Weldoen geeft rente.
Gemengd Nieuws.
Muziek.
Boekbeoordeeliug.
voudig échec. Tracht de aanvaller op eenigerlei
punt door te breken, dan geeft des tegenstanders
front veerkrachtig; .na, doch tevens is er ruim
schoots tijd beschikbaar, om dit op het zwakke
punt te versterken.
„Om dit punt concentreert zich dan e--n zoo
groote vuurkracht van geweren, mitrailleurs en
3nelvuurkanonnendat spoedig van elke verdere
poging tot verder doordringen moet worden afge
zien
„Zoo zeker als het moderne oorlogsmiddel der
luchtverkenning elke poging tot1 onttrekking ver
ijdelt, zoo gioea is de enorme uitwerking der
moderne oorlogswapens oorzaak, aat de door
breking, wanneer het op de aoorvoering aan
komt, mislukt. Mochten ait ne strategische les
sen zijn, welke deze ultra-mocteme oorlog ons
biedt, dan zal daarvan een gansche evoluue het
gevolg zijn.
„De eenige strategische handeling, welke in
dit geval nog toepassing kan vinden, is de zo
versmade, onmogelijk genoemde frontaanvul. Het
valt niet te ontkennen, dat men, toen de beide
andere procédé's ten koste van groote otters mis
lukten, den strijd front tegen front weer hervatte.
Iiij die het snelst en het overvloedigs! reserves
weet aan te voeren, heett nog de meeste- kans
met den zuiveren fromtaanval succes te bereiken."
En wat men nu in Vlaanderen ziet gebeuren,
schijnt deze laatste meening te bevestigen.
Na den val van Antwerpen, werd door de
Duitschers den sterksten druk geoefend op het
Yserfront; na het stellen van de inundatie werd
die druk overgebracht op het iront tnsschen Yser
en Lije (vooral op Yperen) en nu zien wij, hoe
na een hardnekkige worsteling op de plaats, de
bondgenooten op hun beurt tot het oifensief over
gaan, waartoe waarschijnlijk inmiddels aangeko
men versterking hen in staat stellen.
Met meer dan gewone belangstelling mogen
vooral wij, Nederlanders, het verloop1 van de
operaties in dat vlakke waterland daar in Vlaan
deren gadeslaan."
De laatste brief van eenveldpre
d i k e r. Op het lijk van den aan de Aisne ge
sneuvelden veldprediker August Berger vond men
een brief, aan een vriend geschreven, maar nog
niet verzonden, waarin hij schreef
sLieber Ludwig".
Ik bewonder je en benijd je mooi optimisme.
Wat wil je, ik zie hier zooveel vreeseiijke dingen
en zooveel gewonden. Ik zie den oorlog alleen
onder zijn meest leelijke gedaante. Als jy intus-
schen vindt dat het zoo goed gaat, dan ben je
gauw tevreden. Wij hebben de Franschen ver
slagen bij Charleroi, maar zelfs jij kan met ont
kennen, dat ze ods aan de Maine versloegen. Ik
weet niet hoeveel mannen en materiaal wij op
het veld achterlieten. Eemge van onze korpsen
waren in volslagen verwarring. Vergeef mij, waar
te zijn, maar als de Franschen niet zoo moe wa
ren geweest, zouden zy met ons gedaan hebben
wat ze wilden. Ik zag soldaten om mij heen
vallen, eenvoudig niet meer in staat één stap te
doen.
Wij moesten binnen drie weken in Parijs zijn
dat was een bij reglement vastgestelde zaak, de
generale staf nep het uit naar alle windhoeken
en nu duurt het al 4 maanden. Zullen wij in
Parijs komen Ik voor mij twijfel er aan.
Ik weet met of hier iemand vermoedt wat er
in Rusland gebeurt. Laat ons hopen dat hei daar
beter gaat dan hier, want de Franschen zijn niet
allemaal Doppe" kerels, zooals men verzekerde en
nog eens vei zekerde, en zij durven dikwijls met
den bajonet aanvallen Je verzekert my, dat wij
gemiddeld een 20 k.m. hebben gewonnenniet
overal in ieder geval, want in de Argonnen vor
deren wij, trots onze zware artillerie, niet. Nog
pas verloren wij 3 loopgraven, d.i. 1200 M. en
dooden en gewonden in massa. De Franschen, stel
ik mij voor, ook, maar wat geeft dat
Eu ua vindt jij die massa aanvallen in het
Noorden erg geslaagd Men vei bergt ons de
waarheid, maar er zijn onder ons Italiaansche en
Weer vliegt de pen over het papier.
De politie heeft de zaak in handen.
Maar het onderzoek wordt sterk bemoeilijkt
door de Kerkelijke overheid, die, om nog erger
lijke onthullingen te voorkomen, deze zaak tot
eiken prijs in den doofpot wilHet wordt
tijd dat de oogen eens open gaan en het volk
zich leert schrap zetten tegen de schaamte-
looze vexatie van priesters en kloosterlingen,
die op het offerblok teeren en mooi weer spe
len van de spaarpenningen der proletariërs
Zoo 'is 't pikant genoeg Ik voor mij' zou m'n
dineetje van straks niet ruilen willen met de
gestampte pot van half-verboerde dorpspastoors...
Maar des te erger voor henEn als ze cre-
veeren, komen ze immers toch in den hemel!...
De redacteur las de copie nog eens over. Z'n
voldane glimlach wees uit, dat hij tevreden was.
W elgemoed drukte hij! op het schelletje. Een
jong maatje uit de drukkerij verscheen.
Meneer?
Geef die copie aan den chef, wil je. Het'
kan nog juist in 't ochtendblad!
Best, meneer!
De redacteur wreef z'n witte handen en lachte
Zwitscherscbe bladen geworpenop deze bladen
afgaande was het enkel een moordpartij en tot
welk Dut? En geloof jij, dat het erg voor onzen
generalen staf pleit, dat hy dat geïnundeerd ter
rein niet heeft voorzien Wij zijn wel heel erg
vooruitgekomen 1
Naar mijn inzicht hebben de Franschen alle
reden te wachten en den tijd er van te nemen.
Hun krachten kunnen slechts toenemen. Maar de
onze De Franschen, die wij gevangen nemen,
zijn allesbehalve ontmoedigd. Zij hebben vertrou
wen in de overwinning der Bondgenooten en niets
kan hen daarin schokken.
Ik weet van hen, dat de Franschen één blok
vormen, dat de levensmiddelen in Frankrijk niet
veel duurder zijn geworden en dat wie zou
het geloofd hebben hun organisatie in wan
orde is, want zij hebben het noodige in overvloed-
O, als wij eens niet de overmacht hadden in
zware artillerie, als wy niet zooveel mitrailleuses
bezaten, indien onze militaire voorbereiding niet
zoo in de puntjes geweest was
Kort en goed, het feit is, dat wij, niettegen
staande de krachtigste aanvallen van onze beste
tioepen, goed en wel tegengehouden zijn, de
vijand wordt eiken dag sterker en ik durf niet in
<e toekomst kijken.
BecktnkfliL
RECHTBANK TE ROTTERDAM.
De rechtbank heeft gisteren ver'ooirueeld
G S-, wegens wederspannigheia en mishandeling
ven een ambtenaar te Schiedam, tot één maana
gevangenisstraf.
I. E„ 40 jaar, arbeider en zetkastelein te
Schiedam, wegens eenvoudige beleediging, tot f 10
boete, subs. 10 dagen hechtenis.
L. van Beethoven.
Op het a.s. Maandag door genoemd Symphonie-
orkest te geven concert zal door den heerFeltzer
o.m. het fluit-concert in D. Moll van Th, H. H.
Verheij worden voorgedragen.
Daar het concert zelden gespeeld wordt, zullen
muziekliefhebbers deze gelegenheid zeker niet
voorhij laten gaan met dit mooie werk kennis
te maken.
Mannenadel.
4e Jaargang 2e afl.
Mannenadel opent deze tweede aflevering met
een degelijk bewerkt artikel van den E. P. van
Gruissen, wiens flink doorwerkte beschouwingen
wij reeds uit de voorafgaande jaargangen leerden
kennen. In dit artikel bespreekt de schrijver
«Kinderopvoeding en kinderwetten" en wel in dit
eerste artikel (want het num. 1 voor den titel
geplaatst schijnt op een serie artikelen over deze
stof te wijzenj over de ouders en voogden in
hunne betrekking tot de opvoeding van het kind.
Een uiterst lezenswaardige verhandeling, vooral
nu tegenwoordig de opvoeding van het kind, zon
der voldoende reden dikwijls aan vreemden wordt
toevertrouwd.
Inderdaad van hooge waarde voor de praktijk
is het arukel van den G.E.P. Kronenburg over
»de opvoediDg van den jongen tot kuischheid."
De geheele beschouwing doet ons den schrijver
kennen als iemand, die door ondervinding juist
heeft leeren zien, waar de gevaren der kuisch
heid voor ons jongens zyn ge egen mochten toch
die kleine raadgevingen welke de schryver, vol
levenservaring geefi, bij de opvoediDg van den
knaap voor oogen worden gehouden.
Goed doet het ons aan in deze aflevering een
brief te vinden uit Brazilië, waar de strijd tegen
de openbare zedeloosheid ontwaakt door bet voor
beeld in Nederland gegeven. Nijmegen mag het
zich tot eene eer rekenen door zijne protestver
gadering van eenige maanden terug, de oorzaak
te zijn geweest, dat in het verre Brazilië een
soortgelijke maatregel er met succes is aangewend.
Mededeeling van bestaande gevaren voor de
zedelijkheid en maatregelen tegen dézelve geno-
witjes.
Morgen vroeg slikken 40.000 lezers mjjn
margarine als echte natuurboter. Wel bekome
't je!
's Morgens aan het familie ontbijt.
Vader kijkt vóór hij naar den winkel gaat, zijn
lijfblad in. Leest al happend in den boterham
zijn vrouw het een en ander voo-r.
Het Kerknieuws, met vette letters aangedikt,
trekt zijn aandacht.
Die pastoorsAlweer 'n schandaal I lede
ren dag wat versch! Het eene zaakje al sme
riger dan het andere! En nu wou je nog wel
dat ik biechten ging
Maar, mannetje, is dat nu alles wel waar?
Je hoeft toch al wat ze je voo~n.au wen, niet te
gelooven
't Staat er tochAls 't niet gebeurd was
zouden ze 't dan durven drukken
Maar er staat nooit een naam, 'n plaats of
datum bijl. Ik voor mij geloof er niets van. ...Daar
ken ik onze priesters te goed voor.
Och wat, jullie vrouwen weet alles beter I
'tStaat in de krant en dat geloof ik. Hier heb
je weer wat moois. De schatbewaarder van een
men sluiten deze wederom zoo lezenswaardige
aflevering.
H. v. EHL Pr.
Eene Kerstvertelling.
I.
Het was op Kerstavond van het jaar 1851.
De wind blies en de sneeuwvlokken dwarrel
den dicht door de lucht; koud was het, vin
nig kcud; de welgestelde menschen verheugden
zich in het blijde Kerstfeest en als de armen
er aan dachten, weenden zijl.
Het bitterste echter eene moeder, die op ster
ven lag. Wel had zijl eens schooner, zonniger
dagen gekend, maar met haar man had zij haar
lialve leven en haar geheele geluk begraven.
Thans, nu de dood aan haar hart klopte, ware
zij zoo gaarne gestorven, dat men haar niets
liever zou hebben kunnen schenken, wanneer
zij niet aan hare kinderen gedacht had en aan
de hittere armoede, waaraan zij na den dood
hunner moeder ter prooi zouden zijn. Dat was
het wat de vrome vrouw, die naar den Hemel
verlangde, het scheiden zoo zwaar en zoo bit
ter maakte.
Terwijl zij op haar lijdenssponde bad en ween
de, spoedde een pater Benedictijn, die haar even
te voren de sacramenten der stervenden had toe
gediend, zich naar de pastorie, toen hij op den
hoek eener straat tamelijk onzacht aanbonsde
tegen een man van middelbare lengte met een
zwarten ringbaard.
»Zijt gij het?" riepen beiden te gelijk uit.
Zij drukten elkander lachende de hand; maar
plotseling werd de geestelijke ernstig en zijn oog
rustte vorschend en vragend op dat zijns vriends.
„Oudje!" liep hij, „de Hemel heeft u hier
op deze plaats gevoerd."
„Zoudt ge dat denken, eerwaarde. Ik meen
de juist mijn avondpintje te gaan drinken. Dat
is toch iets zeer menschelijks 1"
„Om het even! Het is mij genoeg, dat ik u
heb. Gij zijt uw geheele leven lang een goed
menseh geweest
„Ahal gij wilt bedelen
„Zwijg, vriend en breng mij niet uit mijn goe
de stemming. Giji zijt een goed mensch, heb
ik gezegd, en zoudt mij wel een kleinen dienst
kunnen bewijlzen."
„Een kleinen dienst? vroeg de andere, bij
zonder op dat woord drukkende.
„Och koml wees niet bekrompen!" vermaan
de de pater. „Geef mij de hand!"
„Waartoe?"
„Beloof mij, mijn verzoek le zullen inwilli
gen!"
>,Gij gaat in uw verzoeken soms schromelijk
ver."
„Vriend, gij doeit mij onrecht! En zelfs al zoudt
gij soms gelijk hebben, ditmaal hebt gij onge
lijk. Wees verstandig anders zijt gij het toch
en geef mijl uwe hand en beloof mij, datgene te
doen, waarom ik u verzoek!"
Aarzelend legde de andere zijne hand in die
van den jiater, welke deze hem toestak.
„Bravo, goed zool" riep de pater, de hand
vasthoudende. „Weet gij ook, wat gij mij óp
handslag beloofd hebt?"
j,Neenl"
„Dat gij van heden af voor zes kinderen zorgen
wilt."
Een oogenblik bleef de man wjj zullen
den goeden, braven burger vader Werner noe
men, hoewel hij, voor God, die hem liefheeft,
en voor de menschen, die hem eeren en ach
ten, een anderen naam draagt een oogenblik
bleef hij als versteend staan, dan streek hij met
dehand over het gloeiende voorhoofd en riep
Onmogelijk, dat kan ik nietl"
De pater lette echter daar niet op, nam zijn
vriend onder den arm en sprak: „Kom nu me-
del"
Het sneeuwen had intusschen opgehouden, doch
de wind blies nog even snijdend. Een tijd lang
liepen zij zwijgend naast elkander. Eindelijk ving
Bisdom in Italië is er van door met 150.000
lire
Met hoeveel zeg je!
Met 150.000 lire!
Kom toch, 'tis te mooi om waar te zijn.
Als een collecte eens zóóveel opgebracht
Ja, van den preekstoel vertellen ze dat
niet! Maar de krant hier waarschuwt, je niet
te laten plukkenja, binnen!
Een priester verschijnt op den dorpel.
Het gelaat van den werkman neemt aanstonds
een norsche uitdrukking aan en een ingehou
den vloek klinkt als welkom op z'n lippen, ter
wijl de vrouw verlegen stamelt:
Meneer pastoor!
De oude priester groet en zegt met vriend^
lijken lach z'n boodschap:
M'n goeie menschen, ik kom hier mijn
jaarlijksche ronde doenEens hooren of je
netjes je Pasohen hebt gehouden? En of je oude
pastoor kan tevreden zijn
Hij sprak nog, toen de man met 'n gemeene
veiwensching tuss'clhenboide kwam:
En ik verzoek je, meneer, m'n deur voorbij'
te gaan. U weet toch dat we er niet meer aan
doen! We laten ons niet exploiteeren door de
de pater aldus aan: „Het is onbarmhartig koud.
Wij1 beiden zijn half verstijfd, ofschoon wij goed
gekleed zijnHoe moeten dan wel niet de ar
men in hun schamele kleeding bibberen! En als
wij thuis komen, vinden wij een warme kaohel
en een behaaglijke kamer; de armen echter niet.
En te eten hebben wij ook God zij daar
voor gedankt! De arme echter moet hon
ger lijden. Drinkt u niet, oudje, dat in zulk een
tijd de armoede zoo hard is, dat het bijna zon
de is, zich den buik vol te eten zonder iets
aan den jirme te geven?"
„Gij bobt. gelijk, evenals altijd, wanneer gij
ten gunste der armen spreekt. Gij zijt de onbo
sohaamdste en beminnelijkste schooier, die er
leeft, gn in staat iemand zijin laatste hemd te
ontnemen ,om het een arme te schenken. Maar
waar voert gij mij heen; wij zijn hier reeds in
de voorstad?"
„Ga maar stil meeGe hebt goede laarzen
aan, dus deert de sneeuw y, niets. Ziet gij, de
armoede wordt zooveel mogelijk uit het gezicht
dei* teergevoelige meergegoeden verbannen, daar
om woont zij ook in de voorsteden en onder lage
daken. Zij heeft niet veel plaats noodig om hon
ger te lijden en te bibberen. De grootste ellende
vindt in een dakkamertje genoeg ruimte."
Vader Werner liet het hoofd op de borst zin
ken en dacht: „Waar is het wat hij zegt. Als
het maar niet zoo islnerpend koud was.
En steeds verder ging het buiten de stad. De
huizen werden kleiner en armzaliger, de weg
slechter, de straatverlichting spaarzamer en duis
terder.
Eindelijk
Zij traden een huis binnen en gingen op den
tast een steile trap op naar een kamer, waaruit
hun schreiende kinderstemmen tegenldonken. De
pater duwde de deur open en trok zijn vriend
met zich mede. Na hem in de kamer gevoerd
te hebben, liet hij hem los, wees met vriende
lijke woorden de kinderen terug, die zich aan
hem vastklemden en trad aan het bed, waar
de langzaam afstervende zieke lag. Hij vatte
hare hand en drukte die zacht.
„Het is Kerstmis, lieve ziel, en God en zijne
Engelen steken voor u een Kerstboom in den
hemel aan. Wees geduldig en tevreden! Wees
gelijk een kind, dat in het duister voor de deur
staat en op het oogenblik wacht, dat het zal
mogen binnentreden en de helverlichte heerlijk
heid aanschouwen. Ik heb iejs voor u mede
gebracht, dat u het Amen des levens lichter
zal maken. Ziet gij' dien man daar, die u met
vochtige oogen beschouwt? Zie! dat is een goed
mensch, die zich over uwe kinderen erbarmt.
Nu is de laatste zware zorg van uw hart ge
wenteld. Thans kunt gijl in vrede uwe ziel in
de handen uws Scheppers wedergeven."
Bij die woorden verscheen op eenmaal een
zalige lach op het gelaat der sterVenaeeen he-
melsehe kalmte verving de smart, die er eerst
op 'uitgedrukt (stond; mat strekte zij de hand
naar vader Werner uit. En toen deze haar diep
bewogen in de zijne drukte, vestigde de moeder
nog eenmaal haar groote, glazige oogen op ha
re zes weenende kinderen dan viel hare hand
machteloos op het armoedige dek neder
Kerstmisvrede!Amen!
Zij was dood! Terwijl bij haar lijk de pries
ter bad en de arme kinderen luid schreiendq
hunne droefheid uitweenden, stond de moeder
verheerlijkt boven in het hemelsche Bethlehem
en zegende in de eeuwige gelukzaligheid hare
kinderen, den priester en hem, die in een hoek
met vochtige oogen biddend nedergeknield lag.
den braven vader Werner.
„Thans heet het woord houden, vriend!" ver
maande de pater, opstaande. „Daar zijn uwe
zes kinderen. Neem ze, gelijk ze gaan en staan.
Spoed u; zij! bibberen van koude en hebben
honger."
„De kinderen moeten toch eerst hun goed bij-
eenpakken."
„Mallepraat!" riep de pater uit. „Zijl hébben
niets, in het geheel niets. Waar zouden zij! in
deze leege kamer nog iets moeten vinden? Hun
rijkdom, hun moeder, heeft God tot zich geno
men. De kinderen met hun armoede neemt gij
priesters. Hier valt voor uw soort niets te ha
len. Laat ons met rust!
Zwijg toch stil, riep z'n vrouw verlegen
en confuus, meneer pastoor vraagt immers
niets
Maar de oude priester ging al henen. En van
de trap afdalend, zonder een klacht op de lip
pen, maar met het rood van schaamte op den
wang, viel het hem eensklaps in hoe hij op den
werkmanstafel een krant had zien liggen, een
infaam en lasterlijk seheldblad.
Nu begrijlp ik, trachtte hij zich te
troosten, de bittere stemming van dien menseh.
God vergeve het hem. Als ons volk doorgaat
zich met zulk voedsel te laten vergiftigen, zal
het missieleven onder kanibalen te prefereeren
zijn boven het parochiewerk in een groote
stad