Dagblad mor Schiedam en' Omstreken. De Oorlog. p p nbö veriieB c ibUxcJlü Onschuldig veroordeeld. Gratis Ongevallenverzekering 37ste Jaargang. Donderdag 24 September J914. No. 11036 dood t II III üTereenïoistii op de polis Femelde voorwaarden, Buitenlandsch Nieuws. FEUILLETON. Bureau: Boterstraat 50, Telef. 85. Postbus 39. Abonnementen per 3 maanden ƒ4.50, per week 12 cent, per maand 50 ct., franco p. post ƒ2.— p. kwartaal. Afzonderlijke nummers 2 cent. De verzekering wordt 1 A d v e r ten tien: Familieberichten 20 ct. per regelHandelsadvertentiën b egels J- ct.elke regel daarboven 15 ct. 3 maal plaatsen wordt 2 berekend. Ingezonden mededeelingen 35 ct. p. regel. Speciale conditiën herhaaldelijk adverteeren. maal voor by levenslange geheele invaliditeit gewaarborgd door 1.b® verlies van een hand, voet of oog Moilandscha Algemeene Van het Fransche oorlogsterrein nog steeds geen noemenswaardige berichten. De Fransche berichten melden, dat de Duitschers bij Noyon eenig terrein verloren hebben. De toestand heeft nu meer van een belegering, dan van een veld- slag. De beide partijen hebben zich in danig ver sterkte stellingen begeven en schijnen te wachten tot de legers voldoende versterking hebben ont vangen om weer aanvallend op te treden. De zeeslag. De vraag kan gesteld worden, schrijft het Hbl., of de Engelsche matrozen, die aan boord van het Nederlandsche schip «Titan" waren opgenomen, door de Engelsche torpedoboot «Lucifer" mochten worden overgenomen. Die vraag wordt door het oorlogsrecht bevestigend beantwoord. Wel bepaalt het oorlogsrecht dat «schip territoir is", dat wil zeggen, tot het gebied van den Staat behoort, van welks nationaliteit dat schip is. Maar de generaal Den Beer Poortugael teekende daarbij aan «Deze regel geldt alleen onbepaald voor Oorlogs schepen. De territorialiteit van een koopvaardij schip is slechts betrekkelijk, de assimilatie niet volkomen, blijkbaar uit het visitatierecht, dat oorlogvoerenden op handels-, niet op oorlogssche pen kunnen uitoefenen." Hetzelfde recht, dat een oorlogvoerende heeft, om een neutraal schip aan te houden, te onder zoeken en er dienstplichtigen van de vijandelijke natie als krijgsgevangenen af te halen, bestaat voor het overnemen van de geredde schepelingen, zoolang het neutrale schip niet binnen de lijn van eerbied is gekomen, die als maritieme grens van het land wordt waargenomen, een lijn die alge meen wordt aangenomen, op drie mijlen of 5.556 K.M. van de kust te loopen. Buiten dien afstand had dus de «Lucifer" het recht de Engelsche matrozen van de «Titan" over te nemen. De overigen zijn naar Nederland ge bracht en moeten hier worden geïnterneerd tot dat de oorlog geëindigd is. BELGIë. Men seint aan het «Vaderland": Men verwacht dezer dagen te Ostende de ont scheping van een Fransch legerkorps, dat van Havre zal vertrekken en dat zich bij de Russische troepen, die ook hier verwacht worden, zal voe gen, 4000 Engelschen zijn in de richting Over- meer vertrokken. In de hangars te Antwerpen bevinden zich 20.000 paarden, die voor de Russische troepen bestemd zijn. In het arrondissement Philippeville zijn de vol gende dorpen geheel of gedeeltelijk verwoest: Nis-mes, Tcnirbes, liomne, Matagne, Romedoux, Surice, Heer, Hermetbix, de plaatsen Nerve en Battice zijn geheel verwoest. by verlies 1 I UU een duim Verzekeringsbank, gevestigd te Schiedam, by verlies van eiken ande reu vinger. GROOTE BOEIENDE ROMAN. Naar het Fransch. 113) Indien zij tot aan den haard geraken kon, de gloeiende kolen bereiken, zou zij hare koorden verbranden en de vlucht nemen. Zij verzamelde al hare krachten en poogde nog den boomstam te bewegen die haar wederhield doch zij begreep spoedig dat hare pogingen vruch teloos zouden wezen, dat zij niet sterk genoeg Was en dat zij nutteloos hare krachten zou uit putten. Het was alsof de boomstam met wortelen in den grond vast stond. Dan legde zij zich op den grond neder, de beenen uitgestrekt naar den haard, en zij kon uoet moeite een kreet van vreugde bedwingen toen zij bemerkte dat zij groot genoeg was, uoet zich uit te rekken, en het haar gemakkelijk Vallen zou kolen tot zich te brengen. Plotseling hoorde zij in de nabijheid der hut een geritsel van takken. Zij stond vlug op en zette zich neer op den boomstam. L eu ven. De Kunstconservator hij het Duitsche bestuur te Brussel deelt omtrent zijn onderz rek te Leu ven mede dat alle kunstschatten in het Raadhuis onbeschadigd gëoleven zijn. In de Pieterskerk vertotcmen zich in. den zolder eenig'e gaten, ter- wij! de dakstoel zwaar beschadigd is. Onbescha digd zijn de Michielskerk, de Jaccbskerk met de Hubertuskapel en de Geertruidkerk. Van het Bibliotheekgebouw1 zijn de gevels zeer beschadigd. Een zesde van de stad is verwoest, te schilde rijen van Dirk Bouts Het Avondmaal en St. Lu- casv-I bleven ongedeerd. Te Luik zijn alle ker ken en kunstverzamelingen onbeschadigd. Te Hny is de cjodlegiënterk onbeschadigd Brief a#n de Duitsche keizerin Door een aanzienlijke Belgische dame is de volgende open brief gericht aan H. M. de Keizerin van Duitschland Mevrouw, Ik lees in de bladen, dat Uw zoon Joachim gewond in Berlijn is teruggekeerd, dat gij hem zijt tegemoet gegaan en dat gij met trots het IJzeren Kruis hebt beschouwd, hetwelk zijn borst versierde. Ik ook, mevrouw, heb een zoon bij het leger. Hij werd, evenals de uwe, gewond. Maar meu heeft hem niet naar huis gebracht. Ik heb hem niet bij mij kunnen opnemen. Ik heb drie weken laDg voor hem gebeden, niet wetend, hoe hij het maakte. Hij heeft, Goddank, niet onder dezelfde vaandels gestreden als prins Joachim. Maar als vrouw en moeder begrijp ik toch de vreugde, die gij ondervondt, toen ge uw zoon levend terugzaagt. Ik gevoel overigens geen bitter heid tegen uwe soldaten, dat ze mijn zoon op het slagveld hebben gewond. Dat is oorlogskans. Al- 'een bedenk ik, dat het in mijn arm België is, dat uw zoon gestreden en zeer zeker het bevel gevoerd heeft. En dat hij hier, te midden van een soldeska, van roof en moord en beestachtige verschrikkingen, zijn IJzeren Kruis zou hebben verdiend... Indien dit waar is, Mevrouw, zoudt gij U dan nog zoo trotsch gevoelen? En indien gij al nie: kent de vreeselijke uitspattingen van die ontaar den, waaronder prins Joachim heeft gestreden, dan vraag ik U tenminste, of gij U hebt verze kerd, dat zijn IJzeren Kruis niet is besmet, dat het den soldaat eert en niet dient om ook maar een deel van de verantwoordelijkheid te verbergen voor de wandaden, welke mijn vaderland door Uwe soldaten heeft moeten lijden. Meent gij, dat eenig Duitsch officier, en uw zoon meer dan een ander, zal kunnen ontgaan de verantwoording voor God en de historie over het stelselmatig en onmeedoogend vernielingswerk dat over het geheele land is gebracht Indien de zachtheid, de kalmte en het geheiligde medege voelen het moreele sieraad zijn gebleven van onze sekse in alle streken, waar de christelijke bescha ving haar stempel heeft gedrukt, zou h'et hart van iedere vrouw wel tweemaal in opstand moe ten komen, mevrouw, over de vreeselijke daden, welke men in dit land heeft gepleegd en dat men tenslotte verdwaasd genoeg is, om het Kruis, het zinnebeeld van den Christen, als belooning te beschouwen voor degenen, die voor het geweten der menscbelijkheid de verantwoording dragen. Wij leefden hier vreedzaam en Duitschland heeft ons gedwongen, om of van onze eer afstand te doen, of door zijn soldaten beoorloogd te wor den. Ik benijd IJ niet, Mevrouw, gij, vol trotsch op uw zoon, die terugkeert uit de verwoeste vel den van Visé, van Dinant, van Leuven, van Den- dermonde, gesierd met het IJzeren Kruis, dat een heiligschennis en een ten hemel schreiende pro fanatie is. Neen, ik benijd U niet. En zelfs onder onze tranen, die wij zullen weten te drogen, en te midden van de puinhoopen, waaruit wij eens zullen herleven, zegen ik God, omdat onze vrou wen, die zonen in het leger hebben, hen in haar armen kunnen sluiten met het bewustzijn, dat zij soldaten en geen moordenaars zijn. EEN BELGISCHE MOEDER. Verdachtmaking; der Belgische Geestelijkheid. Hoe zich enkele priester-hatende Belgen niet ontzien hebben, om van de treurige oorlogstoe standen gebruik te maken, teneinde priesters luj de Dfuitschers verdacht te maken, blijkt uit een be lang! ijk stuk, dat aan de „N. Limb. Koerier" (Heerlen) wordt toegezonden. Aan. dat Blad wordt nl. geschreven: Hoe sluw en hoe gemeen en van de ontzet tende gebeurtenissen partij getrokken wordt, om de R K. Belgische geestelijkheid te belagen, Mij!4 pA-.öok uit het vozend verhaal, vony welk-' waarheid schrijver deze-s instaat. i Was in het dorpje Welkenrath, op het Bel gische gelegen, in de onmiddellijke nabijheid der Nederlandsch-'Limburgsche grens, een dorpje waar 's Zondags tenminste de g;oede luiden no;g ier kerke gaan, dat -op een avond zich hij Jen Kape laan der parochie een Emitsch officier aanmeld de. Fat het bezoek g(een vriendschappelijk karak ter droeg, bleek dra, want a° officier verzocht len geestelijke op barschen toon het noooige voor drie dagen bij elkaar Ie pakken en hem onmiddellijk te volgen. Blijkbaar werd dit bevel naar den zin van den Euitsrher niet spoeaig ;ënaeg opgevolgd, want nogmaals werd het her haald onder bijvoeging, dat levensmiddelen niet behoefden te worden meegenomen en dat er wat haast moest worden gemaakt Eo Kapelaan werd naar een plaatsje elders gevr-ad, alwaar hij aan de niet benijdenswaardige hoeao van een tot de tanden gewapende wacht wed toevertrouwd, terwijl een eenvoudig!, alles nehf.ive weelderig1 ingericht vertrek hem Rot ver- li'ijl zou dienen, 't Eten wat hij1 kreeg' was goed. Den derden dag omstreeks vier uur kwam de zelfde Officier, welke hem in zijne kapelanie had gt-vangen genomen, hij hem om hem mede tc celen, dat te 5 uur het krijgsgerucht hij hem zou komen. Om half zes, kwam deze officier weer en vroeg of het gerecht er al geweest was. Op het ontkennend antwoord van den geeste lijke verwijderde hij zich, aoch kwam omstreeks De deur werd geopend, en Piéqueur trad binnen, op het meisje een beteekenisvollen blik werpend. Hij kwam tot haar, nam hare handen vast, ondei zocht de koorden, Rosa had den moed te glimlachen Gij moogt gerust zijn, zeide zij, ik kan on mogelijk vluchten. Piéqueur antwoordde niet; hij had in eenen hoek der hut eenen zak met schors geworpen en hij was weer vertrokken zonder een woord te spreken. Zij wachtte een weinig, zonder zich tc ver roeren, vreezende dat hij opnieuw terug komen zou. Dan begon zij dezelfde pogingen in het werk te stellen. Maar zij werd doodsbleek. Het vuur was uitgegaan terwijl Piéqueur daar was, en zij moest er voor vandaag van afzien dit middel te beproeven. 's Avonds, na nieuwe bedreigingen, gaf Piéqueur baar nogmaals brood en water. Hij sloeg haar niet en, aangemoedigd door de hoop dat zij misschien den volgenden dag vrij zou wezen, sliep zij zachtjes in. Toen de bandiet de hut had verlaten, den haard gelijk daags te voren, latend met eenige kolen die brandden, begon zij te beven. Indien zij ditmaal niet slaagde, was het met haar gedaan, voorgoed gedaan. Zij zou alsdan be zwijken onder de slagen van den ellendeling die haar martelde. Zij legde zich neer zooals zij daags te voren had gedaan, rekte hare voeten uit naar de schouw bereikte de asch en bracht, zonder te veel moeite eenige dikke kolen aan. Zij rolde ze op het droge hout dat in de hut verspreid lag en welk zij had opgehoopt, dan blies zij er onder, maakte alzoo vuur en stak hare polsen door koorden omwonden bij de vlammen. Deze verteerden het touw maar tastten ook het vel aan. De pgn welke hierdoor werd veroorzaakt was verschrikkelijk. Driemaal overwonnen, erg verbrand, was Rosa op het punt in bezwijming te vallendriemaal trok zij uit de vlammen hare verbrande armen en driemaal stak zij ze terug in het vuur met een bovenmenschelijken moed... En het heldhaftig meisje mompelde, met de oogen gesloten en de lippen op elkander ge drukt Mijn God, geef mij de kracht om niet te falen... Mijn God, verdedig mij 1... Het touw raakte los. Eene beweging met hare polsen verbrijzelde het. Het was hoog tijd. Deze foltering was boven hare krachten, zij voelde dat zij sterven ging. Hare armen schenen verminkt Maar zij was vrij Zij maakte zich meester van het snoeimes door Piéqueur in eenen hoek achtergelaten, vast be sloten er zich van te bedienen tegen den bandiet indien hij hare verdwijning bemerkte vooraleer zeven uur dezelfde vraag herhdle-n. Weaer.om gaf de priester een ontkennend antwoord L'e officier u rzoüit toen den priester -schril te tij'k te willen verklaren, dat "hij zelf niet op de Duitsche troe pen had geschoten, noch zijne parochianen nad .lang'ezet dit te doen. Toen kapelaan aan dit verzoek voldaan had, moest hij op verlangen van den officier het geschrevene voorlezen. Toen sprak de officier op vriendelijken toon: Ga naar huis, eerwaarde, ik hen ervan over tuigd, dat hetgeen U aaar geschreven heeft de vn-.Jw waarheid is, doch zeggen moet ik U, dat er in uw dorp menschen wonen, welke li een dopdelijken haat toedragen. Tot hier mijn zegsman. Het bovenstaande gebeurde zooals hij vertel- ao in een dorpje, waar de menschen nog' ter kerke ga,an, waar dus de bevolking nog eerbied ht< ft voor den priester. Hoe het zal gegaan zijn in doirpkens en steden, waar vie luiden niet meer ier kerke gaan, waar de priester Zondags de hou.: mis zingt voor stoelen en banken, waar de burgerij haar priesterhaat zoo dikwijls luchtte net een „a has la cafotte 1" hoe het tiaar zal zijn? Oorlogsellende. Emiel Schiltz, schrijft in het «Handelsblad van Antwerpen" In de tram zat over mij een oud man, met grijzen groezelbaard en een hoogen hoed van de mode van over een twaalftal jaren. Door een breeden zilveren bril, las hij een Engelsch dag blad of liever, scheen die Engelsche krant te moeten ontcijferen, want het lezen vorderderde traag, ofschoon hij in de lectuur verdiept was. Zoo verdiept, dat hij, bij het stilhouden aan de Nationale Bank, niet opkeek naar een vrouw, die met een zwaar pak en twee kinderen het een op den arm het ander aan den rok, in het rijtuig klom. Die vrouw had een hard, gemeen gezicht. Haar oog was dor strak, en er was verschrikking in te lezen. Haar kleed, dat zwart geweest was, had nu die vale groengrijze tint, die een lang bestaan verraadt onder iandelijke hemel. De haren waren wanordelijk in een wrong gebonden, gezicht, hals en handen waren zwart van stof; alles in haat- houding, in haar gelaat, sprak van armoede, schrik, lijden. Het oudste kind zat stil op de bank, nevens moeder. Het was een prachtig meisje, van een jaar of acht; volle roode kaken, helderblonde haren, naar het wit af, staalblauwe kijkers, een rustig gelaat. Het jongste een paar jaren oud» was een arm schaapken, met een kreupel beentje en roode waterige oogen. Het deed niets dan schreien, zagend, onafgebroken het was niet ie stillen, en wou op den moederschoot niet slapen. Een werkman, die nevens den heer met de Eogeische krant was komen zitten, en eene pi kante pijp rookte, moest aan de vrouw iets ge vraagd hebben want ze was aan 't vertellen wat we al duizendmaal gehoord hebben, het verhaal van de gruwelen door de Duitsche soldaten ge pleegdde hoeve verbrand, de man met bajonet zij buiten zijn bereik was en indien hij haar achtervolgde. Dan trad. zij zachtjes buiten de hut. Het bosch werd met zonnelicht overgoten en eene groote menigte vogeltjes zongen tusschen het gebladerte terwijl zij hun nest maakten. Zij sleepte zich voort tot aan de Bergkloof, zich geheel aan het toeval overlatend. Haar inzicht was zich zoo ver mogelijk te verwijderen van het roovershol waar zij had gemeend te moeten sterven. Zij kende haren weg niet en bemerkte geen enkel spoor. Zij volgde de bergkloof, ging dan dieper in het bosch, hopende een houthakker te ontmoeten of op een weg te komen die haar zou geleiden naar een woning van waar zij zich naar het dorp van Haut-Buttè zou kunnen begeven. Eensklaps bleef zij plotseling staan, zakte in een en zette zich op de knieën in het gras, zonder de minste beweging te maken. Zij was doodsbleek haar hart klopte geweldig en smartelijk en hare lippen waren droog. Zij was aan den rand gekomen van eene open plaats langs eenen kant bezoomd met rotsen, dewijl de andere kant zich uitstrekte in het bosch. Op het uiterste punt dezer open plaats stonden eenige eiken zonder schers.' Aan een derzelve hing nog een lang touw met knoopen. (Moeit vervolg/U, -V

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1914 | | pagina 1