Onder het schrikbewind.
Fundeering-Glas
Zaterdag
21 Not. 1914.
Gemengd Nieuws.
F E UILLETON.
TWEEDE BLAD.
No. 11086.
Ingezonden.
Advertentiën.
H.H. BOUWERS.
tegen natte muren
JAN VAN KATWIJK.
N a a sten lief d e. Bij .ie vele verhalen van
on mensehei ij'ke wreedheid, die ons worden ver
haald van het oorlogsterrein, doet het weldadig
aan, daden van naastenliefde te kunnen verruw]
den.
•De „Vjoss-ische Zeitung!" publiceert ondèraltaan-
den brief, door een Einj&hpiger van het oorlogs
terrein in Frankrijk aan zijn familie in Hamburg
gezonden.
„Met een patrouille kwam ik aan een verlaten
boerderij', totaal stuk geschoten, verbrand en ver
koold, het gebouw en de oogst. Uit een klein
nevengtebouwtje waarschijnlijk een verblijf voor
losse arbeiders stijgt rook uit den schoorsteen.
Een teeken tenminste dat er daar nog; ebn levend
wezen is. Voorzichtig nader ik hef huis. Voor
de deur ligt het lijk van een man "n ziji) hemds
mouwen, met doorschoten horst, zijn jachtgeweer
krampachtig' lOjmknëld, de trekken nog van haat
vertrokken, in woede verstard. Een feanktireur,
die zijn strijdlust met zijn leven heeft geboot!
Ik treed binnen. Welk een aanblik! In den
soort keuken, tusschen een hoop stukgeslagen
keukengerei en omvergeworpen meubelen zit een
vrouw, tamelijk jong nog en niettegenstaande de
verwaarloiozing) nog mooi. Be haren hangen haar
verward om: het gezicht. Ze is slechts half aan
gekleed en heeft een kind aan ue bonst. Brie,
vier kleine kinderen kiuipen hij mijn binnenko
men achter haar kleeren weg. Op het fornuis
pruttelt iets in een allervuilste pot. Het is
water met wat harde witte nonnen.
Als ik de aanrecht nader, begint oe vrouw,
de echtgenO'Ote van den lianktireur, oie buiten
ligt. in de meening' dat ik het laatste wat zij nog
bezit: zal meenemen, luid te wedren. Ik raap
al mijn kennis van Fiansch bijeen en siaag er in
de vrouw te kalmeeren. Be stumperde zitten
reeds eenige dagen zoo, zonder iets te eten. Haar
rran is dioiod, hij kan niet meer helpen. Be
vrouw zelf is zwak en de kleinen beletten haar
iets uit te voeren. Aan vluchten valt niet te
denken. Waarheen zou ze ook gaan? Kaar de
zwarten of naar de vijanden, die haar* echtvriend
doodden? Be weinige levensmiddelen, die in voor
raad waren en die niet vette and zijn, nebben
vriend en vijand achtereenvolgens weggehaald.
Haar geheele bezit bestaat uit wat witte hoornen.
Een oneindig medelijden en erbarmen komt over
mij. Ik troost haar zoo goed ik kan en geef
haar een half brood en een hoeveelheid koffie
bonnen, die ik toevallig hij me heb. Be arme
vrouw wist, van louter dankbaarheid niet wat
ze zeggen zou en wilde me de handen Missen,
hetgeen ik afweerde. Ben kleinen gaf' ik een st.uk
chocolade. Toen ik wegging', lag de arme vrouw
op de knieën en bad innig'. Ik echter verheugde
mij ook eens een goede daad te hebben ver
richt.
In de compagnie deed ik medetele ling van wat
ik gezien had en .onze goede, klein e; luitenant
bepaalde, dat aan de vrouw eiken dag oen stuk
brood en eten zou worden gebracht."
Vijfduizend Buitschers kwamen hem bij St. Lau
rent bestoken. Be aanvoerder der Duitschers zond
eerst den burgemeester van St. Laurent als par
lementair, om kapitein Nijssens te bevelen, die
plaats op te geven, er bijvoegende, dat hij met
een groote macht en artillerie stond. Kapitein
Nijssens antwoordde»Zeg aan den Duitschen
commandant, dat ik niet zijn bevelen, maar wel
zijn aanval afwacht en dat hij hier tegenover sol
daten van Luik staat". Daarop ontstond een gevecht.
Om de vijandelijke stelling te verkennen wilde de
moedige aanvoerder geen zijner mannen opofferen
maar ging zelf op een hoogte staan. Hij werd er het
mikpunt van een heftige fusilade een kogel wond
de hem aan het hoofd, eene andere vloog door de
pand van zijn jas, een derde drong in de heup
en kwam er langs den dij uit, Kapitein Nijssens
stortte ter aarde. »Denk aan den brug rechts", riep
hij neg» »mannen, houdt stand zoolang gij kunt.
Breng mij niet over de grens. Laat mij in België
sterven. Leve de Koning 1 Leve België 1" Maar
flauwer werd zijn stem en de held verloor zijn
bewijstzijn. De worsteling werd hopeloos. Vier lan-
ciers redden hun overste en brachten hem op
Nederlandsch gebied. Be mannen moesten zich
eveneens gevangen geven Bij het afleveren der
wapens aan de Nederlandsche militairen, weenden
velen van de stoere kerels, die immers tot het
beroemde tweede regiment lanciers behoorden,
dat zich bij Luik, Aarschot en Mechelen zoo
onderscheiden had. Even, toen hij het bewustzijn
terugkreeg, waren de eerste woorden van ka
pitein Nijssens tot de Nederlandsche soldaten
»Ik heb grooten eerbied' voor Nederland, maar
wensch, dat er dadelijk rapport van gemaakt
wordt, dat ik bewusteloos eu tegen mijn verlangen
over uwe grens ben gevoerd". Kapitein Nijssens
verzoent zich niet met de gedachte van geïnter
neerd te zijn. Hij wil vorst en land blijven dienen,
maar tot nu toe is hij aan het krankbed gebon
den. Hij wordt in het gasthuis van Aardenburg
verpleegd, waar ik hem heden nog bezocht. ZijD
wonden genezen goed, maar daar de kogel
spieren, been en een ader geraakt heeft, is het
been nog stijf. Nijssens is een goed vriend, maar
ook een trouwe navolger van generaal Lehman,
die nu te Maagdenburg vertoeft. Te Aardenburg
worden nog meerdere gewonde Belgische soldaten
verpleegd.
Kapitein Njjsssen.
Vele onzer lezers zullen met genoegen verne
men, zegt de »Tel", dat de Belgische kapitein,
commandant der lanciers, Nijssen, zoo bekend om
zijn kranige stukjes dat in het springconcours bij
de paardenrennen te Amsterdam en Den Haag,
aan de beterhand is. Kapitein Nijssen had de zoo
gevaarlijke opdracht, den terugtocht der Antwerp-
sche troepen naar Ostende te helpen dekken. Het
was een ware »t a c h e de sacrifice". Met.
vijftig lanciers verschanste hij zich eindelijk in
Oost-Vlaanderen, nabij de Nederlandsche grens-
Nadat hij tweemaal met zijn onverschrokken man
nen dwars door de Duitschers heengerend was,
hoopte hij langs de grens naar de kust op te
rukken en zich bij de Belgische troepen te voegen.
17)
Lamotte wist echter ook waarom de prins
naar Parijs was gekomen. Deze was 's morgens
naar de Tuillerieën geweest, had daar zijne nicht
bezocht, en haar in naam harer ouders gesmeekt
de koningin te verlaten en met hem mede naar
Londen, naar hare ouders te gaan! Lamotte had
echter van den prins vernomen, dat zijne nicht
hem onder tranen gesmeekt had haar te laten
waar zij was, zoodat de prins alleen moest terug-
keeren. De oude dienaar was er diep bedroefd
over, want hij had de prinses, toen zij nog een
kind was, dikwijte op zijn armen gedragen.
Dat was echter nog niet alles.
Laat in den avond was een reiskales aangekomen
en Lamotte had haar binnen moeten laten, want
daarin zaten de comtesse de Beaumont en haar
oom. en van den bok was de oude dienaar Robin
gesprongen, om voor zijne heeren twee uren op
onthoud te verzoeken. De graaf en de comtesse
waren met de familie Chimay zeer bevriend, men
kon hen onder zulke omstandigheden in geen
geval afwijzen. De uitgespannen kales stond nu
op het binnenplein van het paleis. Comtesse de
Aan het front.
„La Croix' publiceert een soldatenbrief waar
uit weer eens duidelijk blijkt de verwoedheid
van de telkens herhaalde aanvallen op de vij
andelijke loopgraven.
Het gebeurde den October. Het derde
bataillon van het was ontplooid in de ti
railleurs-linie in diepe en stevige loopgraven.
Het infanterie-regiment was met het
bataillon jagers te voet opgesteld aan onze lin
kerflank. Wij verdedigden eene stelling, welke
den weg bestreek naar (in Argonne).
Precies te twaalf uur 's middags deden vier
Duitsche aanvalcolonnes een bajonetcharge op
onze posities, vier colonnes, dat is ongeveer
15000 man.
Onmiddellijk breekt over het geheele front
een verschrikkelijk geweervuur los, dat verwar
ring begint te zaaien in de Duitsche gelederen
wij werden bijgestaan door nog vijf secties
mitrailleuses, die prachtig werk gedaan hebben,
maar dat verschrikkelijk was om aan te zien.
De mitrailleuses draaiden met een snelheid
van 600 schoten per minuut, zij waren wit
gloeiend.
En ondanks dat, trokken de Duitschers onop
houdelijk vooruit. Men mikte niet meer, men
schoot in den hoop, en ik ben er zeker van, dat
ieder onzer kogels minstens één man neervelde-
Toch rukten zij immer voorwaarts en wij ver
dedigden ons met den moed der wanhoop.
Wij moesten onze stellingen houden 't koste
't wat koste en zoo zaten ze ons op 't lijf, dat
zij bij de loopgraven stonden. Wij hadden geen
Beaumont en haar oom bevonden zich bij den
prins in een kamer der eerste verdieping en
Robin was reeds geruimen tijd geleden met een
lakei vertrokken naar de Tuillerieën, om den
echtgenoot der comtesse op te zoeken. Be voor
zichtige dienaar vreesde dus, dat de komst der
Beaumonts en ook de verwachte komst van den
vicomte de bonteille de opmerkzaamheid zouden
trekken van het reeds in den fauborg St. Ger
main hier en daar samenrottende gepeupel.
In koortsachtige spanning had de oude man
zich ontelbare malen naar den ingang van het
paleis begeven en daar achter de goed gesloten
deur naar elk gerucht geluisterd, dat uit de
straat zich liet hooren.
Hij stond er nog en luisterde, toen hij eens
klaps paardengetrappel vernam, dat luider en
luider weerklonk.
Voor de deur van het paleis hielden de paarden
stil, onmiddellijk gevolgd door een kort, maar
hevig geklop.
Mijnheer de vicomte! mompelde Lamotte.
Wellicht zit het janhagel hem achter de veeren.
Het geluk bescherme hem en alle goedgezinden
Bij het met opzet gedempte licht van den
lantaarn welke naast den ingang van de woning
van Lamotte hing, opende deze de deur,
De vicomte Leon en de dienaar der comtesse
leidden hunne paarden bij den teugel naar binnen
en Lamotte zorgde er voor onmiddellijk de deur
weer te sluiten.
Terwijl Lamotte zijne vrouw riep, die ook
tijd meer om onze geweren te laden. Wij
moesten de bajonet gebruiken, daarna ons wapen
weer laden en schieten.
Ga eens naEen schot, een bajonetstoot, laden
en dat vijf uur achter elkaar.
Opeens fluiten er eenige granaten over ons
heen welke wij spoedig herkennenhet zijn. de
onze, die den vijand doen deinzen.
Zij vertrekken nog vlugger dan zij gekomen
zijn, achtervolgd door onze kogels en onze kleine
granaten van 75.
Ik hoorde later, dat een batterij berggeschut
op 't heetst van het gevecht wasj aangekomen.
Zij heeft ongeveer 30 minuten geschoten met
20 schoten per minuut, en toen wij buiten de
loopgraaf konden zien, zagen wij iets verschrik
kelijksLange rijen lijken van Duitschers.
Zij waren genaderd tot de borstwering der
loopgraaf, hunne bajonetten staken in de borst
wering en daarnaast lagen de mannen, door
stoken of doorschoten
Op een front van ongeveer een kilometer en
op 400 meter voor onze loopgraven, kon men
geen voet zetten, zonder een doode of een ge
wonde te raken
Op sommige plaatsen lagen de lijken zóó hoog,
dat wij er over heen moesten klimmen.
Bij dit treffen hebben de Duitschers minstens
10.000 mannen gelaten.
Gedurende het gevecht voelden wij niet de
geringste vermoeidheid, doch daarna vielen ons
de armen langs het lichaam en men heeft ons
eenige uren later, gedurende de duisternis, sla
pende uit onze stellingen moeten dragen.
De redenaar verheugde zich en sprak»U is
zeker geheelonthouder
«Nen, mijnheer," antwoord de ander. »Ik ben
duiker."
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
Van ingezonden stukken ook al word en ze niet
geplaatst wordt de kopy n i et terugge geven.
ALLERLEI.
Een bescheiden generaal. Op den
18en April 1864, nu ruim 50 jaar geleden, werd
er in den Pruisisch-Deenschen oorlog bij de Düp
peler-schans fel gevochten. De Pruisen, onder
generaal Wranger vochten met doodsverachting
en toen de schansen door de Pruisen met verlies
van veel menschenlevens bestormd en bezet wa
ren, zond de koning van Pruisen aan prins Frie-
drich Karl een telegram van den volgenden in
houd
»Behalve aan den Heer der heerscharen, dank
ik aan mijn heerlijk leger de roemrijke zegepraal
van dezen dag".
De adjudant van generaal Wrangel, die deze
depeche in diens tegenwoordigheid voorlas, zeide
niet zonder vleierij
De koning had Uwe Excellentie in dat te
legram ook wel mogen noemen, want de zege is
voornamelijk aan Uwe Excellentie te danken.
Menschenkind, antwoordde Wranger, be
grijp je dat dan niet Met den heer der heer
scharen heeft hij mij bedoeld.
Deftig. Parvenu (tot indringerig bedelaar)
»Als je niet dadelijk heengaat, zal ik je aanklagen
wegens paleisvredebreuk."
De eerste mooie lentedagen hadden eenen
edelman aanleiding gegeven, zijn tuin eens te be
zoeken, waarin hij zijn tuinman had gezonden om
te arbeiden.
Toen hij in den tuin gekomen was, zocht hij
overal zijnen tuinman toen hij hem nergens vond,
ging hij naar de vruchtboomen en zag daar den
tuinman slapende liggen.
De edelman wekte hem en zeiAr beidt gij
zóó, schurk Je verdient niet het brood, dat je
eet. Je bent niet waard dat de zon je beschijnt 1"
»Bat weet ik," zei de tuinman, ^daarom heb
ik mij ook in de schaduw gelegd".
Een redenaar in een publieke vergadering
sprak in het vuur zijner rede »Ik zou alle fles-
schen wijn, of bier of sterken drank op den
bodem der zee wenschen
»BravoBravo," riep er een op de achterste
rij banken.
spoedig met een lamp verscheen, gaf Leon den
teugel van zijn paard aan den bediende over en
Lamotte vroeg hem angstig
Heeft men u vervolgd, mijnheer?
Neen, antwooedde de vicomte. De straten
zijn zoo goed als verlaten. Maar ik heb geen tijd
te verliezen, vóór middernacht moet ik weer in
de Tuillerieën zijn. Waar zijn de comtesse en
graaf Beaumont
Gelieve mij te volgen
Terwijl de ongeduldige Leon met Lamotte
naar boven ging, deelde de laatste den jongen
edelman mede, dat de broeder van den prins in
het paleis was, doch van plan was binnen een
uur Parijs te verlaten.
Het eerste weet ik reeds van Robin, antwoordde
de vicomte, en het andere zal een geluk voor den
prins maar ook voor de vicomtesse zijn, want dan
heeft zij tot Normandië een goeden beschermer.
Doch laten wij ons haasten.
De bediende opende de deur van een vertrek
en ging met een korte verontschuldiging den
vicomte voor door een aantal kamers.
De groote en kleine salons met hare zijden be
hangsels en prachtige beelden maakten, spaar
zaam verlicht door de lamp van Lamotte, een
zeer treurigen indruk.
Alles deed hier denken, ofschoon nog door den
tand des tijds en voor een vandaalsche vernietings-
woede gespaard, aan een verdwenen grootheid.
Wie kon in deze dagen, waarin hoe langer hoe
meer voortwoekerende anarchie optrad, beweren,
De missiestatie der Paters Capucfjnea te Nanga
Sedjiram (Westerald. van Borneo) in
asch gelegd.
27 Augustus 1.1. zijn de gebouwen van de mis
siestatie te Nanga Sedjiram, op Borneo door brand
verwoest. De kerk, de pastorie en de jongensschool
werden door het vuur vernield.
Men schrijft den brand toe aan kwaadwilligheid.
Pater Ignatius, die bij het, helaas vergeefsche
blusschingswerk eenige brandwonden opliep, geeft
een uitvoerig verslag van de gebeurtenissen.
Nagenoeg alles, wat in de laatste acht jaren
te Sedjiram ten koste van zoovele offers werd tot
stand gebracht, is in nauwelijks één uur tijds
geheel en al in vlammen opgegaan. De schade
gaat zeker de som van 6000 gulden te boven en
het in dergelijke gevallen zoo geruststellende
^verzekering dekt de schade" kan hier jammer
genoeg niet worden bijgevoegd. Man verzekering
kan in de binnenlanden van Borneo geen sprake
zijn. Dat is eenvoudig onmogelijk, wijl geen enkele
assurantiemaatschappij zulke verafgelegen percee-
len opneemt.
Welk een slag dus voor onze dierbare missie,
die tot overmaat van ramp niet beschikt over een
spaarpotje, noch over een vast kapitaal, noch over
eenig andere bron van vaste inkomsten, doch al
leen steunen kan op Gods vaderlijke voorzienig
heid en de barmhartigheid onzer brave landge-
nooten.
Geen wonder derhalve, dat de zorg om het
geleden verlies te herstellen, om de bloeiende en
voor de toekomst zoo veel belovende statie van
Sedjiram uit hare assche te doen verrijzen, mij
niet weinig klemt. Waren de tijden rustig, als
verleden jaar, toen er alom vrede, voorspoed en
opgewekte levenslust heerschten, spoedig ware
wellicht het ongeluk door een of anderen goeden
vriend verholpen. Doch nu geheel Europa zucht
en gedrukt gaat onder den geesel des oorlogs met
geheel zijn nasleep meer dan ooit te voren, nu
er hulp wordt ingeroepen voor honderden nijpende
nooden, zullen wij nu nog kunnen of durven ho
pen, dat er nog helpers zullen zijn, die, hoe gaarne
zij ook zouden willen steunen, het ook zullen
kunnen doen, om te herstellen, wat zoo jam
merlijk werd verwoest.
Wat er van zij, ik wil onzen dringenden nood
aan onze katholieke landgenooten bekend maken
in de stille hoop, dat èr nog mogen zijn, die ons
nog kunnen helpen, is het niet door groote be
dragen, dan toch door kleine giften, die, door
velen geofferd, toch te zamen een voldoend bedrag
zullen uitmaken, om aan de missionarissen en
hunne arme Dajaks kerk, pastorie en school terug
te schenken. Onnoodig te zeggen, dat elk offertje,
hoe gering ook, met dankbare vreugde zal worden
aangenomen en dat de missionarissen met hun
volk niet zullen nalaten voor hunne weldoeners
te blijven bidden.
Dankend voor de verleende plaatsruimte.
Met de meeste hoogachting
van U.Ed. dw. d.
Pater Pacificus, Capucijn, apost. prefect van
Nederl. Borneo.
Dat de statie van Nanga Sedjiram bloeit en
veel voor de toekomst belooft, moge blijken uit
het verslag over het afgeloopen jaar, dat ik tegelijk
met deze Jobstijding ontving
Getal der gedoopte kinderen 59
volwassenen 62
II. Communiën15039
Aantal katholieken565
De aalmoezen worden in dank aanvaard door
den hoogeerw. pater Procurator, Capijcijnen, Til
burg en door alle oversteD der Capucijnenkloosters.
tot zeer lagen prijs.
dat de grootheid ooit weer zou terugkeeren. Pa
rijs stond op een vulkaan een kleine aard
beving was voldoende om alles in elkaar te doen
storten.
Leon dacht op het oogenblik niet daaraan,
want hij was alleen ongerust over het gevaar,
waaraan zich zijne vrouw om zijnentwil had bloot
gesteld, en waaraan hij haar tot eiken prijs
moest ontrukken; maar de oude Lamotte dacht
er toch aan, toen hij met bevende hand de deur
van het kleine salon opende en zich verwijderde
om naar zijn post terug te keeren.
In de kamer, welke de vicomte nu betrad,
stond de prins de Chimay met den graaf de Beau
mont bij den schoorsteen te praten, terwijl de
comtesse Virginie op een fauteuil zat, met het
hoofd in de hand geleund en onophoudelijk met
de grootste ongerustheid naar de deur kijkende.
Op haar bleek gelaat lag een zeker ongeduld en
het scheen, alsof het haar moeite kostte, om het
gesprek der beide heeren niet te storen.
De prins was groot en slank. Hij zag er een
weinig ziekelijk uit en kon ongeveer vijftig jaar
oud zijn.
Ofschoon hij thaus niet meer dan burgerlijk
gekleed was, om gedurende zijne vlucht uit Pa
rijs minder de aandacht te trekken van het ge
peupel op de straten, kon men toch in alles den
edelman van hooge geboorte in hem erkennen.
(Wordt vervolgd),