Pauline Hagendoorn.
warme Beschuitbollen
fijne Krentebollen.
JANSEN k WOUTEELOOD'S
Fundeeringglas
Wollen-, Molton en Gestikte
DEKENS
Loketten te huur vanaf f 2.- per jaar,
m nemen van 5 (Mg. Mleenins 1914.
in
Dames- en Kindercostuums
Aflverteert in je Niewe Scliel. Courant.
BescMt- en
a
Ingezonden.
Advertentiën.
We*t-Molenstraat 25.
MpL tares der A'daiMe Mode Academie.
Fijne Likeuren,
CURACAO.
ANISETTE,
PERSICO,
KUMMEL,
MARASQUINO,
FLEUR d'ORANGE, (zeer fijn)
Slijterij, Groote Markt 85.
H.H. BOUWERS.
tegen natte muren
JAN VAN KATWIJK.
Zendt thans Uwe
aan onze hygiënische inrichting.
dezen ongelukkigen gratie? vraagt de priester en
de Koning antwoord: Ik vergeef hun, opdat God
ook m'j eenmaal vergeve! Dadelijk worden de
zwarte banden van de papierrollen door roode
vervangen en het bericht der begenadiging is
weldra bekend door de geheele stad.
Mijnheer de Redacteur
Nu in de 1.1. Dinsdag gehouden Raadszit
ting de zaak Be BruinVan Katwijk, door
aanneming van de conclusie van het rapport
van B. en W.. officieel beëindigd is gewor
den, neem ik de vrijheid op sommige punten
eenige critiek te oefenen.
Voorop sta dat ik den WelEd- Achtb. Heer
P. dr Bruin niet bestrijden zal. Iemand die,
in Openbare Raadsverg. een persoon van 25
jaar betiteld met zoontje" en die in de „Volks
stem" schrijft of toelaat te schrijven uitdruk
kingen als"Jan den Armverzorger, vriend
Jan, broeder Jan" e.a., kan niet au serieux ge
nomen worden. Bovendien tegen verdachtma
kingen is niet te strijden; wij laten dan ook
de Uitdrukkingen enz. ter beoordeéling aan
ieder fatsoenlijk mensch.
Be zaak waarop ik de aandacht wenscb ge
vestigd te zien is dit:
De heer Van Westendorp heeft gemeend als
minderheid in het college van B. en W. een
afzonderlijke nota aan het rapport toe te moe
ten voegen. Dat is des heeren Van Westen
dorps recht, waaraan ik niet gaarne zou tor
nen.
In die nota stonden echter eenige onjuist
heden en al was de heer 'Van Westendorp
er niet in geslaagd eenig feit te constateeren,
zeodat de nota aan andere beweegredenen zou
kunneri worden toegeschreven, toch meende
ik Z.Ed. Aohtb. en met hem het college van
B. en W. op die „onjuistheden" te moeten
wijzen.
Door mij werd toen aan heeren Burgemeester
en Wethouders verzonden onderstaand schrijd
ven.
Aan
Heeren Burgemeester en Wethouders
Alhier.
Edelachtbare Heeren!
De heer Van Westendorp heeft gemeend een
afzonderlijke nota te moeten indienen als bij
lage van het Rapport in zake de bekende
beschuldigingen van den heer De Bruin.
Naar aanleiding van die nota heb ik de eer
een enkele opmerkingte maken. Alvorens
punt voor punt te 'beantwoorden wil ik eerst
constateeren dat uit de lezing der nota ten
duidelijkste blijkt, dat ook de heer Van Wes
tendorp geen enkelen grond kan bijbrengen
vcor het waar maken der ingebrachte grieven.
De eerste grief van den heer De Bruin
toch was dat ik hardvochtig en ruw optrad
tegenover hulpbehoevenden. In de nota vindt
men daaromtrent niets Als ik het goed be
grijp eerder het tegendeel n.l. dat ik een „te
goed hart" heb getoond bij: mijn bezoek aan
vrouw Berkelaar.
Be tweede grief van den heer De Bruin was
dat ik gemeente-eigendommen ten eigen bate
aanwendde, waarmede dan bedoeld was, dat ik
een huisje van het Burgerlijk Armbestuur zou
hebben verhuurd voor 35 cent minder als plicht
was om zelf alzoo van een wanbetalenden
huurder af te komen.
Ten opzichte nu van die tweede en laat
ste grief zegt de heer Van Westendorp er van
overtuigd te zijn dat wel degelijk de volle
huur aan het Burgerlijk x\rmbestuur zou wor
den betaald, waaruit 'dus volgt 'dat ook de
heer Van Westendorp er van overtuigd is,
dat ik de gemeente in geen enkel opzicht
eenige financieele schade zou hebben berok
kend, voor het geval dat de huur was door
gegaan.
Het doet mij", Edelachtbare Heeren, inder
daad genoegen, dat de heer Van Westendorp
nog eens bij afzonderlijke nota duidelijk heeft
laten uitkomen, dat ook hij, wat de eigen
lijke grieven betreft, schijn noch schaduw van
bewijs heeft kunnen vinden.
Ben ik nu in zooverre dankbaar voor de
nota des heeren Van Westendorp, overigens
kan die nota mijl niet dankbaar stemmen, aan
gezien ik altijd pijnlijk word getroffen, wan
neer ik stuit op onjuistheden, temeer wanneer
des doods in dit graf vol leven.
In woede van waanzin verscheurden zijl hun
ne kleederen. Wild gelach klonk er akelig in
het rond, als de laatste uitging van hun levens
kracht. En waarlijk ze spotten ook wel met
wat den mensch het heiligste moet zijn.
In mijn zielsangst riep ik uit: Broeders, dier
bare broeders, wanhoopt niet. Bidt liever met
mij en luistert naar het woord des Heeren.
En zij luisterden. Het werd Stil, men spotte
niet meer, en het scheen alsof de witte duif
der genade en van den vree zweven kwam bo
ven deze in de duisternis gezeten menschen.
En 't klonk als wiekgeslag, toen allen biddend
op de knieën zonken. En ik verplaatste me in
den toestand van een priester, die een sterven
den mensch troostwoorden toespreekt en ik j
sprak: hoort het woord Gods, die U geleidt op
den weg, waarlangs uw voet voortgaat.
Toen stonden we vol moed op en de een
omhelsde den ander, den broederkus van dertig
helden bezegelde in naam der Heilige Drievul
digheid hun band des doods.
Nu gingen zij weer zitten en begonnen met
elkander te spreken, alsof ze boven gezeten wa
ren voor het mijmhuis. De een sprak van zijn
vrouw. De ander van zijn kinderen, als speelde
hij: niet hen. Een ander herdacht zijn oude moe
der, weer een ander zijin besten vriend. Een
onder hen had boven een bruid achtergelaten
die onjuistheden worden gedebiteerd door
iemand aan wien men de vereerende taak van
vonnis vellen heeft toevertrouwd.
Ad. I, De heer Van Westendorp schrijft:
„Vreemd vind ik het feit dat toen de vrouw
„hij het bezoek yan den heer Van Katwijk
„begon te huilen, deze volgens zijn verklaring
„medelijden kreeg en de vrouw f 1.gaf uit
„eigen zak".
Tot hiertoe ga ik accoord.
Maar als de heer Van Westendorp schrijft dat
ik in mijn schriftelijke verklaring heb gezegd,
dat m.i. de vrouw niet voor ondersteuning
in aanmerking kwam, dan begaat hij een grove
fout.
Wij weten allen, dat men door het weg
laten van een paar woorden aan een zin een
geheel andere beteekenis kan geven. En dit
nu doet de heer Van Westendorp. Of dit aan
te groote handigheid of aan onhandigheid
moet geweten, doet niets ter zake, beiden
zijn althans in een rechter ten zeerste te ver-
oordeelen. Ik schreef dat m.i. de vrouw niet
in aanmerking kon komen voor ondersteuning
vanwege het Burgerlijk Armbestuur.
Lat „vanwege het Burgerlijk Armbestuur"
laat de heer Tan Westendorp glippen. Het past
ook niet in zijn betoog. Om de beteekenis van
die woorden te verstaan, mag het niet over
bodig geacht, dat de heer Van Westendorp de
Armenwet eens raadplege en dan zal hij zien
dat het Burgerlijk Armbestuur alleen hulp mag
verleenen als andere hulpbronnen ontbreken,
n.l. familie enz.
Wat nu aangaat het feit dat ik persoonlijk
uit eigen zak 1.gaf, dat is mijn zaak. Mis
schien was het wel verkeerd van mijl, mé
even te 'laten beïnvloeden door de huilbuien
van de bewuste vrouw, maar de heer Van
Westendorp zal het met mij .eens zijn dat
iemand, die nooit eens op verkeerde' wijze geeft
(ik bedoel gen persoonlijke gift uit eigen zak)
dat zoo iemand ook wel heel zelden op de
gcede wijize zal geven, d.w.z. een vrek is.
Maar nog eens of ik uit eigen zak f 1.
wil geven of niet, daarmede heeft de heer
Van Westendorp niets te maken. Ik heb de
vrouw duidelijk gezegd, dat ik dien gulden
gaf niet vanwege het Armbestuur. De vrouw
wist dus, dat het een particuliere gift was,
en over mijln particuliere gift de staf te bre
ken, dat getuigt van verregaande aanmatiging.
Voorts hebben de motieven, door den Voor
zitter van het Burgerlijk Armbestuur aange
voerd „tot afwijzing van de aanvrage om steun
van meergenoemde weduwe op den lieer Van
Westendorp een pijnlijken indruk .gemaakt. Het
spijt mij voor den heer Van Westendorp. Pijn
lijke indrukken zijn verre van aangenaam. Dit
weet ik bijl ervaring. De heer Van Westendorp
kon zich echter die pijn bespaard hebben,
want de heer Van Westendorp weet (uit het on
derzoek dat heeft plaats gehad), dat de Voor
zitter yan het Burgerlijk Armbestuur geen mo
tieven tot afwijzing van de, aanvrage om steun
heeft ontleend aan den levenswandel van be
doelde weduwe. „Die mededeelingen die in hoo-
ge mate hebben meegewerkt tot afwijzing" wa
ren, dit weet de heer Van Westendorp, niet
van mij afkomstig, maar van een ander lid
van ons bestuur.
Be heer Van Westendorp noemt de mijl door
hem toegedichte handeling „ver van liefderijk"
(nog wel op zijn zachtst uitgedrukt); ik noem
deze schrijverij van den heer Van Westen
dorp „op zijin zachtst uitgedrukt.", ver van
de waarheid.
Ad. II. Dit laatste is oók het geval met wat
eenige regels lager staat, nl. dat ik, alszijlnde
geen eigenaar der panden in de Birugman-
straat, toch als zoodanig optrad, door o.a. tel
kens aan te dringen, enz.
Slechts eenmaal ben ik met mijln zoon bij
de familie 'Boer geweest. Kan de heer Van
Westendorp mij aantoonen, dat ik er meer
dan eens of telkens geweest ben, dan houd
ik mij daarvoor aanbevolen.
Ter weerlegging van hetgeen de heer Van
Westendorp dan nog verder aanvoert slechts
deze eene vraaggesteld dat niet mijn zoon,
maar een ander ingezetene van Schiedam de
betrokken persoon was geweest, welke aan
merking zou er dan nog overblijven? Geene.
Welnu, mijn zoon heeft dezelfde rechten als
elk ander ingezetene van Schiedam. Hij be
hoeft toch niet, omdat ik toevallig Voorzitter
van het Burgerlijk Armbestuur ben, bij an
deren achter te staan. Net zoo min als hïjl
boven anderen mag voorgetrokken. Dit is ook
niet geschied. Wie het eerst konrt, het eerst
maalt. Zie ter nadere toelichting mijn ver
weerschrift. Mijn zoon werd boven niemand
voorgetrokken, de gemeente niet benadeeld, wat
wil men nu nog meer? De Gemeente kreeg
en hij sprak nu over 't geluk, dat hij gemeend
had, aan hare zijde te kunnen smaken. Zoo
spreekt men aan den rand van 't graf nog over
dingen des levens; 't zouden de gedachten zijn,
die hun deden insluimeren ten doode.
Ach, dacht ik, hadden wij het sterfuur allen
reeds goed doorgebracht. En in naam van ons
allen die daar vereenigd waren, bad ik in stilte
een hartelijk acte van berouw.
Ik had een horloge bij me, dat ik kon laten
slaan. 'tWas negen uur des morgens dat ons
sterfuur zou zijn.
Nu moest men boven juist de PaaschkLokkeii
luiden om de menschen uit te noodigén te ko
men bidden voor ons, de arme verongelukten.
Toen kon ik me niet meer gloed houden, ik
moet 't bekennen. Gedurende de vier dagen ston
den me nu voor 't eerst de tranen in de oogen
en ik schreide hartstochtelijk. En juist bemerkte
ik na eenige oogenblikken, dat de slaap ook
mijn verstand begon te benevelen, toen een toon
mijln oor trof, zooals wanneer op verren afstand
een kanonschot wordt afgeschoten tegen de ka
le rotswanden.
Menschen in de nabijheid, riep ik, ach hoor
de ik nog eenmaal dat geluid.
Allen sprongen nu óp en hielden het er vast
voor, dat ik reeds waanzinnig was. Ik echter
riep nogmaals: Ach hoorde ik nog eenmaal dat
geluid. Maar een oogenblik later volgde weer
een goeden huurder, de eenige die zich aan-
meldde. Scherp genomen had de gemeente
dus eerder voordeel dan nadeel van mijn han
deling.
Ten besluite nog deze opmerking. Het heeft
mij niet in het minst bevreemd dat de heer
Van Westendorp, hoezeer ook hij' geen bewij
zen voor de ingebrachte beschuldigingen heeft
kunnen aanvoeren nog wat hapleit. Deed hij
dit niet dan moest de heer De Bruin volgens
den heer Van Westendorpontslag nemen ais
lid van den gemeenteraad en, dit zon den heer
Van Westendorp al zeer aan het hart gaan.
"Voor een enkelen keer nu mag het .^goede
hart" het wel eens winnen van .de strenge
logica.
Trouwens, men zou m.i. verkeerd doen door
de nota des Heeren Van Westendorp te be
schouwen als gericht rechtstreeks tegen mijl.
Het komt mij' voor dat de nota die wel eenige
opmerkingen aan mijn adres inhoudt, direct
bedoelt redding van de positie van den heer
De Bruin, iets, wat in do onderhavige om
standigheden zeer wél te verklaren valt.
Jan van Katwijk.
Schiedam', 30 Maart 1915.
l.'iit schrijven is door B. en W. gelezen,
niettemin handhaafde de heer Van Westendorp,
Wethouder der Gemeente Schiedam,, zijne, on
ware beschuldigingen en dat nog wel zonder
een zweem van bewijs.
Dergelijke dingen zijn we gewoon van den
WelEd. Achtb. heer De Bruin, doch wij meen
den dat de heer Van Westendorp daartoe niet
in staat was.
Het. bleek dat. wijl ons vergist hadden in
de „parlementaire" eerlijkheid van den heer
Van Westendorp en daarom meenden w,ij dit
openbaar te moeten maken.
U, Mijnheer de Redacteur dank zeggend voor
de plaatsruimte 1
JAN VAN KATWIJK.
Geeft NAAI- en KNIPLES volgens
Fransche, Weener en
Engelsche Coupe.
Beveelt zich aan voor
naar Maat.
is broos, en fijn van smaak omdat deze uit
de beste Grondstoffen is vervaardigd.
SteedLs
EN
dagelijks verkrijgbaar.
Hoterstraat 89,
Teleioo n 3 96.
After dinner-likeur.
tot zeer lagen prijs.
i
TT 1
van het Hoofdbureau der SPAARBANK, Lange Haven 8 0 alhier, zijn
en genoemde Spaarbank belast zich tevens met het
de stilte van het graf.
D'aar verliepen wel twee minuten, of het ge
luid weerklonk in aller o,or.
Ze komen, ze komen, schreeuwden ze en
allen vielen op de knieën om te bidden.
Ik trok ze echter overeind. Op, op, roept twee
maal zoo luid als ge kunt den vroolijken Paasch-
giroeti Alleluja, Alleluja.
Toen heerschte er opnieuw stilte en hoort
j 't was als weerklonk het van het andere einde
der wereld en toch van zooi dichtbiji: tweemaal
zooals wij1 hadden geroepen.
Alleluja, alleluja.
Nu hoorden wij gehamer en gehak en gebei-
tel, nu hoorden we vreugdegejuich als van
iemand die zich dra, bijl zijn overwinning; bevindt.
Zij waren op St. Annaschacht doorgegraven
en hadden zich dwars door het gebergte een door
gang bereid; vijf dagen waren het, vijf dagen
van onbeschrijfelijk veel moeite en werk.
Zuchten en weenen, juichen en stamelen van
gebed en dank vervulde nu zoozeer de enge ruim
te, dat niemand eenig; geluid kon hooren, voor
dat de moker den laatsten slag van barmhartig
heid, voordat het harde hart van het gebergte
verbrijzelt; werd. het graf zich opende, een macmë-
ic lichtende zonnestraal, een Paaschzonnestraal
ons bescheen en met een stem door tranen bijl-
na verstikt, riep ik: God zij geloofd, alleluja,
God zij geloofd.
Nu stegen we al hooger en hooger tot de
aarde waar Gods zonnelicht scheen. Daar klonk
muziek van instrumenten en van menschenzang,
verheyen jubelende Paaschmuziek. Plechtig zong
men:
Be Christus is verrezen na de banden des
doods te hebben geslaakt.
Ieder verheugde zich, want Hij wil ons
aller trooster zijn. Alleluja. Hij is de overwin
naar van alle lijden, Hem zij dank gebracht. Want
hij heeft de macht des 'doods verwoest en ons
teruggebracht in 't licht des levens. Alleluja.
Ik kan niet meer zien van tranen, riep
er een, die naast mijl stond. En waarlijk, wie zal
dat tooneel ooit vergeten, dat zich voor deed
aan onze oogen. Ver in 't rond was de aarde
bedekt met eene ontelbare menschenmassa; maar
toen wij -op den grond stapten, heerschte er
dooóscbe stilte, men hield den adem in. Slechts,
klonk van den kerktoren het klokkengelui, het
zoete hartverheffend gelui der Paaschklokken.
Maar dan. Hier omhelsde een vrouw haar man.
Daar hingen de kinderen om de knieën van hun
vader. Elders weer lag de bruid in de armen
van haren van den dood geredden bruidegom.
Men weende van louter vreugde en tusschen het
Alleluja van den feestdag', klonk stil. Heiste
rend haast van de lippen der meesten: God zij
gedankt.
Dien Paaschdag vergeten wij' nooit.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
Van ingezonden stukken ook al worden ze niet
geplaatst wordtde kopvn i etterugge geven.
mm 4 womuoD,
Io de brand- eo
orije kiins