Binnenland. Stads- en Gewestelijk Nieuws. De haarlok is gevonden tusschen de papieren van oen cliente. Het volgend briefje lag er bij „Napoleon B." en verder: „van het hoofd van Napoleon geknipt door kolonel Dawson, broeder van Lord Portarlington". Naar uit Rome wordt gemeld, is do ziekte van kardinaal Yives y Tuto zeer ernstig; men vieest het ergste. De kardinaal beeft het voorzitterschap van de Congregatie deir Sacramenten reeds aan kardinaal Agliardi overgedragen. Nederlandsche Juristen Vereeniging. Men meldt ons uit Amsterdaüi Wij vernemen, dat besloten is, de a.s. jaarver gadering van de Nederlandsche Juristen Vereeni- ging te doen houden op 27 en 28 Juni a.s. te 's-Hertogenbosch. De eerste dag zal gewijd zijn aan de behande ling van het privaatrecht, de tweede dag aan het publiek recht. De zittingen vangen te 10t/3 uur aan. Apothekers-Adsistenten. In een druk bezochte algemeene vergadering van den Apothekers-Adsistenten-Bond is het door een commissie ontworpen bondsprogram eenigs- zins gewijzigd aangenomen. Besloten werd overal zooveel mogelijk actie te voeren inzake Zondagssluiting en vervroegde avond sluiting van de apotheken. De volgende jaarlijksche vergadering zal te Rotterdam gehouden Polderreglement. Het rapport is verschenen van de commissie, 3 Dec. jl. benoemd door de Provinciale Staten voor de herziening van het algemeen polderreglement. De commissie heeft zich in hoofdzaak vereenigd met het gewijzigde ontwerp-reglement van Gede puteerde Staten, die gestreefd hebben naar over eenstemming tusschen het reglement en de nieuwe waterstaatswetgeving en die van verschillende zaken, die in het geldende reglement zeer onvol ledig geregeld zijn, eene nieuwe en volledige re geling en ten slotte enkele wijzigingen in het raderwerk der polderadministratie ontworpen hebben. Echter heeft de commissie nog tal van wijzi gingen, schrappingen en aanvullingen voorgesteld. De commissie heeft gezocht naar eene redactie, die de verhelftng van polders tot waterschappen tot uitdrukking bracht en geeft in overweging om art. 1 te lezen »De zorg voor de waterschapsbelangen .van alle waterstaatkundige polders, geheel in Zuid-Holland gelegen, wordt aan waterschappen opgedragen, voor zooveel niet bij besluit der Provinciale Staten door den Koning goedgekeurdhet tegendeel is bepaald. aDeze waterschappen worden in dit reglement polders genoemd." De beteekenis van dit voorstel laat zich in deze 3 onderdeelen splitsen 1. De zorg voor de waterstaatsbelangen van iederen waterstaatkundigen polder, geheel in Zuid- Holland gelegen, is aan een waterschap opgedra gen, behoudens dat 2. bij besluit der Staten door den Koning goed gekeurd, voor eenigen waterstaatkundigen polder een uitzondering kan worden gemaakt zooals bij ontpoldering pleegt te geschieden. 3. Het Algemeen Polderreglement is op deze waterschappen die met den naam »polders" wor den aangeduid, van toepassing. De reglementen van andere waterschappen dan polders, als daar zijn hoogheemraadschappen, boezemcolleges, waterschappen ter behartiging van gemeenschappelijke belangen, worden afzonderlijk door de Staten voorgesteld. Het komt nog al eens voor, dat daarbij het Algemeen Polderreglement van toepassing wordt verklaard. In het oog dient echter te worden gehouden, dat die afzonderlijke reglementen iets anders zijn dan de bijzondere reglementen, welke krachtens het in art. 2 van dit reglement bepaalde voor iederen polder worden vastgesteld. Eenstemmig vereenigt de commissie zich met het voorstel van Gedep. Staten om aan ingelanden die ieder minder dan één, doch te zamen ten minste éene hectare omslagplichtig land of water bezitten, de gezamenlijke stemgerechtigdheid voor één stem toe te kennen. Niet algemeen instemming vond het voorstel van Gedep. Staten om het aloude beginsel van bunders buudersgelijk in dit opzicht te vervangen door een stelsel met meer geleidelijke overgangen. Eene minderheid wenschte de bestaande rege ling van liet stemrecht (zooveel stemmen als hec taren) te handhaven, waarbij dan, ten einde de macht der groote grondeigenaren te breken, kon bepaald worden, dat niemand meer dan 1/6 der in den polder geldende stemmen zoude mogen uitbrengen. De meerderheid der commissie was daarentegen van gevoelen, dat Ged. Staten terecht hebben gepoogd om de positie der kleine eigenaren te versterken. Terwijl van het bestaande polderreg lement kan worden gezegd, dat het de materie der volmachten te eenvoudig regelde, kon, naar de commissie opmerkt, tegen het voorstel van Ged. Staten worden aangevoerd, dat het te dezen aanzien te ingewikkeld en te omslachtig is. De commissie geeft daarom eenige afwijkingen in overwegiug. De minderheid der commissie wenschte opge heven te zien het verbod van benoeming van eene vrouw tot bestuurslid maar de meerderheid is met Ged. Staten van rneening 'dat het niet raad zaam ware het bestuurslidmaatschap voor vrouwen open te stellen. Waar Ged. Staten handhaafden de bestaande regeling benoeming van secretaris, penningmees ter en overige beambten voor onbepaalden tijd en bevoegdheid van het benoemende gezag tot ont slag, wenschte eene minderheid der commissie althans te bepalen dat ontslag anders dan over eenkomstig eigen verzoek, steeds met redenen omkleed is en de goedkeuring van Ged. Staten behoeft. Maar de meerderheid verklaarde zich homogeen met het door Ged. Staten ingenomen standpunt. De commissie bestond uit de heeren A. C. Vis ser van IJzendoorn, voorzitterA. A. van Gils, G. van der Gijp Barendregt, H. A. van der Hoe ven, W. Los, P. S. Overwater, C. Warnaar, C. P. Zaaijer (rapporteur) en J. Limburg. Weerbericht. Telegrafisch bericht naar waarnemingen, verricht jn den morgen van 6 Juni 1913, medegedeeld door het Kon. Ned. Met. Instituut te De Bildt. Hoogste barometerstand 774.1 te Horta. Laagste barometerstand 731.7 te Thorshavn. Verwachting tot den volgenden dagmeest matige westelijke tot zuidwestelijken wind, afne mende bewolking, weinig of geen regen, iets zachter. Vraag, of en in hoeverre door hypotheekbanken onderscheid wordt gemaakt tusschen den voet waarop hypotheek verleend wordt op erfpachtsgrond en eigen grond. B. en W. hebben het volgend schrijven ver zonden aan een aantal Hypotheekbanken Bij ons schrijven van 22 Mei 1905 werd aan onderscheidene hypotheekbanken, waaronder ook de Uwe, een ontwerp toegezonden van voorwaar den van erfpacht voor uitgifte van gronden van deze Gemeente, met beleefd verzoek te mogen vernemen, of inzonderheid met het oog op het verkrijgen van hypotheek voor den opstal, aan een aldus geregeld recht nog bezwaren zouden zijn verbonden. Sinds zijn zoodanige voorwaarden hier vastge steld, nadat van de door Banken.gemaakte opmer kingen een dankbaar gebruik was gemaakt. Waar telkens de bewering wordt vernomen, dat het groote bezwaar om grond in erfpacht te ne men, ligt in de moeilijkheid om hypotheek op den opstal te verkrijgen, aldus op even gunstigen voet als eigen grond, zouden wij het op hoogen prijs stellen te vernemen, of en in hoeverre in dezen door Uwe Bank onderscheid wordt gemaakt tusschen opstal op erfpachtsgrond en dien op eigen grond. Wij wijzen er op, dat ooze erfpachtsvoorwaar- den, in hoofdtrekken, op het volgende neerkomt a. Bij uitgifte van grond voor woningen: lo. het recht wordt in den regel uitgegeven voor 75 jaar met recht van de erfpachters orn na afloop telkens vernieuwing te vorderen, zoodat deze het in hun macht hebben daarvan een altijd durend recht te maken. 2o. de canon wordt om de 25 jaar herzien naar evenredigheid van de vermeerdering of verminde ring van de waarde van den grond. De waarde bij uitgifte wordt in de akte opgenomen. De waardevermeerderingen of verminderingen worden door dekundigen geschat (zie sub 5o.) 3o. de eindiging van het recht kan worden uitgespreken op grond van algemeen nut, in welk geval de courante verkoopwaarde van den opstal met 10% daarboven wordt vergoed. 4o. bij vervallenverklaring van het recht we gens niet nakoming der voorwaarde, wordt de courante verkoopwaarde van den opstal vergoed, met bevoegdheid voor de Gemeente om den op stal in publieke veiling te brengen, in welk geval het eifpachtsreeht met den geldenden canon op den kooper overgaat en de netto opbrengst van den opstal van den erfpachter wordt uitgekeerd 5o. de vergoedingen, evenals de waarde van den grond, worden vastgesteld door deskundigen. Hun samenstelling is nog niet bij vordering geregeld. Vermoedelijk zal wel een dergelijke regeling worden aangenomen dat ieder der partijen een benoemt en deze beiden een derde, of althans eene die gelijke waarborgen van onpartijdigheid geeft voor erfpachter en hypotheekhouders 6o. De vergoedingen worden niet uitgekeerd^ veordat de hypotheekhouders in de gelegenheid zijn gesteld hun vorderingen daarop te verhalen. Ook zijn zij bevoegd te doen wat de erfpachter verzuimde te doen. De hypotheekhouders kunnen eischen, dat de Gemeente hun bij met hun aan te gaue overeenkomst de voortdurende geldigheid der te hunnen behoeve gemaakte bepalingen waarborgt. b. Bij uitgifte van grond voor bedrijfsinrichtingen: Gelijke regeling als voor woningen, met in hoofdzaak deze wijzigingen lo. de uitgifte geschiedt in den regel voor 50 jaar, zonder recht op vernieuwing, en zonder ver goeding van opstal bij afloop. De opstal wordt alsdan opgernimd, indien niet anders wordt overeengekomen. 2o. wanneer de eindiging van het recht wordt uitgesproken op gronden van algemeen nut, wordt? indien de inrichting wordt ver plaatst, niet alleen de waarde van de gebou wen vergoed, maar ook hetgeen de aard vaste deelen door uit- of afbreken in waarde vermin deren, alles vermeerderd met 10% en met de gunstige bepaling, dat van gebouwen en onder deelen niet de courante verkoopwaarde, maar de waarde wordt berekend, die zij voor het bedrijf hebben. Wordt de inrichting niet ver plaatst, dan blijft evenals voor woningen gel den, dat de normale verkoopwaarde van den opstal wordt vergoed. Gelijk gezegd, zouden wij nu gaarne vernemen of de opstal op dergelijken erfpachtsgrond door U als hypotheek-object wordt aanvaard, of de bouw daarop voor een bouwcrediet in aanmerking komt zoo ja, of onderscheidt wordt gemaakt tusschen dezen opstal en dien op eigen grond, en in hoe verre dit uidrukking zou vinden in het percentage van de waarde dat ter leen zou worden verstrekt. Het zal U duidelijk zijn, dat het er ons niet om te doen is verklaringen te verkrijgen, die U ook maar eenigszins zouden binden, doch alleen om uit de eerste hand vertrouwbare inlichtingen te erlangen ter beoordeeling van de levensvatbaar heid van het erfpachtsinstituut bij de uitgifte van gronden van onze Gemeente. Wij mogen opmerken, dat, waar haar grond bezit groot en de jaarlijksche uitgifte aanzienlek is, hét hier niet geldt een academische doch een bij uitstek practische kwestie, die tot opheffing van alle onzekerheid, welke op de uitgifte drukti hoe eerder hoe liever moet worden uitgemaakt. Zoo eenigszins mogelijk zoudt U ons dan ook zeer verplichten met een spoedig antwoord, waar voor bij voorbaat onzen dank. Mocht het bovenstaande U aanleiding geven tot eenige opmerking, dan houden wij ons voor de mededeeling daarvan beleefd aanbevolen. Erfpachtsstelsel Motie-Smit. B. en W. schrijven aan den Raad Door Uwen Raad werd in onze handen gesteld het voorstel van Uw lid, den heer Smit, om te besluiten, dat de Gemeentegronden binnen zeke ren afstand van de Rivier gelegen, niet zullen worden verkocht, maar in huur of erfpacht uit gegeven. De heer Smit schijnt zich bezorgd te hebben gemaakt, dat de gronden bij verkoop in handen zullen komen van speculanten, doch wij merken op dat dit is buitengesloten, daar de grond pleegt te worden verkocht voor een bepaalde bestemming die door den oorspronkelijken kooper binnen bin nen zekeren tijd daarna tot werkelijkheid moet zijn gemaakt. Wij hebben het echter dienstig geacht de zaak ruimer te beschouwen en vinden in de motie een welkome aanleiding om de practische waarde van het erfpachtsinstituut voor onze Gemeente, onder de oogen te zien. Waar het ons, zoo mogelijk, om een finale oplossing van deze kwestie te doen is, hebben wij nog eens, evenals indertijd bij de voorbereiding der tegenwoordige verordening, het oordeel ingewonnen van een groot aantal hypo theekbanken, waaronder, voor zoover wij weten allen die zaken in Schiedam doen. Inzonderheid hebben wij haar de vraag voorge legd, of en in hoeverre door haar bij het verlee- nen van hypotheek onderscheid wordt gemaakt tusschen opstallen op erpachtsgrond en die op eigen grond. Het hun gezonden schrijven met de ontvangen antwoorden leggen wij hierbij over. Wij meenen dat onderscheid moet worden ge maakt tusschen uitgifte voor handels-, indusirieele- en scheepvaartondernemiugen eenerzijds en wo ningen andezijds. Wat de eerste betreft willen wij het volgende opmerken. De groote zaak is, dat men eerst ten aanzien van de gronden die men in exploitatie wil bren gen uitmaakt, wat gereserveerd moet worden voor havens, kaden, straten in het algemeen, voor openbaren grond of water. Het overige is dan voor uitgifte beschikbaar. Met betrekking tot de wijze van uitgifte kan dan worden opgemerkt, dat voor inrichtingen, waarvoor weinig kapitaal in den grond is te ste ken, dikwijls een tijdelijk gebruik van den grond aannemelijk zal zijn. En inderdaad komt het ook ons voor, dat dit in dergelijke gevallen meestal de voorkeur zal ver dienen, al zouden wij hiervoor geen bindenden regel willen zien gesteld- Voor andere ondernemingen zal dit tijdelijk gebruik echter in den regel niet aannemelijk zijn. In het eerste geval zijn huur of erfpacht op hun plaats. Maar wij merken ten aanzien van de erfpacht op, dat voor gegadigden allicht de veranderlijke erfpachtssom een bezwaar zal zijn. Ook wijzen wij er op, dat men zich niet moet voorstellen, dat de erpacht maar zoo gemakkelijk tusschentijds door de Gemeente kan worden be ëindigd. Volgens de geldende regeling kan dit niet anders gescheiden dan in gevallen, waarin ook onteigening van eigen grond toegelaten is en tegen vergoeding. In dit opzicht maakt het dus voor de gemeente een groot verschil, of in eigen dom wordt uitgegeven, dan wel in erfpacht voor voor langeren tijd. Het komt ons voor, dat de concluisie voor de hand ligt, dat men in dezen goed zal doen, ten einde gegadigden niet af te schrikken en zich zelf geen blok voor de voeten te werpen, zich voor te behouden in ieder geval naar omstandig heden te beslissen. Wat nu de erfpacht voor woningen betreft, willen wij het volgende opmerken, De thans geldende voorwaarden hebben speciaal het oog gehad op de uitgifte daarvoor. Daaromtrent hebben wij nu waardevolle gege vens ontvangen van de hypotheekbanken. Uit haar antwoorden blijkt, dat onderschedene onder geen omstandigheden hypotheek geven op opstallen op erfpachtsgrond. En ten opzichte van de andere is de overwe gende indruk, dat zij zeer terughoudend zijn. Hare hoofdbezwaren zijn le. Het publiek geeft verre de voorkeur aan een huis op eigen grond. 2e. Het recht is door de verschillend omstan digheden, waarvan de waarde afhangt, moeilijk te berekenen. Door deze beide omstandigheden heeft men, als het recht in veiling komt, weinig gegadigden, hetgeen de opbrengst drukt. 3e. Bij eerste hypotheek op opstal op eigen grond, heeft de hypotheekhouder in den grond nog een reserve, die van te meer belang is, daar zij in het algemeen de strekking heeft in waarde vooruit te gaan, terwijl de opstal in waarde ach teruitgaat. Bij erfpacht met vasten canon heeft men alleen de speling van de waarde-vermeerdering, doch bij de veranderlijke erfpachtssom vervalt ook deze. 4e. Bovendien geeft de veranderlijk canon een bijzonder element van onzekerheid aan de waarde van het erfpachtsrechts, die, gelijk een der ban ken het uitspreekt, er aan in den weg staat om op den opstal »met zekerheid geld te kunnen ver strekken als onderpand van zekere en vaste waarde." 5e. Kan de erfpacht door handelingen of gedra gingen van den erfpachter te niet gaan en kan de grond onder zekere voorwaarden worden terug genomen. Hoewel zooveel mogelijk de belangen der hypo theekhouders zijn verzekerd, hebben deze toch niet gelijken waarborg als bij hypotheek op eigen grond. 6e, Moet de hypotheekhouder er toezicht op uitoefenen, of de erfpachter wel aan zijn ver plichtingen voldoet, wat voor hem bezwaar en omslag geeft. 7e. Vreezen verschillende banken juridische be zwaren ten aanzien van de vrij ingewikkelde re gelingen. Het komt ons nu voor, dat, waar gegadigden zoowel als hypotheekhouders zooveel bezwaren hebben tegen erfpacht, men daartoe niet moet dwingen. De bezwaren van de gegadigden zijn toch ook wel begrijpelijk. Immers wanneer men zich in den toestand indenkt van iemand die een huis wil bouwen, gevoelt men dadelijk dat het geheel iet anders beteckent een huis te hebben op eigen grond, dan op grond op erfpacht met al hare regelen, den veranderlijken canon inbegrepen en dat hier niet een willikeurige opvatting in het spel is, maar een algemeen gevoelde en diep ge wortelde behoefte aan zekerheid en vastheid, waaraan alleen het eigendomsrecht ten volle kan voldoen, dat dan ook ten allen tijde in de wet gevingen een fundementeele plaats heeft ingeno men. Over het bezwaar van den veranderlijken canon spraken wij reeds en het is de vraag, of, nu wij een goed ingericht Grondbedrijf gekregen hebben, waardoor een behoorlijk berekening en belegging van de winst bij uitgifte zijn verzekerd, men niet geheel anders tegenover de kwestie is komen te staan. Wanneer men niet in erfpacht uitgeeft, heeft Enen byv. voor, dat men leeningen voor exploita tie kosten en rente-bijschrijvingen, kan voorkomen of verminderen. Ook moet wel worden aangenomen, dat de ver krijger bij erfpacht de hem boven het hoofd han gende verhooging van de erfpachtssom disconteert bij de uitgifte, waardoor men thans niet komt tot den prijs, die bjj verkoop kan worden be dongen. Overigens mogen wij er, evenals bij een vorjge gelegenheid, dat deze zaak ter sprake kwam, op wijzen, dat in het aanhangige wotsontwerp be treffende de gemeente-financiën, de Gemeenten de bevoegdheid wordt gegeven tet heffing van een belasting op de waarde-vermeerdering van gron den. Het komt ons derhalve voor, dat men evenmin als voor industrieele-, handels- en nijverheids ondernemingen, voor woningen den erfpacht op den voorgrond moet stellen. Waar uit het voorgaande volgt, dat wij ons met het voorstel—Smit niet kunnen vereenigen en derhalve moeten adviseeren dit niet aan te nemen, willen wij hier nog eens verwijzen naar hetgeen wij boven schreven ten aanzien van de rivier- grondeD, waarop dat voorstel betrekking had. Voor inrichtingen, zoo merkten wij op, waar voor weinig kapitaal in den grond is te steken, Zal dikwijls een tijdelijk gebruik van den grond aannemelijk zyn. En ook ons kwam het voor, dat dit in dergelijke gevallen meestal de voorkeur zal verdienen, al zouden wij hiervoor geen bin denden regel willen zien gesteld. Onze conclusie was, dat men goed zal doen zich omtrent de wijze van uitgifte in dezen niet aan banden te leggen en gegadigden niet af te schrik ken, doch zich voor te behouden in ieder geval naar omstandigheden te beslissen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1913 | | pagina 2