Verspreide berichten. Binnenland. Stads- en Gewestelijk Nieuws. Gemengd Nieuws. Ned. R. K. Volksbond. ste'en belangrijkste zeehaven in Ëuropeesc'h Tur kije. De Golf van Saloniki vormt een natuurlijke, mime en veilige haven, die voortreffelijke anker plaatsen oplevert, en de natuurlijke stapelplaats is der uit Macedonië afkomstige handelswaren, die pier 'karavaan en door de spoorlijnen van TJs- kub, Monastir en Dedeagatsch worden aangevoerd. Eerstgenoemde lijn, die tot Mitrovitza is doorge trokken en over Nish-Belgrado aansluiting heeft op het Oostenrij'ksche nel, heeft echter vooralsnog gemis aan de noodige zijlijnen. De belangrijkste export-artikelen (in het jaar 11107 ter waarde van 18.670.800 markzijn graan en mais, zijdecocons, gedroogde vellen en tabak. Ingevoerd wordt petroleum, katoen en metaalwa ren uit Engeland, suiker, koffie, rijst, zout, tabak, oliën, zeep', enz. In het jaar 1907 (over latere cijfers is nog niet te beschikken) werd deze invoer, ten bedrage van 55.565.400 mark. Verscheidene stoomvaartlijnen onderhouden een geregeld verkeer met Saloniki. De stad is zetel van talrijke consulaten, een filiaal van ae ,,Banquo Ottomane" van de Ban que de Salonique" en van Turksche en Oostenrijksche Handelsk a mors Saloniki telt 1.130.000 inwoners, en ligt oos telijk van de Golf van Saloniki, aan een Ier wes telijke uitloopers van den Chortiadsj-berg, aan het oostelijk uiteinde van de uitmondingsvlakte van der Ward ar. Van de inwoners zijn meer dan- de- helft Israëlieten, die in de 16e eeuw uit Spanje hier geimmigreerd zijn. De rest is verdeeld in Grieken (25 o/o) Turken (15 o/o), Bulgaren, Ser viërs en Zinzaren (ieder 5 °/o)v Van de zee uit gezien, levert de amphitiaters- gewijz-e gebouwde stad een schilderachtigen San- blik op. Sedert de verwoesting van het Ghetto bij den gtrooten brand van 1890, is Ojok net in wendige der stad aanmerkelijk verfraaid. De stad heeft den vorm van een onregelmatig en drieh lex, waarvan een zijde gtevormd wordt door de prach tige kade langs de reede van Saloniki. Van deze kaden af stijgt de stad langs de berghelling om hoog. Zij is omgeven met een ouden steenen met torens bezetten wal. ■De haven wordt verdedigd dooir een oud fort bij bet douane-kantoor en door het fort Platamona ten westen van de stad. Saloniki, dat de zetel is van een G ri kuchen aartsbisschop, heeft 40 synagogen, evenveel mios- keeën, 16 kerken, een Grieksch en een Bulgaa 'sch gymnasium, een handelsschool en volksscholen van allerlei nationaliteit, waaronder oen Duiuche met 200 leerlingen. Allerlei nieuws. De Engelsche kruiser »Yarmouth" en de Ne- derlandsche kruiser «Gelderland" zijn te Smyrna aangekomen. De «Reichspost" verneemt uit Belgrado, dat het Grieksche blad «Akropolis", te Belgrado in beslag genomen werd, daar het meldt, dat diep gaande meeuingsverschillen bestaan tusschen den commandant van het Grieksche leger te Saloniki en den commandant van het Servische leger, dat eveneens oprukt naar deze stad. De Servische cavalerie nam te Dojran 1000 man gevangen. Toen de inwoners der stad de nadering der Serviërs vernamen, ontwapenden zij de Tur ken, sloegen een kolonel in boeien en ontvingen daarop de Serviërs met geestdrift. Het eerste regiment infanterie nam de Turksche troepen gevangen, die uit Stroemitza terugtrokken. De Turken gaven zich over zonder tegenstand. Een Atheensch blad vernam, dat de Muzel- mansche bevolking van plan zou zijn de Aya Sofia te verwoesten, indien de Christelijke legers Constantinopel zouden binnentrekken. BELGIë. De Londensche correspondent van de «Birming ham Daily Post" meldt, dat binnenkort prins Arthur van Conaught de insignes van de Orde van den Kousenband aan Koning Albert zal ko men overhandigen. «De Daily Mail" teekent het volgende aan «Men zou nog eenige verwondering kunnen uiten over het feit dat de Koning van België tot nu toe nog niet deze orde heeft ontvangen, maar de ceremonie is verzet geworden omdat men in de hoop verkeerde dat de Koning der Belgen weldra in Engeland zou komen om de Kousenband uit de handen van Koning George te komen ont vangen. Doch op het oogenblik is hier nog geen sprake van. Zonder twijfel echter zal Koning Albert in November 1913 in Engeland komen en zal dan verscheidene dagen te Windsor doorbren gen." Een telegram uit Rio de Janeiro dd. 10 de zer meldtHet gerucht loopt, dat ernstige onge regeldheden zijn voorgevallen in de hoofdstad van Ceara (Brazilië) in verband met politieke kwes ties. De huizen en fabrieken van den oud-presi dent Nogneira Accioly zijn in brand gestoken. Verscheidene afgevaardigden zijn door het gepeu pel mishandeld. Vele families verlaten de stad, waar volkomen anarchie heerscht. Prins Heinrich van Pruisen is Zaterdag avond van zijn reis naar Oost-Azië te Kiel terug gekeerd. De koningin van België is Zaterdag naar München vertrokken. Het volgend jaar zal een nieuwe snellere spoorwegverbinding tusschen Berljjn en St. Peters burg tot stand komen. De instelling van een nieuw ministerie voor Handel en Scheepvaart in België staat thans vast. De Kamerafgevaardigde voor Antwerpen, P. Segers, wordt minister van het nieuwe depar tement. Het Fransche schip «Caledonien" is in het Sues Kanaal aan den grond geraakt. Het scheepvaartverkeer is dientengevolge gestremd. Te Chatham Duckyard is Zaterdag een nieuwe Engelsche onderzeeër te water gelaten. Het schip is van een zeer bijzondere instructie en zijn inrichting wordt stipt geheim gehouden. De ambulance van het Ned. Roode Kruis. De ambulance van het Ned. Roode Kruis, waar- bi; 25 personen en 100 bedden, kwam Zaterdag te Athene aan, onder leiding van dr. Bierens de Haan Weerbericht Telegrafisch bericht naar waarnemingen, verricht in den morgen van 11 Nov. 1912. medegeueeM door het Kon. Ned. Met. Instituut te De Bildt. Hoogste barometerstand 769.6 te Horta. Laagste barometerstand 735.9 te Sylt. Verwachting tot den volgenden dagmeest stormachtige tot krachtigen noordwestelijken tot westelijken wind, zwaarbewolkt, buiïg weer, zelfde temperatuur. Afd. Schiedam. St. Willibrordsfeest. De Ned. R. K. Volksbond heeft zijn glorievollen Schutspatroon op zijn keerend jaarfeest geëerd allereerst door de kerkelijke viering besloten met de Hoogmis gisteren in de Singelkerk ter intentie van de Bondsafdeeling opgedragen, en verder door de meer openlijke viering aan den avond van den gedenkwaardigen dag. De Bondsgehoorzaal was gisteravond door een vrij verscheiden publiek geheel bezet. De hoog- eerw. deken Coppens, de zeereerw. pastoor Ver hoeven en verderen geestelijken der parochiën ook de weieerw. pater Jac. Meijer, missionaris van Madras, met verlof hier te lande, vereerden den feestavond met hunne tegenwoordigheid, terwijl mèt de leden, ook tal van donateurs met hunne dames waren opgekomen om het feest van Neêr- lands apostel en patroon mede te vieren. De voorzitter van Schiedams Volksbond, de heer Th. J. H. Mouwens, de vergadering om streeks 8 ure openend, heette allen hartelijk wel kom, wees met voldoening op de kerkelijke vie ring van den dag, waarbij echter het Bondsinsigne nog te veel ontbrak, en heette daarna hartelijk welkom den spreker van dezen avond, den weieerw. heer .1. H. Duijmel, die met bijzonder genoegen weer in aller midden werd gezien. Voorz. voegde hieraan nog toe enkele mededeelingen. Op een meer geregelde betaling der contributie werd aan gedrongen, de collecte van het busje «Hulp in Nood" aanbevolen, en de lectuur van »St. Paulus" zou allen weder aangeboden worden. Ten slotte beval voorz. nog in aller aandacht het liefdewerk Weduwesteunfonds en deelde hij het program mede dat dezen ayond zou worden uitgevoerd. Daarnadeed het Harmonie orkest «St.Ambrosius" eenige feesttonen hooren. Na de marsch «For country flag" van Dunn, deed 't ons de ouver ture «Dichter und Bauer" van Suppé genieten om ten slotte nog de fantaisie «Saltimbanque" van Louis Canne ten gehoore te brengen. Een dank baar applaus loonde de ijverige Bondsmuzikanten, die steed* de feestelijkheden in den Bond op zoo voortreffelijke wijze opluisteren. Onder geestdriftige teekenen van bijval betrad daarna den katheder de weieerw. heer J. H. D u ij m e 1, kapelaan der St. Agneskerk, Beeklaan, Den Haag, die zijne rede aanving met eene verontschuldiging voor zijn orgaan, dat, door de wisselvalligheid der elementen tot een week zwijgens gedoemd, ech ter nog niets van zijn sonoor geluid bleek verloren te hebben. De zoo begaafde redenaar begon met eene her innering uit de Bijbelsche geschiedenis, Ezau zijn eerstgeboorterecht verkoopend voor een luttel tijdelijk genot en Jacob dat recht bevestigd ziende aan Isaacs sterfbed, terwijl Ezau 't met vertwij feling opeischt. Die twee.figuren geeft ook vooral de tegenwoordige tijd te zien Jacob, de geloovige mensch, die het doel van zijn leven stelt in het bezit der eeuwige goederen, Ezau, de aardschge- zinde, die een geluk van deze aarde verwacht en lacht met een leven hiernamaals. De aardschge- zinde, ongeloovige mensch wil geen leven hierna maals; zijn geloof ismet den dood is alles ge daan. Is dan onze verwachting van het hiernamaals een dwaasheid? Zijn wij menschen alleen voor deze wereld bestemd Spr stelt zich voor dezen avond alleen reeds uit geschiedenis en rede de duidelijke bewijzen te geven voor onze betere verwachting, opdat aller geloof worde ver sterkt en zij den tegenstander rekenschap kunnen geven van hun geloof en hun belijden d at er is een leven hiernamaals. Terwijl onze zinnelijke waarneming ons alleen wijst op het verderfelijke en vergankelijke, onze oogen in het graf niets anders zien dan ontbinding en wegtering, is 't toch merkwaardig dat wij vinden bij alle volken en alle tijden het geloof aan 's menschen onsterfelijkheid. Dit blijkt op de eerste plaats uit aller eerbied voor de graven. In de grijze oudheid reeds werden op de uitgestrekte doodenakkers de graven met bloemen versierd; door alle eeuwen heen werden op de graven ge- denkteekenen opgericht met de namen der afge storvenen als om aan den voorbijganger te vragen een gedachtenis of een gebed. In grafspelonken werden offers voor de dooden opgedragen. Op de wanden der grafkelders werd met kunstlievende hand het lot van de zielen in het hiernamaals afgebeeld; en ook de geweldige pyramiden met haar gebalsemde koningslijken, nu reeds meer dan 4000 jaren oud, zij getuigen door hare opschrif ten dat ook de Egyptenaren geloofden aan een leven na den dood want zonder dat geloof hebben die grafplaatsen geen zin, immers aan een handvol stof bewijst men niet zooveel eeralleen het geloof dat er iets is in den mensch dat den dood overleeft, namelijk de ziel die geest is en leveD, doet als 't ware die sombere graven spreken, deed hen reeds bij die oude volken in zoo hooge eer staan. Dat geloof van alle tijden en van alle volkeren zien wij nog duidelijker uitgesproken door ver schillende eigenaardige zeden en gebruiken.De wilde in Afrika verlangt, dat zijn boog en pijlen na st hem worden gelegd in het graf om te strijden inde andere wereld. Men geeft de dooden geld en kleeding mee alsof ze die noodig hebben aan de andere zijde des grafs. De Indiaansche moeder plengt melk op het graf van haar kind. De vrouw van het overleden stamhoofd in Engelsch-Indië. laat zich met hem levend verbranden om hem tot gezellin te zijn ook in het andere leven. Al die zeden en ge bruiken, hoe men daar ook over oordeele, wijzen toch in ieder geval op de overtuiging van die menschen hun geloof in de onsterfelijkheid. Neen, nooit is er een volk gevonden dat meende, met den dood elke betrekking met zijne dierbaren verbroken was; neen, de menschen hebben behoefte om te leven in verkeer met hun dooden en als men dan ook in onze dagen zooveel hoort spreken van spiritisme en dergelijke praktijken, bewijst dat dan niet, dat ook de vijanden van onzen Gods dienst niet gelooven, dat met den dood alles ge daan is. Verschillende leerstellige uitspraken van wijs- geeren, dichters en geschiedschrijvers uit alle volken en in de oudste tijden getuigen voorts van dat geloof aan de onsterfelijkheid der ziel De heiden Celsus getuigde reeds dat het geloof aan loon en straf na dit leven aan alle menschen gemeen was. Het geloof aan de onsterfelijkheid vinden wij bij de heidensche schrijvers en dich ters Plato, Cicero, Seneca, Horatius, Virgilius, Homerus onz., zoowel als bij de Joodsche schrij vers van hat Oude Verbond. Hoe komen de men schen aan die overtuiging, terwijl zij toch overal sterven zien en ontbinding; hoe blijven zij er bij terwijl zij toch geen terugkomen of voortleven zien Ons verstand zegtEen geloovig zoo al gemeen verspreid en alle eeuwen durend, zoo tegen de lessen der ervaring in en toch zoo sterk, dat is geen bedrog, geen zelf-misleiding, neen, dat wijst op een diep gewortelde behoelte van het menschelijk gemoed; dat is een deel van zijn allerdiepste wezen; dat moet zijn ingeplant door den Schepper der natuur Zelf. God deelde dat gevoel over het heele menschelijke geslacht uit overal, waar ter wereld 't zich ook bevindt. Daar is echter meernog een ander rede lijk bewijs voor de onsterflijkheid dringt zich opDaar klopt in ons aller hart, dat smach tend verlangen naar geluk. We zouden door en door gelukkig willen zijn, gelukkig zon der tegenspoed, gelukkig zonder droefheid, ge lukkig zonder vrees voor vermindering of verlies. En toch dat geluk wordt niet bereikt. Heelt iemand dat volmaakt geluk ooit op de wereld gevonden Geven geld en goed geluk Neen, sociale ellende, spr. onderschat ze nieter valt nog ont zaglijk veel te verbeterenmaar overvloed van aardsche goederen maakt van de aarde nog geen paradijs al zouden allen wonen in paleizen, dat maakt den mensch nog niet gelukkigen al kwam ook het geluk, volmaakt en blijvend geluk is hier niet te vindenwant wij kunnen den dood niet uit de wereld doen verdwijnen. Waarom heeft God dan toch dat streven gelegd in ons hart? De begeerte om te leven en gelukkig te zijn is den mensch ingeschapen als een drang. Zou God dan een schijnbeeld hebben ingeplant? Zou Hij ons alleen geschapen hebben als arme slachtoffers om enkel de martelingen te doorweeën van nooit bevredigde verlangens, van idealen die telkens uitloopen op teleurstellingen Neen, in de natuur .is alles aangelegd op verwezelijking van een doel. Heeft God dus den mensch een streven, een verlangen ingeplant, dan moet dat ook kun nen bevredigd worden en kan 't niet hier op de wereld, dan moet 't zijn in een ander leven hier namaals. Maar kan de mensch dan wel voortbestaan? In antwoord op deze vraag geeft spr. een nieuw bewijs voor de onsterfelijkheid de mensch kan feitelijk niet worden vernietigd. In dit ver band toont spr. aan, dat feitelijk niets in de na tuur wordt vernietigd. Wat wij noemen verteren, wegsterven, verbranden, dat is geen vernietiging, geen terugzinken in het niet. Is bijv. een voor werp dat verbrandt, vernietigd, heelt 't opgehouden te bestaan 't Bestaat niet meer als zoodanig, niet meer in zijd vorigen toestand. Het vuur heeft de stofdeelen waaruit 't bestaat, slechts ver vormd, maar de samenstellende elementen bestaan nog wel ter dege. Zie ook slechts in den herfst de duizenden dwarrelende bladen worden niet vernietigd, ze verteren, ze gaan in iets anders over. En als de lente straks nieuwe bladeren aan de boomen t'oovert, dan hebben de oude, ver schrompelde bladen, de bemesting, ook het hunne bijgedragen tot dien tooi. En waar dit zoo is in de natuurlijke en stoffelijke dingen, zou dat ook niet in de geestelijke zaken zijn Niet een enkel stofje verdwijnt in het niet en zou dan het edelste, het beste, het hoogste in den mensch wel ver zinken in het niet Neen, algeheele vernietiging is een onding, een ondenkbaarheid, een onmoge lijkheid daarom is de dood ook niet een einde, maar een overgang, eene oplossing in iets anders, een nieuw begin. God alleen, zegt St. Thomas van Aquino, God alleen die scheppen kan, zou alleen kunnen ver nietigen. En zou God dat misschien doen Wij hebben onweerlegbare bewijzen dat God zulks niet wil en niet z a 1 doen. 't Zou strijden tegen zijne wijsheid. Een menschelijk wezen toerusten met zulke machtige vermogens zonder hooger doel dan die vermogens, nog maar half ontwikkeld, uiteen te rukken in een ijdel niet, dat ware de schepping herleiden tot dwaasheid. Maar 't zou ook ingaan tegen Gods heiligheid en rechtvaar digheid. Krachtens zijne rechtvaardigheid moet Hij de deugd beloonen en de zonde straften. Gaat 't altijd naar die maatstaf op aarde Inte gendeel, wij zien de misdaad lachenden de deugd tieurend veelal. Zouden dan rechtvaardigen en zondaars in den zelfden poel van vernietiging ver zinken? 't Zou een bespoiting zijn van Gods heiligheidGod zou niet rechtvaardig zijn. Wij zouden als er na den dood geen vergelding was, tot geweldige conclusies moeten komen. Immers geen hiernamaalsdan is de losbandige wijs en dwaas degene die God vreest en dient I Goddank, zoo besluit spr., wij weten beter. 't Was alleen te doen om de dwaasheid te laten zien van het ongeloof en tevens de gronden aan te geven, waarop ons geloof en onze verwachting steunen, dat hij zoo sprak. Ik weet, dat mijn Verlosser leeft en dat ik mijn God zal aanschou wen, dat woord van Job is het hooglied van elke geloovige ziel, dat is onze troost, onze kracht, onze hoop bij leven en sterven. Wordt hier de deugd vervolgd en de misdaad verheerlijkt, geen nood want we weten de sluier zal eens worden opgeheven en het evenwicht der gerechtigheid hersteld. Valt hier de arbeid zwaar en is het lijden drukkend, geen nood; want we weten: eens komt een uitrusten van allen arbeiden wacht orrs de vreugde. Worden hier onze dierbaren weg genomen, geen wanhopige droefheidwant we wetennog een korte tijd en wij zullen hen we derzien want, al moeten ook wij dan de donkere doodsvallei binnen gaan, onze laatste verzuchting zal zijn een belijdenis van die verwachtingCredo in vitam aeternamdat we gaan zullen naar een eeuwig leven. Toen het daverend applaus, dat na deze glas heldere rede, en vooral het heerlijk slot, losbrak, eindelijk was bedaard, nam de geestelijke adviseur, de weieerw. heer kapelaan Paulussen, het woord, 't Was geen gemakkelijke taak, zoo getuigde hij, na deze gloedvolle rede een woord van dank te spreken. Hij zou dan ook zeer kort zijn. Waar het spreekwoord, dat geen profeet geëerd is in zijn eigen land, zoo is ingeburgerd, verheugde 't adviseur, dat de weieerw. heer Duijmel toch in zijn vaderstad had willen optreden, 't Moet hem wel erg meegevallen zijn. Deze volle zaal, het daverend applaus na zijn rede, toonen wel, dat het spreekwoord hem niet geldt. Komt de weieerw. spreker hier nog eens terug, dan moge hij op merken, dat zijn gloedvol woord vrucht gedragen heelt in aller hart. Wij zijn versterkt in ons geloof in, het loon hiernamaals; dit moge den begaafden spreker de grootste dank zijn. Waar wij alle middelen aenwenden om onzen toestand te verbeteren, zullen wij toch de sociale ellende, die niet geheel weg te nemen is, verdragen, ons bloedend hart omhoog gericht naar Hem, YViens hart 't eerst gebloed heelt aan het Kruis. Met een gebroken hart zullen wij God getrouw zijn en ons loon verwachten in het toekomend leven hiernamaals. Nadat de vergadering met een gloedvol applaus ook hare instemming met dit bezielend dankwoord had betuigd, gaf eerst de Zangvereenigiug «St. Cecilia" ons een paar nummers te genieten. «Zondag op het Meer" van Ileinze en «De twee Tomben' werden uitgevoerd op eene wijze, zooals wij dit van deze verdienstelijke vereeniging ge woon zijn en verwierven dan ook een welverdiend applaus. Daarna werden door de Dilettantenclub «Alb. Thym" nog eenige voordrachten ten beste gegeven, die mede blijkbaar bijzonder in den smaak van het opgetogen publiek vielen. Na het dankwoord van den voorzitter aan de onderafdee- lingen, die het feest weder op zoo voortreffelijke wijze hadden opgeluisterd, scheidde de talrijke aanwezigen in welvoldane stemming over al het heerlijke dat zij dezen avond hadden mogen hooren en genieten. Hoog water. Bij den hevigen noord westerstorm is het water aan de Hoofdstraat heden-middag tot zeer aan zienlijke hoogte gestegen't biyft nog tot 5 ure stijgen en eerst om 5i/2 ure wordt eenige val verwacht. Het water staat zóó hoog, dat met roeibooten over de straat wordt gevaren. De noodklok van de politiewacht heeft den be woners der Hoofdstraat de nadering van den geduchten erfvijand aangekondigd de vloedplanken zijn daarop gezet en de water wacht is opgetreden- Van de woning van den cons ul ai- ren agent van Italië aan de Lange Nieuwstraat, wapperde heden de Italiaansche vlag ter gelegen heid van den 44en verjaardag van den koning van Italië. Zaterdag-nacht kwart over éen ure werd door eenige baldadigen van twee wo ningen aan de Hoofdstraat ieder een glasruit stuk geslagen, waarna zij 't op een loopen hebben gezet. Een onderzoek wordt ingesteld. H e d e n-o chtend ontstond op een bovenwoning aan de van Smaleveltstraat no. 44 een begin van brand, doordat de vlam in een pan met vet was geslagen. Door werklieden, die in de nabijheid waren, werd het vuur gebluscht Hoogwater te Schiedam: Dinsdag 12 Nov. v.in 5.52, n.m. 6.05. UIT ROTTERDAM. B. en W. hebben bij den Raad een voorstel ingediend om aan de Union Suphur Cy. te New- York, die voornemens is, Rotterdam als in- en uitvoerplaats van haar zwavel te kiezen, om dan van daaruit Duitschland te bedienen, aan de Maashaven een terrein te verhuren groot 162000 M2 voor 25 jaar tegen een jaarlijksche huur van f10550. De «Frkf. Ztg." verneemt, dat in zake het fail lissement der firma William Egan een regeling is getroffen, waarbij de meerderheid der aandee- len in den Lloyd rhénan, welke deze firma bezat overgaat aan de Rheinschiftahrts A. G. vormals Fendel te Mannheim. Een nieuwe maatschappij zal voor de overneming van de expeditieafdeeling worden opgericht met zetel te Frankfort a. d. M., welke op alle plaatsen, waar de firma Egan ver tegenwoordigd was, filialen zal stichten. UIT DELFT. De Delftsche Dil. Tooneelvereen. «Geestbescha ving" had Zaterdag j.l. willen opvoeren »De Rechte lijn", van Fabricius. Het stuk was terdege ingestudeerdGroot was de teleurstelling, toen men hoorde, dat dit stuk niet mocht worden op gevoerd, omdat het Rotterd. Tooneelgezelschap het alleen-opvoeringsrecht bezit en de heer Van Eysden geen toestemming wilde geven. Oplichter. De firma M. en P., agenten tn commissionairs, kantoor houdende in de Wijn-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1912 | | pagina 2