bezwaren die verschillende organen
op jacht- en vogelgebied hebben geopperd, en
wier adressen eenvoudig genegeerd werden.
De heer T y d e m a n betoont zich voorstander
van vogelbescherming in het algemeen. Voor
hem is de ratio van wettelijke vogelbescherming
dat alle vogels beschermd moeten worden tot in
standhouding zoowel van de vogels zelve als van
de vogelsoort.
Daarom is het een bekrompen standpunt om
de vogelbeschermin? te baseeren zooals het ont
werp doet. Uitsluitend op de economische be
langen van landbouw, tuinbouw enz., kortom de
cultuur van den grond.
.^eer. T y d e m a n wijst verder op de groote
moeilijkheid, om een materie als de vogelbescher
ming technisch wetgevend te regelen. Men staat
daarbij immers te zeer op beperkte kennis op dit
gebied en loopt daardoor telkens vast. Daarbij
moet men niet te veel rekenen op de macht van
den mensch om in te grijpen in de macht der
natuur. Men had zich by dit ontwerp moeten
bepalen tot het tegengaan van vogelmoord op
groote schaal, door verbod b.v. van het gebruik
van uitmoordende middelen als netten van 1 ki
lometer lengte e.d.
De Minister is uit den weg gegaan voor den
land- en tuinbouwenden stand en heeft zijn be
ginsel van algemeene vogelbescherming opgegeven.
Door een lijst te geven in het wetsontwerp van
de als schadelijk aan te merken vogels zal men
zich uit den aard der zaak bij uitstek gaan toe
leggen op uitroeiing van die vogels.
Spreker acht dus dit wetsontwerp geen geluk
kige oplossing, zoodat er dus weinig succes van
te verwachten is. De politie-controle zal zeer be
zwaard worden door het stelsel van vergunningen
en de strooperij zal worden in de hand gewerkt.
Wegens zijn hoofdgrief: de wetenschappelijk
en practisch onhoudbare scheiding tusschen scha
delijke en nuttige vogelen, welke het ontwerp
maakt, behoudt spreker zich zyn stem alsnog
voor, in afwachting hoe het ontwerp alsnog uit
den smeltkroes der debatten zal te voorschijn
komen.
De heer Feenstra oordeelt dat dit wetsont
werp de bestaande anarchie op het gebied van
vogelbescherming zal laten voortduren en meent,
met de commissie van rapporteurs, dat de thans
voorgestelde maatregelen totaal onuitvoerbaar
zullen blyken, wat spreker met verschillende
voorbeelden toelicht.
Spreker zet uiteen, dat op de lyst van schade
lijke vogels, welke mogen gedood worden, feitelyk
slechts te brengen zullen zyn de spreeuwen en
de lijsters, maar de andere doer den landbouw
als schadelijk beschouwde vogels rallen er buiten.
Daarom kondigt spreker een amendement van de
Commissie van Rapporteurs aan, strekkende tot
verruiming van de vergunning om vogels, door
den landbouw enz. als schadelijk beschouwd te
mogen dooden.
De heer Hugenholtz klaagt, dat het ont
werp niet voldoende rekening heeft gehouden met
de belangen van den kleinen man, zooals de eie-
renzoekers in Friesland en de vogelvangers. Geen
hunner is bij de samenstelling van het ontwerp
gehoord, en eerst na de krachtige igitatie, welke
in friesland tot uiting is gekomen, hebben de
Friesche eierenzoekers in het ontwerp een bepa
ling gekregen in hun belang.
Spreker ontraadt in te gaan op den aandrang
tot den Minister gericht om de lijst der kooivo-
gels zoo beperkt mogelijk te maken. Een eerste
vereischte is, dit wetsontwerp waarmede spreker
in 't algemeen sympathie uit, populair te maken.
De heer De Beaufort spreekt in gelijken
geest als de heer Tydeman, en wyst op het feit,
dat velen, die met het beginsel van de wet sym-
pathiseeien, de mogelykheid van hare uitvoering
betwyfelen.
In dit verband wijst spreker o.a. op den om
slag verbonden aan het aanvragen van vergunning
om te dooden. De eigenaar van een vruchten
boomgaard, die last heeft van de vogelplaag, zal
't kunnen zien gebeuren dat zijn geheele boom
gaard leeggevreten is, vóór hij vergunning heeft
bekomen. Bovendien staan de resultaten van wet
telijke vogelbescherming lang niet vast. Spreker
zal tegenstemmen, omdat hij een demoraliseeren
den invloed van het ontwerp verwacht.
De heer L i e f t i n c k betwist den heer Tyde
man, dat alle vogels nuttig zijn en daarom be
schermd moeten worden. Er is wel degelijk on
derscheid tusschen schadelijk- en niet schadelijk
gevogelte. In dat verband verdedigt spreker de
zoo gewraakte lystervangst, die niet zoo verschrik
kelijk is en voor 500 huisgezinnen een aardige
bijverdienste is, een soort «duurte-toelage," welke
spreker dien menschen gaarne gunt. Spreker zal
vóór het ontwerp stemmen.
De heer Heemskerk, die geen voorstander
is van volstrekte vogelbescherming, oordeelende
dat deze gebaseerd moet zijn op de belangen van
landbouw en visscherij, sluit zich aan bij hen,
die een te strenge vogelbescherming, waardoor
veler belangen worden geschaad, afkeuren.
Heden voortzetting.
Weerbericht.
Telegrafisch bericht naar waarnemingen, verricht
in den morgen van 14 Maart 1912, medegedeeld
door het Kon. Ned. Met. Instituut te de Bildt.
Hoogste barometerstand 773.5 te Horta.
Laagste barometerstand 737.6 te Vestmanoer.
Verwachting tot den volgenden dag meest ma
tige zuidelijke tot zuidwestelijken, later weer
krimpende wind, betrokken met regen, later tij
delijk opklarend, vooral des ochtends iets frisscher.
De glasfabrieken.
Gister was er ten Raadhuize gelegenheid tot
het indienen van bezwaren tegen de oprichting
van een glasfabriek door de heeren R. J. Kleipool
en T. A. J. Zoetmulder op een terrein in den
's-Gravenlandschen polder, sectie H. no. 646,
onder de gemeente Schiedam.
Er waren niet minder dan 18 personen ver
schenen, die voor zich-zelf ot namens andere be
langhebbenden kwamen klagen over den hinder en
schade, welke de glasfabrieken te dezer stede nog
steeds veroorzaken.
In 't byzonder waren het de tuinders aan den
Overschieschen weg, die enorme schade lyden, door
dat het gewas op hun land totaal vernietigd of
zwaar beschadigd wordt.
Allen waren sterk tegen de oprichting van
de nieuwe fabriek.
Namens de aanvragers werden de onderschei
dene klachten bestreden door mr. J. Knottenbelt,
advocaat te Rotterdam.
Cursus in Handenarbeid.
Dat de Cursus in Handenarbeid zich by voort
during in de sympathieke belangstelling van Schie
dams ingezetenen mag verheugen, bewees het
druk bezoek dat gisteravond aan de openbare les
van 6-8 ure in het bekende lokaal boven de
Beurs gegeven, ten deel viel. Met blykbaar wel
gevallen werd het nuttig werk van dezen cursus
gadegeslagen 't Was dan ook een waar genot, de
jongens onder leiding hunner bekwame onderwij-
wijzers zoo vlytig bezig te zien, met zaag, beitel
en schaaf en hun werk te zien verrichten met
een ernst alsof 't geen liefhebberyzaakje, maar
verplichten beroepsarbeid gold.
Verschillende fraaie, goed afgewerkte voorwer
pen in hout en carton gaven blijk van het dege
lijk onderwijs dat op dezen cursus gegeven wordt.
Werkelyk mag die een voorbereiding geacht wor
den voor zoo vele jonge lieden uit den burger
stand, die later geroepen zyn met den arbeid
hunner handen in de veelzydige behoeften des
levens te voorzien. De openbare les gaf ook dit
maal weder bewjjs van de goede vorderingen die
hier onder voortreffelijke leiding worden gemaakt.
Zij toonde, dat met dit onderwijs een verdienste-
'Ük werk ten algemeenen nutte wordt verricht.
B1 ykens inlichtingen, welke wij
heden hier ter stede hebben bekomen, moet de
voorraad kolen voor de branderijen en andere
fabrieken nog toereikend zijn voor enkele weken.
Ook de gasfabriek en waterleiding hebben nog
een voldoende kwantum kolen.
Intusschen zijn reeds enkele partyen Limburg-
sche kolen hier aangevoerd en zullen, zoo noodig,
als de nood aan den man komt, ook briketten
worden gestookt.
by de politie gedaan, dat zijn schoonzoon het
huisraad dat hij van hem in gebruik had, kort
en klein had geslagen.
Andere huishoudelijke artikelen, zooals kleerent
schoenen enz., had hy stuk gesneden.
UIT DELFT.
De watervoorziening.
Het rapport van de Gezondheidscommissie alhier
stelt allereerst vast, dat geen der leden van de
commissie door speciale studie en praktjjk vol
doende op hoogte is, om over alle by het onder
werp betrokken punten een gezaghebbend oordeel
te hebbende commissie wendde zich daarom
tot erkende deskundigen zoowel binnen als bui
ten Delft.
Het voorstel van de commissie laat zich als
volgt samenvatten
Van algemeen standpunt is in ons land iedere
ontleening van water aan onze groote rivieren
ten behoeve van een drinkwaterleiding te ver
werpen. De vervuiling van die rivieren, buitenen
binnen onze grenzen, is daarvan oorzaak. Neemt
men echter, noodgedwongen, tot rivierwater zijn
toevlucht, dan moeten de grootst mogelijke waar
borgen bestaan, dat het water ten allen tijde aan
billijke hygiënische eischen voldoet. De Schie-
damsche prise d'eau verkeert van alle rivierlei
dingen in de allerongunstigste conditie en zal dat
in de toekomst nog meer doen door de toene
mende bebouwing van de rivieroevers. Het Schie-
damsche water is op dit oogenblik vrjj goed by
toeneming van het rendement met 50 pet. zal
echter van betrouwbaarheid geen sprak zijn. Te
Schiedam heeft eens om de 14 dagen een contróle
van het leidingwater plaats, en toen voor enkele
jaren het Maaswater met cholorabacillen besmet
was, raadden B. en W. van Schiedam den inge
zeten hun drinkwater te koken, terwijl men in
Rotterdam zekerheid had, dat het water absoluut
betrouwbaar was. Te Rotterdam heeft men zeer
leerzame ervaringen over het nut van dagelijk-
sche contróle. Delft zou met Schiedam geen con
tract voor waterlevering mogen aangaan, tenzjj
daarbjj een dagelyksche eontróle op de zuivering
van het water door eigen, beslist deskundige
ambtenaren werd bedongen.
Met klem komen B. en W. van Schiedam tegen
dit rapport op. In een door hen overgelegd ver
weer van den directeur, dr. van Rietschoten, wordt
een vergelijking gemaakt tusschen het resultaat
vau het bacteriologisch onderzoek van het water
te Rotterdam en te Schiedam, dat doorloopend
ten gunste van laatstgenoemde plaats uitvalt
wordt wijders gewezen op het groote voordeel
van het filteroppervlak te Schiedam, zoo groot als
relatief geen ander waterwerk tot zijn beschikking
heeft, en wordt de waarschuwing van B. en W.
in 1909 om het drinkwater te koken toegeschre
ven aan een soort sleur van de overheid, om de
bevolking te waarschuwen bij naderend gevaar,
een zorg, in vroeger tjjden volkomen gerechtvaar
digd, thans voortgezet, hoewel niet direct noodig.
B. en W. van Schiedam leggen nog over de
tusschen hen en het gemeentebestuur van Rotter
dam gevoerde correspondentie in het belang van
het zooveel doenlijk zuiver houden van het rivier
water, ten bewijze, dat het rapport van de Gezond
heidscommissie te Delft op onware inlichtingen
steunt.
De commissie voor het beheer van de gemeen
tebedrijven, die, na het ongunstige rapport van
den directeur van de Delftsche waterleiding over
die te Schiedam het haar plicht achtte een zelf
standig onderzoek in te stellen naar aard en om
vang van de waterwerken te Schiedam en te Rot
terdam, heeft haar uitvoering rapport aan B. en
W. doen toekomen, met verzoek dat over te leg
gen aan den raad.
Omtrent haar bezoek aan Schiedam zegt de
commissie o.a., dat haar aan de winplaats van de
waterleiding aldaar bleek, dat het fundamenteele
vermogen van de Schiedamsche waterleiding be
duidend grooter is dan dat der Delftsche duin
waterleiding te Monster dat door de onmiddellijk
aangrenzende aanwezigheid van ongeveer 14 H.A.
terrein, eigendom van de gemeente Schiedam,
het vermogen zonder bezwaar zeer veel kan wor
den vergroot door den door niets belemmerden
bijbouw vau zooveel filters bij de vjjf bestaande
als mochten noodig blyken, en dat de rivier de
Maas ter plaatse voldoende breedte heeft om de
gedachte aan vervuiling van het water, gelijk
staande met onbruikbaarheid, buiten te sluiten.
Omtrent het aantal malen dat het water bac
teriologisch wordt onderzocht, laat het gemeente
bestuur den directeur volkomen vrij. Elke week
geschiedt dit ten minste eenmaal en verder zoo
dikwijls als de directeur of het controleerend
laboratorium noodig acht. Het onderzoek geschiedt
door dr. J. H. van 't Hoff, bacterioloog te Rot
terdam.
Met de grootste zorgvuldigheid waakt Schiedam
tegen vervuiling vande river. Vergelijkende kiem-
proeven, genomen op het Rotterdamsch en het
Schiedamsche water, waarvan dr. Van Rietscho
ten tabellen met de resultaten ter tafel had, toon
den on wederleg baar aan dat het water van Schie
dam doorloopend van beter gehalte is dan dat
van Rotterdam. Het waterwerk te Schiedam is
het eenige in den lande, dat in staat is tweema
len te filtreeren, doordien er bij den bouw op is
gerekend, dat de eene filter in serie moest kun
nen worden gekoppeld aan een tweede. Eene ver
gelijking met Rotterdam doet zien, dat het be
staande filteroppervlak per verbruikten M8. water
voor Schiedam bedraagt 4.8 M2. en voor Rotter
dam 2.6 M*.
Voegt men aan dit alles toe het feit dat B. en
W. van Rotterdam zich by brief van 24 Dec. 1907
jegens Schiedam verbonden hebben, geen riolen
voor faecaliën of menagewater te doen loozen op
de rivier tusschen Wilton's werf en de winplaats
van de Schiedamsche waterleiding, dan is naar
het oordeel van de commissie voldoend aange
toond, dat het Schiedamsche waterwerk lo. in staat
moet worden geacht zoowel oogenblikkeljjk als in
de toekomst in de behoefte van Delft aan water
te kunnen voorzien 2o. dat van toenemende ver
vuiling van het rivierwater geen sprake is3o.
dat het Schiedamsche water zoo goed is van hoe
danigheid als van rivierwater slechts kan worden
verwacht; 4o. dat de wetenschappelijke contróle
systematisch en met de meeste nauwgezetheid
geschiedt.
De commissie concludeert ten slottedat er,
naar haar oordeel, geen redenen zyn om aan het
water van Rotterdam de voorkeur te geven boven
Gisteren is door een man klachte