J. H. Evers, J. N. Post
en C. H. Scheffers.
v. Baren, Houtman,
Slavenburg, v. d. Tempel,
v. d. Velden en Westendorp*
Dubbelman, Korpel,
v. d. Meer en v. Pelt*
Staten- Generaal.
^tads- en Gewestelijk Nieuws.
Gemeenteraadsverkiezing.
KIESDISTRICT I.
Teneinde aan de bezwaren van vele leden tege
moet te komen heeft zij een wijziging gebracht
in het oorspronkelijke wetsontwerp, zoodat de
mannen tusschen den 30- en 40 jarigen leeftijd
niet zonder toestemming der Kamers bij den
landstorm kunnen worden gevoegd. Oorspronkelijk
was voorgesteld, dat zij tot den landstorm zouden
behooren, die niet vódr 1916 het 40e levensjaar
hebben volbracht, dit is nu geworden: vódr 1916
het 30e levensjaar niet hebben volbracht.
Het ligt in de bedoeling de lichting 1916 voor-
loopig nog niet in te lijven, maar eerst een deel
van den landstorm te doen keuren, af te richten
en in te lijven bij het leger ter vervanging der
landweer.
De landstormplichtigen zullen een oefeningstijd
hebben mee te maken van 4 maanden alvorens
zij bij het actieve leger worden ingedeeld.
bond zal gehouden worden op Woensdag 11
Augustus in het gebouw van den R. K. Volksbond
Nieuwe Molstraat 22 te 's Gravenhage.
Bouwbedrijf.
In de gistermiddag te Utrecht gehouden raads
zitting werd een voorstel van B. en W. aangeno
men, om van een drietal hypotheekbanken voor
een bedrag van ten hoogste f 1.000.000 aan 5
pandbrieven te koopen ten einde deze banken in
staat te stellen met de aldus verkregen gelden
aan particuliere bouwondernemers op nieuwe door
hen binnen de gemeente gebouwde perceelen eerste
hypotheek te verleenen.
Antirev. partij.
Wij vernemen van betrouwbare zijde, dat in
een onlangs te 's Gravenhage gehouden vergade
ring van het Centr. Comité der Anti-Revolution-
naire partij verschillende moeilijkheden, die in den
boezem van partij en Centraal Comité zijn gere
zen, met dr. Kuyper in den breede besproken
zijn, en dat in die bijeenkomst ook de grieven
tegen de wijze, waarop dr. Kuyper zijn leiderschap
opvat, zijn uitgesproken. Zijn wij wel ingelicht,
dan heeft dr. Kuyper zich met de zienswijze van
onderscheidene leden van het Comité niet kunnen
vereenigen, en is hij daarop aangevangen met het
schrijven zijner artikelenreeks in »De Standaard",
welke met een beroep op de Deputatenvergadering
is besloten. (Ned.)
Naar Engeland teruggekeerd.
Ce luitenant-vlieger mr. E. I. M. Bird, die
(Onlangs door een IJmuider trawler aJsj schip
breukeling js opgepikt, is gisterenmorgen, na be
komen verlof, naar Engeland teruggekeerd.
Tegen de stofplaag.
'Naar wij vernemen, is door ue Ned. Centrale
Vereeniging' tot bestrijding' der tuberculose
een dares gtericht tot den minister van Water
staat, ,om te wijzen op. het zeer ernstig stof-
gevaar op rij- en wandelwegen, door het steeds
toenemend automobielverkeer, met verzoek aan,
den minister, maatregelen to willen treffen,
om dezen voor de gezondheid nadeeligen toe
stand zooveel mogelijk tegen te g'aan of althans
te beperken.
De leider.
In „De Standaard" wordt een lange reeks drie
starren besloten over de politieke verhoudingen
van de anti-revolutionaire partij. In het laatste
artikel, dat door dr. Kuyper onderteekend is,
wordt vierkant gezegd, dat het gaat om niets
minder, dan om de leiding in de anti-revolution-
naire jpartij:.
Dr. Kuyper is van oordeel, dat zekere groep
in de anti-revolutionaire partij blijkbaar tegen
zijn optreden als leider allerlei grief heeft en hij
noodigt daarom uit die grieven te noemen, dui
delijk te omschrijven en precieselijk aan te geven,
hoe men de roeping van den leider in de
partij wenseht te verstaan. Gepaard zal hiermede
moeten gaan de poging om ten deele een reor
ganisatie van de anti-revolutionaire partij in het
leven te roepen.
Ook het Program zal dan, volgens dr. Kuyper,
zekere revisie moeten ondergaan, en hij verklaart
zich bereid het initiatief te» nemen tot het in
stellen van een Raad van Advies, waarin de
verschillende elementen telken jare over de han
gende vraagstukken en opkomende geschilpunten
van gedachten kunnen wisselen.
Dr. Kuyper wijst er vervolgens op, hoe ook
tegen Groen van Prinsterer's leiderschap in 1869
gelijksoortig verzet opkwam en meent, dat, waf
Groen van Prinsterer toen is aangedaan, hem
zeer ernstig ter waarschuwing moet zijn.
„Is men besluit dr. Kuyper in de anti
revolutionaire partij van oordeel, dat een an
der staatsman de verkorene moet zijn, aan wien
thans de leiding zal' zijn toe te vertrouwen, dan
ben ik aanstonds bereid om plaats te maken.
Vertrouwen is vgor een leider volstrekt on
misbaar.
Heb ik dit verbeurd, laat men van mij dan
geen hinder voor de toekomst duchten. Dan
trek ik mij met mijn blad op particulier erf
terug. Opbouwende critiek zal dan mijn taak
worden. En slaagt mijn opvolger er dan beter
in, de eenheid, en door de eenheid de kracht
van onze partij te sterken, zoo rekane hij vas-
telijk op mijn steun, mits hij nimmer de grens
overschrrjde, welke door de lijn, die van ons
beginsel uitgaat, om heel' ons partijleven moet
getrokken blijven."
Mariabond in het Bisdom Haarlem.
De 7de jaarvergadering van bovengenoemden
TWEEDE KAMTKR
Nadere uitbreiding van den Landstorm, enz.
Verschenen is de Memorie van Antwoord der
regeering op het afdeelingsverslag der Tweede
Kamer nopens het wetsontwerp tot nadere uit
breiding van den Landstorm enz.
Aan dit regeeringsantwoord wordt het volgen
de ontleend
Onduidelijkheid.
Het is niet zonder bevreemding, dat de regee
ring kennis nam van de algemeene klacht, dat
de strekking van dit wetsontwerp voor niemand
volkomen duidelijk is dit bevreemdde te meer'
omdat verschillende leden op verschillende plaat
sen in het Voorloopig Verslag blijk gaven, die
strekking juist te hebben begrepen. De regeering
was van meening duidelijk te zijn, toen ze zij
het dan met korte woorden in Memorie van
Toelichting hare overtuiging uitsprak omtrent de
noodzakelijkheid om geleidelijk onze weermacht
te versterken. Nu echter blijkt, dat omtrent de
bedoeling dezer woorden twijfel is gerezen, ver
eischen zij nadere toelichting, zegt de regeeriDg.
Handhaving der onzijdigheid.
Van het uitbreken van den oorlog af heeft de
regeering bij alle genomen of voorgestelde maat
regelen slechts één doel voor oogen gehad de
handhaving eener strikte onzijdigheid. Voor dat
doel zijn nagenoeg alle krachten waarover zij kon
beschikken, gereed gesteld geleidelijk zijn zij
aangevuld en verbeterd. De vraag of wat ten
vorige jare kon worden opgesteld, voldoende moest
worden geacht, heeft de regeering zich niet ge
steld. Er werd gedaan wat toen mogelijk was.
er werd gedaan wat toen mogelijk was. Daar
door is bij de oorlogvoerenden ongetwijfeld de
overtuiging gevestigd, dat Nederland ten deze
vastbesloten is. Hoe meer wij nu in staat zullen
zijn een ieder te doordringen van het besef, dat
Nederland voortgaat, zijn krachten te versterken,
des te grooter is de kans, dat het dtfel zal wor
den bereikt. De zwakke wordt lichtelijk meege
sleurd als rond hem het geweld woelt de sterke
alleen kan zijn standpunt handhaven.
Het zoude een bewijs van zwakte en een nood
lottig gemis van offervaardigheid zijn, indien wij
er voor zouden terugdeinzen, te doen wat ons
vermogen is. Zoowel uit krijgskundig als politiek
oogpunt moet dan ook goede hoedanigheid der
strijdkrachten op den voorgrond gesteld geen
andeie eisch gesteld worden dan dat wij zoo sterk
mogelijk zijn. Het antwoord aan de vraag ófwy
geDoeg zullen hebben gedaan, behoort aan de ge
schiedenis.
Dat door versterking van onze weermacht steun
zou worden verleend aan eventueel dryven naar
deelneming aan den volkerenkryg, is een denk
beeldig gevaar. Ware ens volk oorlogszuchtig van
aard, ware het belust op uitbreiding van gebied
of van macht, dan zou het bestaan van eenig ge
vaar niet kunnen worden ontkend, al zou dan ook
de regeering zich niet mogen laten weerhouden,
al die maatregelen voor te stellen of te nemeD,
welke door de omstandigheden geboden zijn. Zij
zou" er dan nog meer op bedacht zijn, zelve sterk
ie .staan en zich met in een ongewenschte rich
ting te laten drijven. Eenige onverantwoordelijke
dagbladschrijvers maken echter het volk niet.
Ons volk verlangt den vrede te bewaren het
koestert, als geheel genomen, een vriendschappe
lijke gezindheid jegens elk der oorlogvoerenden
het is te koel van hoofd om zich door enkele
opruiende schrijvers tot een oorlogsstemuiing te
laten opzetten. Bovendien zou het niet van wijs
beleid getuigen, tegen oorlogszuchtige neigingen
een rem aan te leggen, die tevens een letsel zou
kunnen vormen om voor ons den vrede te hand
haven.
Het adres der 22.
Al evenmin heeft men in dit voorstel der re
geering een opzettelijke tegemoetkoming te zien
aan de beweging der mannen, die hun adres van
15 Mei aan de Tweede Kamer der Staten-Gene
raai zonden. Toen dat adres ter kennis van de
regeeriog kwam, stonden hare voornemens reeds
geruimen tijd vast en was het aanhangige wets
ontwerp reeds nagenoeg gereed, om het departe
ment van Oorlog te verlaten. Waren de reeds op
den 8sten Maart aan de Kamer aangeboden ont
werpen betreffende: «Bijzondere maatregelen met
betrekking tot de lichting 1916" en «Uitbreiding
van den landstorm en aanvulling van de Land
stormwet" vroeger in behandeling genomen, dan
zou ook dit wetsontwerp eer zijn ingediend.
De regeering had dan ook volstrekt geen be
weging in den lande noodig, om tot het besef te
komen, dat «een volk zich niet mag veroorloven
voor de landsverdediging geschikte krachten on
benut te laten".
Die in de Memorie van Toelichting vooropge
stelde overtuiging had zij reeds lang tot de hare
gemaakt. Dat zij dit onmiddellijk liet volgen door
een verwijzing naar de onmiskenbare teekenen,
dat dit besef tot het Nederlandsche velk was
doorgedrongen, mag slechts worden beschouwd
als een uiting van voldoening over de gebleken
solidariteit, die in dit opzicht tusschen volk en
regeering naar hare meening behoort te bestaan.
Zij ontkent niet, dat zoowel ttet adres der 22 als
de woorden door verschillende leden in de verga
dering der Kanoer van 18 Mei gesproken, tot die
uiting aanleiding hebben gegeven. Niet ten on
rechte kon in die vergadering de minister van
Oorlog getuigen, dat hem op dat oogenblik een
licht was opgegaan doch zijn gedragslijn is er
niet door bepaald en de koers, waarin de regee
ring stuurde, is er niet door veranderd.
Geen reden tot ongerustheid.
Thans zijn er symptomen waar te nemen van
tegenovergestelden aard. Het Voorloopig Verslag
gewaagt van de ongerustheid, die in breede krin
gen is ontstaan, doordien de meening werd ge
wekt, dat alle geschikte personen beneden de 40
jaar, die niet in militairen dienst zijn, nu binnen
korten tijd zullen worden ingelijfd. Dat de vaag
heid der toelichting oorzaak zou zijn van deze
ongerustheid, komt der regeering onverklaarbaar
voor. Het geleidelijk karakter der te nemen maat
regelen komt in de toelichting duidelijk tot uit
drukking en evenzeer het voornemen om over die
oudere groepen niet te beschikken dan wanneer
de noodzakelijkheid er toe mocht dringen. Be
doelde ongerustheid heeft geen reden van bestaan
en allerminst was er grond voor de agitatie, die,
tot schade van den geest van eensgezindheid der
natie, in den lande is gewekt.
Geen legeruitbreidingop
groote schaal.
Het in korten tijd oproepen en oefenen van
alle geschikte mannen beneden den leeftijd van
40 jaar zou toch "inderdaad te eenenmale onuit
voerbaar zijn.
Het is een feitelijke onmogelijkheid honderd
duizenden, allen tegelijk en in korten tijd, voor
den krijgsdienst geschikt te maken zonder het
bezit van de middelen om op groote schaal wa
penen, munitie, kleeding, uitrusting en alles wat
tot een voldoend georganiseerde legermacht be
hoort, aan te maken of van elders te betrekken.
Een poging tot zulk een levée en masse zou
falen, tot hopelooze verwarring leiden en ten
slotte, wanneer wij in den oorlog werden betrok
ken, voeren tot paniek. Aan «legeruitbreiding op
groote schaal wordt dan ook door de regeering
niet gedachtaan «phantasiën en illusiën, die tot
doelmatige verwezenlijking niet kunnen ko
men", geeft zij zich niet over. De omstandigheden
dwingen trouwens tot een slechts geleidelijk voort-
werken aan een welafgebakende taak.
Dat deze niet aanstonds in haren vollen omvang
tot uitvoering kan worden gebracht, mag op zich
zelf toch niet als grond worden aangevoerd tegen
de regeling, welke die taak in haar geheel aan
geeft. En zeker heeft, wanneer het in de bedoe
ling ligt te doen wat mogelijk is, niemand het
recht die regeling te stempelen tot een «gebaar®.
Een gebaar zou de regeering hebben gemaakt
wanneer zij inderdaad den schijn had aangeno
men de voornemens te koesteren, welke men haar
hier en daar wil toelichten.
Maatregelen ter versterking
der weermacht.
De maatregel, dien de regeering voorstelt om
tot geleidelijke versterking der weermacht te
kunnen komen, is in wetgevenden zin niet anders
dan een doortrekken van de lijn, die wij tot dus
verre gedurende het mobilisatietijdperk hebben
gevolgd. De bewering in het voorloopig verslag,
als zou het hier in werkelijkheid neerkomen op
het invoeren van algeraeenen dienst- of oefenplicht
met terugwerkende kracht, mist dan ook eiken
grond. Wat toch behelst bet voorstel Volgens
artikel 1 zullen thanc reeds bij den landstorm
kunnen worden gevoegd verschillende catego-
riën van personen, die daartoe wettelijk reeds
zouden behooren, wanneer de Landstormwet vroe
ger wet was geworden en reeds lang genoeg had
doorgewerkt, of wel de overgangsbepaling met in
de wet was opgenomen. De gedachte in artikel
1 belichaamt, ligt dus geheel binnen het beginsel
van de Landstormwet; het is volstrekt geen no
vum het is slechts een verder opheffen en
dan nog in facultatieven zin van de overgangs
bepaling, welke krachtens de wet van 11 Juni
1915 (St.bl. no. 242) tén aanzien van den gewa-
penden landstorm reeds ten deele buiten werking
was gesteld. De maatregel, bij de behandeling
van laatstgenoemde wet door de Kamer ten op
zichte van den gewapenden landstorm goedgekeurd,
kan thans verder worden uitgestrekt.
Artikel 3 van het aangeboden ontwerp is inder
daad van wijdere strekking. Daarmede toch
wordt de scheidingslijn, welke de wet trekt
tusschen gewapenden en ongewapenden landstorm,
uitgewischtdoch slechts«tot een nader door
ons te bepalen tijdstip«. Het is deze by voeging,
die op het ontwerp den stempel drukt van een
noodwet. Het is ook hieruit, dat ten duidelykste
de bedoeling der regeering blijkt, niet vooruit te
loopen op latere eventueele wetswijziging. Wan
neer, zooals in het voornemen ligt, de werking
van artikel 3 wordt opgeheven, zoodra de buiten
gewone omstandigheden, waaronder wy thans
verkeeren, hebben opgehouden te bestaan, zal de
scheiding tusschen den gewapenden en den onge
wapenden landstorm zyn hersteld. Het zwaar
tepunt van het ontwerp ligt daarom bovenal in
den maatregel om aan hen, die, volgens de be
doeling des wetgevers, slechts tot ongewapenden
dienst zouden kunnen worden verplicht, tijdelijk
ook het dragen der wapenen op te leggen.
Nu het blijkbaar der regeering niet is mogen
gelukken, in de memorie van toelichting voor een
ieder duidelijk uiteen te zetten op welke wijze
zy denkt gebruik te maken van de bevoegdheid,
welke het wetsontwerp beoogt haar toe te ken
nen, en haar zelfs ten deze het verwyt van ge
heimzinnigheid niet is onthouden, wordt door de
regeering in haar antwoord thans een meer uitge
breid overzicht gegeven aan de hand van de bij
het antwoord gevoegd grafiek, zijnde een «Figu
ratieve schets, aanduidende de verhouding tus
schen de dienstplichtigen en de vrijgestelden uit
de ingeschrevenen van de militie, lichtingen
1896—1915.
Het heeft, naar de meening der regeering, geen
zin om, zooais door sommige leden wordt ver-
langd, met de andere groepen te beginnen zij
zou trouwens niet weten, waar alsdan met het
oog op de billijkheid, zou moeten worden aan
gevangen.
Wordt vervolgd).
UITSLAG der stemming ter verkiezing
van drie leden van den Gemeenteraad
(vacaturen J. H. Evers (R. K), C. H.
Scheffers (R. K.) en C. J. Wouterlood
(R. K.), op Donderdag 8 Juli 1915, in
Kiesdistrict I (Stadhuis).
Aantal kiezers993
Uitgebrachte stemmen829
Van onwaarde15
Geldige stemmen814
Volstrekte meerderheid408
A. DIRKZWAGER (Vrijz.) 294
J. H. EVERS (R. K. aftr.) 468
C. KORPEL (S. D. A. P.) 404
C. DE KRAMER (S.D.A.P.) 80
J. M. VAN PÉLT (S.D.A.P.) 103
J. N. POST (R. K.) 451
C. H. SCHEFFERS (R. K. aftr.) 448
Gekozende heeren
KIESDISTRICT II.
UITSLAG der stemming ter verkiezing van
drie leden van den Gemeenteraad (vaca
turen C. Houtman (V.D.), N. v. d. Vel
den (A. R.) en'J. H. v. Westendorp J.Dzn.
(V.D.), op Donderdag 8 Juli 1915, in
Kiesdistrict II (Doele en Broersveld.)
a
Stemdistrict
I
II
Tot.
Aantal kiezers
669
684
1353
Uitgebrachte stemmen
575
587
1162
Van onwaarde
7
12
19
Geldige stemmen
568
575
1143
Volstrekte meerderheid
572
Mr. G. VAN BAREN(A.R.)
255
270
525
H. ERKELENS (S.D.A.P)
87
111
198
C. HOUTMAN (V.D.aftr.)
213
170
383
C. DE KRAMER(S.D.A.P.)
72
111
183
T. SLAVENBURG (C. H.)
229
248
477
L VAN DEN TEMPEL
(Vrijz. en Prot. kiezers)
182
149
331
N.v.d. VELDEN (A.R.aft.)
243
249
492
C. J.VERWEIJ (S.D.A.P.)
64
108
172
J. H. v. WESTENDORP
J.Dzn., (V.D. aftr.)
270
207
477
Herstemming tusschen de
heeren
KIESDISTRICT III.
UITSLAG der stemming ter verkiezing
van twee leden van den Gemeenteraad
(vacaturen G. Dubbelman (A. R.) en
J. v. d. Meer (C. H.) op Donderdag
8 Juli 1915, in Kiesdistrict III (Bui
tenhavenweg en Dwarsstraat).
II
Stemdistrict I II Tot.
Aantal kiezers 1129 1154 2283
Uitgebrachte stemmen 920 954 1874
Van onwaarde 25 12 37
Geldige stemmen 895 942 1837
Volstrekte meerderheid 919
G.DUBBELMAN(A.R.aft.) 376 394 770
M. C. M. DE GROOT(V.D.) 297 212 509
C. KORPEL (S. D. A. P.) 218 320 538
S. A. MAAS (V.D.) 261 206 467
J. v.d. MEER (C. H. aftr.) 373 384 757
J.M.VAN PELT (S.D.A.P.) 212 312 524
Herstemming tusschen de heeren
O
S-.
O
J3
a
Z
a
"3