Dagblad voor Schiedam en Omstreken. jst,t,; I /UUvot:,"^;11UU 11UU - De Vondeling*. Gratis Ongevallenverzekering I* 37ste Jaarlaag. Maandag 23 Februari 1914. No. 10858 feuilleton. QTereenïoistig op 4e polis Femelde Foorwaarden, Officieel*) berichten. bewezen? ZUlt g« dat Bureau: Boterstraat 50. Telef. 85. Postbus 39. Abonnementen per 3 maanden ƒ1.50, per week 12 cent, per maand o0 ct-> franco p. post ƒ2.— p. kwartaal. Afzonderlijke nummers 2 cent. Advertentiën: Familieberichten 20 ct. per regelHandelsadvertentiën 6 regels 92 ct.elke regel daarboven 15 ct. 3 maal plaatsen wordt 2 maal berekend. Ingezonden mededeelingen 35 ct. p. regel. Speciale conditiën voor herhaaldelijk adverteeren. levenslange f 0(1(1 verlies van fl (lfl bij f 1(1(1 Zn De verzekering wordt gewaarborgd door de Hollandsche Algemeene Verzekeringsbank, gevestigd te Schiedam. b\j verlies van een wijsvinger; bijl verlies van eiken ande ren vinger. Burgemeester en Wethouders van Schiedam, roepen op Sollicitanten naar de betrekking van eineente-geneeskundige, tevens Schoolarts, op een ezoldiging van f 600. per jaar. Sollicitatiën in te leveren bij den Burgemeester v°ór 5 Maart. 1914 den door de genade Gods en de gunst van Apostolisehen Stoel BISSCHOP VAN HAARLEM, Astistent-Bisschop bij den Pauselijken troon, aan de Geestelijkheid en de i.eloovigen van ons Bisdom. Zaligheid in den Heer. V ij hebben de lichten aan den hemel uitge rooid, zoo beroemde zich een bekend ongel .novige. •oze woorden B. G. bevatten wel is waar icon dwaze grootspraak, want waarlijk zóó hoog rei- de krachten van ongeloof en ongelopvigyn rrretmaar toch in zooverre ligt ar waarheid in, a' d°|0'r het ongeloof de oogen zijner volgers w orden verduisterd, zoodat zij onbekwaam wor- ei1 0ln het licht der hemelsche waarheid t© zien, en dan js het voor hen inderdaad alsof dat Kmelsche licht zelf gedoofd ware. Maar dan v°gt daaruit ook noodzakelijk, aat zij voortaan oen naar de aarde zullen zien; immers wan neer zij meenen geen hooger geluk te mogen verhopen of verwachten, aan moet noodwendig al hun .streven uitgaan naar hetgeen hun ue aard© geven kanaardsche genoegens, aardseh© eer en de bron van dat alles aardse hen rijkdom Cat. ongeloof nu is in de laatste tijden op s,'h:ikbarende wijze toegenomen, en zoo is het niet te verwonderen, dat een wilde jacht naar geld - doior oe oude heidenen reeds genoemd: e Sevloekte honger naai- goud zich overal meer en meer vertoont Omdat ook wij in die Pngeloovige wereld leven, loopen wij, reeds c dardoor alleen, groot gevaar van in aien stroom te worden medegesieept, niets toch werkt meer aanstekelijk dan hot voortdurend aanschouwen, Van 6011 slecht voorbeeld. En dat gevaar wAmt nng grooter, omdat de rustelooze werkzaamheid Van die wereldsehe menschen ook de beterge- 4nden willen zij; niet al te zeer achteruit ge- drongen worden tot grootere inspanning van al hun vermogens prikkelt, en dus hunne aan dacht oip- het aardsche vestigt meer dan anders ROiOdig zou zijin, meer dan vroeger nbodig was, zoodat ook zij1 allicht hunhoogere bestemming te veel uit het qog: gaan verliezen en de schade die zij lijden aan hunne ziel hun ontgaan sal, omdat het woord Gods-, wat hen voor het drei gend gevaar zou behoeden, volgens het H. Evan gelie, do-ox hen nog' wet gehoord wordt, maar oan als een zaad is, dat tuisschen de doornen valt en door de bezorgdheid voor het aardsche wordt verstikt. Tegen dat gevaar hebben Wij gemeend, u ten ernstigste te moeten waarschuwen met, de woorden van onzen God (Iel ijken Verlosser: „Werst niet bezorgd voor uw leven, wat gij zult etennoch voor uw lichaam, waarmede gij u zult lieeden „zoekt eerst- het rijk Gods en Zijne gerechtigheid" Om echter niet verkeerd te worden verstaan, willen wij de verklaring laten voorafgaan, dat natuurlijk met die woorden des Heeren niet alle zorg voor onze aardsche behoeften en voor ons huisgezin, zelfs niet voor de toekomst, verboden is: immers God zelf verwijst den zorgeloozen mensch naar de mieren, die in den zomer voed sel vergaderen voor den winter; van den Zalig maker zeiven verhaalt h-et H. Evangelie, dat Hij >ie aalmoezen Zijner1 volgelingen door den Apostel Judas liet bewaren; en de Apostel Paulus zegt, dat hij,, die geen zorg draagt voor de zijnen en vooral voior zijne huisgenooten, erger is dan een ongeloovige, omdat hij een plicht verzuimt, door de liefde opgelegd. Niet alle zorg is dus verboden maar alleen de ongeregelde zorg, en zoo rijst van zelf de vraag: wanneer is onze zorg ongeregeld? Het woordongeregeld geeft eigenlijk reeds hel ant woord op die vraag. Immers het is in strijd met eer goeden regel, wanneer wij bij onze zorg wat het zwaarste is niet het zwaarste laten wegen, wanneer wij het eerst noodige ten kuste van het minder noodige of van het wenschelijke zouden vci wa.arloozen. En nu kennen wij de woorden van Onzen Heer, Die ons op het unum neees sarium het eenig noodige heeft gewezen, Die ons geleerd heeft eerst en. vooral het rijk Gaas en. ue gerechtigheid te zoeken, Die ons1 heeft gewaar schuwd voor de dwaasheid, schade te ijjlen aan onze ziel zelfs als konden wij daarvoor ae ge- heele wereld winnen. Welnu dat eenig noodige is aat beste deel waarvan de Zaligmaker zegt, dat het -ons met kan .ontnomen worden; en nu zou het toch zeker wel een ongeregelde, dus een verboden zorg zijn, als wij die onvergankelijke goederen oes hemels in de waagschaal zouden stellen voor de zeker voorbijgaande goederen dezer aarde; het. zou toch zeker wel een ongeregelde duis verboeten zorg zijn, al® de bevordering van bet rijk G-ocls door' do ge rechtigheid, d. w. z. de heerschappij van God over ons eigen hart en over de wereld buiten ons rioor de heiligheid, ons min-cicr zou wegen dan al het andere, wat door Gom zelven den eenige, die de werkelijke waarde van alles kent beschouwd wordt als een toegift; het moet toch wel ee,n ongeregelde dus een verboden zorg ge noemd worden, als wij het bezit der wereld en welk e:ein klein gedeelte der wereld kunnen wij slechts bezitten 1 als wij hét bezit der wereld stellen boven onze zie], alsof welk bezit o,o.k nog eenige waarde kan hebben voor den bezitter, die zich zeiven verliest en daarmede zelfs de mogelijkheid van te bezitten. Dil alles is duidelijk, zoo duidelijk zelfs, dat wij geneigd zijn te zeggen: ook al haft onze Matth. VI, 25 en 33. 35) znuhPhh»nie!' lk .heb gewacht totdat ik met u heb gedaan"6^ 8n 6D gezegd' wat ib werkelijk «Hebt gij dan het kind niet vermoord van een' beraachtigde een pas overleden kind dat dft h t 'andlo°Pers en maakte u diets, 1 Va? UW hr09der was" Giï bebt nood h! U7 gelaat tJlntelde' maar gij hadt nooit den moed er my dankbaar voor te zijn Middelerwijl verborg ik den jongen erfgenaam' Wb £S' renLt0f 8ij naar het hof had sm it! t h,et aaD z«n moeder terug, zoudt koken» UChten' V00r dat g« terug greeLnU'T,:- Een, maand nadat dit voorval plaats mi??: uU'lng ,k van haar efn hHef, waarin zij Ik durml f.8 met ar klDd teru* te keeren weer te a Wagen' U het k,nd in leven oia„. doen vmden, en smeekte haar naar bet LsVlaï'o" Het 7VT d8rde kerstdag, ei teest van Onnoozele Kinderen, wie ze haar Goddelijke Verlosser ons niet cl a ar op gewezen, fan nog zouden wij het wel geweten hebben. Zeker B. G. het is overduidelijk en toch hoevelen Z1jn er helaas ook onder ons voor wie winst bèhajen het meest noodzakelijke schijnt, en die zich daarom allerlei onrechtvaardige handelingen veroorloven, somtijds onder het voorwendsel dat dit gebruik is; een gebruik natuurlijk ingevoerd juist door degenen, voor wie geen beter ueei.. dat hun nooit zal ontnomen worden, bestaat; hoevelen ook onder ons, voor wie winst behalen zoozeer hoofdzaak is, dat zij Gods gebod verge ter. wcest indachtig dat gij den Sabbatdag heiligt dat zij handelen alsof zij niet de eer en het geluk genoten te behaaren tot de II. Kerk, door God gesteld om ons te leeren al wat Hij wil, dat wij zullen onderhouden. Zeker overduidelijk is de regel, dien wij moe ten volgen bij onze zorg voor het aarlsT'be, en toch hoevelen zijn er niet, die er desnoods het l ijk God,s, de heerschappij van God over de we reld, aan wagen, als zij maar geen schade lijden of als zij meenen winst te kunnen behalen aan die dingen, welke God ons wel en voldoende mate zal toewerpen, wanneer wij op ae eerste plaats Zijn rijk, de gerechtigheid, zoeken. Zeker, nog eens, het is overduidelijk dat onze ziel ons meer waard moet zijn clan een heele wereld; maar waarom' zijn er dan zoo velen en ook onder ons1 schijnen het hier en daar geen zeldzame uitzonderingen meer te zijn oie lieer hunne ziel verspelen, dan hun^kleine wereld te leD..dealen met een talrijk nageslacht? Doch genoeg, ieder uwer B. G. kan voor zich- zelve genoegzaam aanvullen, wat wij hier slechts aanstipten; en daarom roepen wij U liever toe met al den ernst, die in ons isuit alies is niet meer christelijk, 't is zuiver heidendom, en dit is niet een persoonlijke opvatting van ons, of van een of anderen al te strengen geestelijken schrijver, waarover men zich gerust heen kan zetten; neen, het zijn de woorden van Christus zelfhaec omnia gentes inquirunt: voor dit alles zijn de heidenen bezorgd. Een christen moet er zijn eer in stellen, dat hij God zijnen vader mag noemen; en die God, onze va-der, gaf ons het meerdere: ons li chaam, ons leven, waarom zou Hij het ons aan het mindere: voedsel en kleetting laten -ontbreken? Hij onze Vader1 weet toch dat wijduit, alles noodig hebben. Scit enim Pater vestcr quia his omnibus indigetis. Het is heidensche twijfel aan Gods va derlijke voorzienigheid, wanneer wij uit bezorga- heid voor liet aardsche verzuimen Hem te dienen of meenen dat wij weit het onmogelijke doen kun nen, meenen twee heeren: èn God èn den mam mon té kunnen dienen; het is niet meer christelijk, maar heidensch ongeloof te meenen dat de na tuur voor het voedsel der vogelen en voor de heerlijke kleedij der leliën zorgt en dat de zoo- vee] hoogerstaande mensch buiten God om voor zichzelven moet zorgen; het is heidendom te meenen of te handelen alsof gij meendet, dat al uw zorg u iets zal baten, wanneer Gód niet voor u zorgt, en dat aan Zijn zegen niet alles lieveling aanbeval". «En vluchtte zij «Geheel alleen nam zij haar toevlucht tot het klooster van Glastonbury. Daar stelde zij zich voor te blijven, om haar krachten te versterken, totdat zij zich tot den rechter zou kunnen wenden. Vooral op haar gunstelingen in het kasteel was haar hoop gevestigd. Zij vluchtteeen vreeselijke nacht van storm overviel haar en zij stierf langs den weg. «Met haar kind?" zeide Sir John. «Neen het lot dat het kind overkwam, is mij geheei bekend. Het kind werd door een pachter Hodge genaamd, uit het gevaar gered, en werd opgevoed door den goeden abt van Glastonbury, en heeft de geestelijke, die u hier bracht, waar heid gesproken, dan houdt gij u thans bezig met het zoeken naar een middel, om hem naar schijn van een misdaad ter dood te veroordeelen. O, bekeer u, sir John. Kom tot inkeer, nu het nog tjjd isdoe het om uwer en mijnentwille. Ik ben schuldig, omdat ik het geheim verborgen hield, omdat ik bang was voor uwe gramschap, bang voor u, mijn meester; en ik hield het ge heim in mijn hait bewaard. Toch zijn mijn handen zuiver van onschuldig vergoten bloed, ofschoon mijn schuldige medeplichtigheid, de moeder in het gevaar bracht den dood in de sneeuw te vinden, en het kind aan de gevaren van den nacht bloot te stellen, ofschoon ik u heb geholpen een erfenis te bemachtigen, waarop gij geen recht had, en die mij en u beiden in de eeuwige ver is gelegen, een christen toch, weet en denkt er aan, en handelt er naax, dat hij zonder Gods hulp zichzelven en de zijnen niet voor schade behoeden, niet in het leven houden kan evenmin als hij zijne lengte met een el kan vergrooteii een christen denkt ex aan, dat hij te vergeefs werkt als God zijn huis niet bouwt, dat zelfs wanneer hij zich door veel zorg en arbeid rijke goederen verzameld zou hebben, de Heer van dat alles deze rijkdommen op allerlei wijzen kan ver leren doen gaan, ja dat God, de Heer van leven en dood, op het oogenblik waarop wij ons tevreden en gelukkig gevoelen over het welslagen van onze zorgen, tot ons kan zeggen: Stutte hac node uni- mam. tuani repetunt a te; DwaasI nog dezen nacht zal uw leven van u worden opgeëisent; quae autem parasti, cujus erunt en al wat gij gewon nen meendet te hebben, zal het uwe niet meer zijn. Daarom B. G. alleen christelijk en aus gelukkig en wijs is hij, die vóór en boven alles Gods rijk- zoekt en Zijne gerechtigheid in het vaste ver trouwen op de goddelijke belofte, dat al het an dere hem zal worden toegeworpenchristelijk en dus gelukkig en wijs alleen hij, die zich hier in uit leven schatten weet te vergaderen voor don hemel, schatten die; door niets kunnen verloren gaan, die door niemand kunnen worden geroofd; voor die schatten moeten wij zorgen, voor die schatten moet ons niets te zwaar vallen, moeten wij alle offers over hebben, want. niets hier op aarde kan in vergelijking komen met hetgeen God heeft bereid voor degenen, die Hem alleen heliben gediend en vóór alles Zijn rijk, Zijn ver heerlijking hebben gezocht. In den aanstaanden Vastentijd, uien tijd van gebed en van versterving, welke bet genen zoo krachtig maakt, zult gij B. G. naar Wij vertrouwen veel bidden, veel voor u zeiven maar ook veel voor de u omringende wereld; zij1 dan uw voort- o men de gebed: adveniat regnum Tuum, Laat toekomen Uw rijk; maar zij dit dan ook werkelijk een gebed, d. i. een begeerte des harten, een ernstig verlangen naar Gods rijk, naar de heer schappij van de gerechtigheid op aarde, en begint althans zooveel in uw vermogen is, bij u zei ven die heerschappij van God te vestigen of te versterken; dan zal Gods rijke genade u verder helpen, omdat die begeerte, die wensch in vol komen overeenstemming is met Zijn II. Wil; en wanneer die wensch, die II. Wal Gods vervuld is in u, dan zult gij: niet alleen den ver oerlelijke n invloed der wereld voor u zeiven niet behoeven te vreezen, maar zal ook van u een gezonde in vloed uitgaan over geheel uwe omgeving en kracht bijzetten aan het gebed, wat gij voor anderen stort. Voorts bevelen Wij in uw gebed aan: ouzo H. Moeder de Kerk, die onder het herlevende heidendom zoozeer lijdt, ons vaderland, waarin zoovelen er frotscli op gaan, tot geen gousdienst meer te belmoren, onzen H. Vader den Paus, die zoo gaarne alles in Christus hersteld zou zien, onze geliefde Koningin, die ook tot richtsnoer doemenis zal doen komen. Herstel uw misdaad zonder aarzelen, en mijne arme ziel kan in vrede gaan. Spaar den jongen, uw neef". »Zijt gij er zeker van dat niemand ons kan beluisteren Zijt gij alleen in dit huis «Ja, alleen met de dood". «En hebt gij de waarheid aan niemand bekend gemaakt?" «Nog niet". «En nooit zult gij het doen. Sterf dan den dood, dien gij het wicht spaarde". Hij wierp in een oogwenk een kussen over haar' hoofd, en deze drukte die vast op haar ge laat, totdat de arme vrouw den laatsten adem had uitgeblazen. Toen haalde hij het kussen weg gaf aan het gelaat een kalme uitdrukking, bracht alles weer in orde en verliet het venrek. Toen sir John de trap afdaalde, ging een rilling door zijn leden. Aan den voet van de trap stond, in werkelijk heid of in verbeelding, hij wist het niet, een geestachtige gedaante, met zulk een afschuw wekkend uiterlijk, dat zelfs de ijzeren, zenuwen en spieren van den moordenaar dreigden hem alle kracht te ontnemen. Hij deed een krachtige poging om zich te her stellen en vloog door de spookachtige gedaante de deur uit. Hij had nu de buitenlucht bereikt, doch een aanval van zenuwachtigheid overviel hem hij zonk op den grond neder en kreeg het bewustzijn niet weer totdat een krachtige stem hem uit zijn dommeling wekte. «Hoe maakt het de oude daar boven «Zij werd door een beroerte overvallen, terwijl ik bij haar was, en kwam die niet meer te boven". VII. Om ons verhaal goed te volgen, is het noodig, dat de lezer bekend zij met de vroegere geschie denis der familie Redfyrne. Ongeveer twintig mijlen ten zuidwesten van GlastonbHry, op de grens van Dortshiro en niet ver van Sturminster, stond drie eeuwen geleden een oud, vervallen kasteel. Een gedeelte van het gebouw was naar den stijl der zestiende eeuw ingericht tot een aange naam verblijf, terwijl de slottoren en andere ge deelten aan den tand des tijds waren opgeofferd. Het nieuwerwetsche gedeelte vormde met zijn brede ramen een schilderachtige groep, en maakte een scherp contrast met de oude torens, die, zoover de muren reikten, kerkerholen waren en in vroeger dagen werden gebruikt om de ge vangenen op te sluiten. Hier woonde eenmaal de brave ridder sir Ge orge Redfyrne met zijn vrouw en hunne vier kinderen. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1914 | | pagina 1