Zaterdag 19 Febr. 1916. Liturgie. De Septuagesima-tijd. Stateii-L eneraal. Fia. en Ecptf. Medcdeeliugen. TWEEDE BLAD Posterijen en Telegrafie. Gemengd Nieuws. De groote Vasten wordt telkeD jare voorafge gaan door eenige weken, welke men den voor bereidingstijd van de Vasten zou kunnen noemen 't is als een plechtig klokkengelui, hetwelk heel uit de verte gehoord wordt. Dit tijdperk omvat drie Zondagenn.m. de Zondagen Septuagesima, Sexagesima en Qumqua gesima. Aan deze benamingen moeten we niet al te veel waarde hechtenwant omdat nu eenmaal de eerste Zondag van de Vasten Quadragesima heette d. w. z. .de eerste Zondag van de 40 daagsche vasten, kwam men er toe de andere di ie Zondagen, die meer van Paschen verwijderd waren niet de hoogere ronde getallen van Qumquagesi ttai Sexagesima en Septuagesima aan te duiden- Meer moeten we hechten aan het tijdperk als zoodanig, n.m. het moet wezen een voorbereiding tot de Vasten. Die voorbereidingstijd is in de Liturgie duidelijk te bemerken. Vooreerst is de kenmerkende kleur der Misgewaden in dit tijdperk de paarse kleun zoodikwijls n m. het officie van den dag is. Ver volgens zijn ook de gebeden der Kerk in dezen tjjd zoo geheel anders. Het blijde Alleluja wordt Biet meer gehoord tot Paschen toe. Na de Graduale 'B de Mis komt in plaats van het Alleluja een Psalmgezang of Tractus een psalm, die in éénen trek (tractus) door, zonder tusschenvoeging van antifoon of refrein gezongen wordt. Ook wordt van nu af het blijde »Gloria" niet •ueer gehoord, tenzij op de feestdagen. Valt op een dezer drie Zondagen een feestdag, dan wordt deze feestdag meestal verzet, tenzjj het een feest dag van 1ste klas zou zijn, b.v. een patroonfeest Dat dit tijdperk inderdaad als voorbereiding bedoeld is voor het groote Boetetijdperk blijk1 wel uit de Mis van ZondagSeptuagesima. »Mij omgaven stervensweeën, de smarten des doods omringden mijen in mijnen nood riep ik den Heer aan, en Hij verhoorde mij." (Introïtus). De Tractus is een gedeelte uit den bekenden Psalm 1'29: »De profundis"Uit de diépten mij Ber ellende heb ik tot u geroepen, o Heer Heer, luister naar mijae stem. Mogen uwe ooren luiste ren naar het gebed van uwen dienaar. Zoo Gjj de ongerechtigheden gade slaat, Heero Heer, wie zal bestaan.'t «Laat uw aanschijn lichten", zoo klinkt het ten slotte in den Communie-zang, «over uwen dienaar, en red mij in uwe goedertieieoheid Heer, laat mij niet beschaamd worden, want ik roep u aan". Laten ook wjj, die zoo gaarne met de Kerk medeleven in hare vreugde- en boetedagen, ons in dezen H. Voorbereidingstijd voor de Vasten god vruchtig, matig en rechtvaardig gedragen, opdat wy in de Vasten, welke aanstaande is, waardige vruchten van boetvaardigheid voort brengen. TWEEDE KAMF.R Vergadering van Vrijdag 18 Februari. Het eedsvraagstuk. Aan de orde is de voortzetting van de behan deling van het wetsontwerp tot tijdelijke nadere voorziening betreffende het eedsvraagstuk De heer van Idsinga repliceert en ver oodigt het. mede door hem ingediende amende ment. Spr. is ook tegen een afzonderluke ver klaring voor de Doopsgezinden. Spr dient eeu sub amendement in op het amendement-de Geer beoogende de waarborgen tegen de facul tatiefs telling van eed en belofte te versterken. Spr. geeft den heer de Geer in overweging den eisch betreffende de schriftelijke verklaring uit zijn amendement te schrappen De heer van Wijnbergen komt op tegen 0 interpretatie, die de heer Limburg gaf van zijn woorden en beroept zich in deze op het analytisch verslag dat zijn rede goed weergaf en de Handelingen Van een «ge-stefljk uit vaagsel doelende op de atheïsten, heeft hij niet gesproken. Spr. beveelt het amendement—Rutgers aan en hy waarschuwt den Minister zich ernstig te bedenken eer hij dit afwijst. In het amendement- de Geer vindt hy vooral de woorden «onder alle omstandigheden" te sterk. De heer Eerdmans heeft bezwaar tegen het amendement-de Geer omdat velen geen lust zullen hebben hun handteekening te zetten onder een dergelijke verklaring en om dit te vermijden maar den eed zullen afleggen De heer Loef wijst er op, dat de doopsge zinden tot nu toe niet behoefden te vragen hoe zii er zelf over dachten, doch zij sloten zich aan by hun genootschap. Indien de heer Lohman dit bezwaar wil ondervangen, dan legt spr. zich er bij neer. Het amendement van Sasse van IJselt acht spr. te vaag. Hoe het in de practijk zou blijken te werken is niet bekend en voor een bepaling a,ls de heer Sasse wil, is de ervaring der prac tijk noodzakelijk. Nu zou spr. gaarne willen dat de Kamer tot overeenstemming kwam en dat dan dit tijdelijke karakter verviel. Het amendement-De Geer heeft verschillende dingen die spr. aantrekken. De schriftelijke ver klaring vindt hij een goed ding. Met het eerste dd is spr. minder ingenomen. Hy vindt dat de woorden „onder alle omstandigheden" te ver ^an,Er wordt hierdoor dwang uitgeoefend ten opzichte.van wezenlijke gemoedsbezwaren. Trfret BBiendement Rutgers bevredigt hem niet. net is te veel omslachtig. De eisch dat de acte moet worden opgemaakt voor den burgemees ter, heeft spr's sympathie niet Spr. zou willen dat nauwkeurig: werd gezegd, dat „iemand wegens het niet hebben van gods' dienstig geloof" of „op grond van bezwaren aan zijn godsdienst ontleend" schriftelijk verklaarde tegen den eed onoverkomelijke bezwaren te heb ben. Het tweede lid van het amendement De Geer werscht hij te behouden. De heer Beumer zegt dat het de rechterzijde met haar amendementen niet om te doen was een voor zich bevredigende oplossing te vinden maar wel om de rechtszekerheid te bevorderen. Vervolgens geeft hij ben heer Rutgers in over weging het denkbeeld Loef over te nemen. De heer O r t minister van justitie zegt zich te kunnen verëenigen met het amende ment Idsinga-Gerhardt, ten opzichte van de doopsgezinden. Het amendement-Rutgers kan de minister niet steunen, omdat hij vreest dat men zich aan alle getuigen-verklaringen zal trachten te onttrekken Het amendement-De Geer wekt bij spr. geen bezwaren hij acht het beter de woorden „onder alle omstandigheden" te doen vervallen. Als compromis zou dan het amendement alleszins aannemelijk zijn. Het amendement—Sasse van IJsselt heeft weer minder sympathie. De practijk zou het resultaat daarvan moeten leeren. In verband hiermede ontraadt de Min. het amendement. De heer Rutgers begint te repliceeren. De heer Hugenholtz: Stemmen De heer Rutgers: Als de heer Hugenholtz uitgesproken is zal ik voortgaan. De heer Hugenholtz: Geklets De heer Rutgers: Ik wefesch hier vast te leggen dat hetgeen ik zeg aoor een lid dei- linkerzijde voor geklets wordt uitgemaakt. De Voorzitter vraagt de leden aan de waardigheid der Kamer te denken, daar hij tegenover interrupties machteloos is. De heer Rutgers vervolgt zijn rede en wyzigt rijn amendement, zoodanig, dat het luidt: Een belofte, bevestiging of verklaring wordt mede afgelegd, indien de te beëedigen per soon schriftelijk verklaart tegen het afleggen van eeden onoverkomelijke bezwaren te hebben hetzij omdat hij geen godsdienstig geloof heeft' hetzij omdat het afleggen van eeden met zijn godsdienstig geloof in strijd is. De Voorzitter deelt mede. dat de heeren Van Idsenga en Gerhard hun amendement zoo danig hebben gewijzigd, daY in plaats van ver klaring wordt gesproken van bevestiging. De heer Sasse van Ysselt verklaart zijn amendement te herstellen in den ouden vorm. De heer Gerhard licht het gewijzigde amen dement nader toe waarna de heer Li m b ur g repliceert. Uit de rede van den heer v. Wijn bergen, die hem tartte uit diens rede voor te lezen een laatdunkend oordeel over atheïsten, leest spr. voor, dat' deze heeft gesproken van „een vergrijp tegen God en een vergrijp tegen de maatschappij'Een brug ziet spr. in het amendement»ue Geer. Over zyn bezwaren tegen dat amendement is ook spr. bereid heen te stap pen, om de wet met groote meerderheid te doen aa nemen. ha?A\v-uffadeiing W°rdt verdaa£d tot Dinsdag Een geldcrisis in aantocht 'Onder! dezen titel; publiceert het weekblad „Ia ën Uitvoer" de volgende beschouwing; Onze Nederlandsche geldmarkt vertoont in den kuisten tijd symptonen, die niet onbedenkelijk zijn. Tal van verschijnselen wijzen. er,% dat teiglenpver een zeer groot aanbod van geld een geringe vraug staat. Dit blijkt o.a. uit de gretige opneming van alle emissies; zelfe groote'uitgif ten, zooajs die leenjngi Amsterdam, worden sterk over teekend. Op hetzelfde wijzen voorts de stand der prolongatie-rente, ongeveer 2 pet en het particulier disconto, dat zelfs tot iy2' ,pct. ge daald is. In vergelijking, met den toestand °in Engeland en Duitschland schijnt dit zeer abnor maal, doch zulk een vergelijking gaat onder de huidige omstandigheden niet op. Tengevolge van de verregaande storing' in het internationaal ver keer is men gedwongen de financiën van elk land afzonderlijk, en grotendeels builen ver band met andere landen t© beschouwen. Een vrije internationale circulatie van ruilmiddelen en goederen bestaat nog slechts op uitermate beperkte schaal. O aan we nu in dezen gedachteng'an" Ne- der'kndsche geldwezen op het ©ogenblik na, dan trekt, steeds weer de groote en voortdurende toenemende goudvoorraad der Nederlandsche Bank onze aandacht. Deze neemt thans zulke afmetingten aan, dat het lang niet uitgeslo'en is, dat binnen afzienharen tijd de mela.auvoor raad het bedrag der uitgegeven bankbiljetten nabijkomt, ol zelfs zal overtreffen. Wij wezen er reeds in een vorig artikel op, dat dit groote metaal bezit een reserve van koopkrachten be- teekent, die als de vrede daar is, bij wijs beleid goed benut zal kunnen worden. Dit neemt niet weg, dat die overvloed ons thans geen diensten kan bewijzen. Geld en goud immers kunnen zonder meer geen nuttige werken ver lichten. Op de tegenwaarde in goederen en arbeidstoe- passing komt het aan. Hoewel dit laatste bij eunig nadenken voor ieder duidelijk is, heeft mer, zich in het gewone verkeer zoozeer ont wend geld te beschouwen als een louter hulp- middel, dat men zeer licht geneigd is, hoezeer fok ten onrechte, het een kracht uit zich zelve toe te kennen. 'Hoe onjuist dit is, wordt duidelijk aangetoond door wat men thans in Nederland ziet Wij bezitten wat men in gewone tijden een grooten schat zou achten, die ons de beschikking, zou geven over velerlei zaken, welke nuttig waren aan te wenden. Met het goud zouden wij sche pen kunnen koopen ter uitbreiding: van onze vaari, machines voor onze industrie en lasna- bcuw, kortom veel wait de welvaart Kan verhoo- gen, met het aldus bestede geld ouden wèllfcht flinke winsten worden gemaakt en in dat geval J ouden leeningen voor zulke doeleinden tt-gui een hooge ïente-vergoeding gesloten kunnen wor den. Nu is dat anders. Wij gielooven niet, dat men dit mag; wijten aan gebrek aan ondernemings geest, die trouwens allicht geprikkeld zou wor den door den geldovervioed. Hij kan zien echter bezwaarlijk uiten tengevolge van gebrek aan al lerlei voor uitbreiding van activiteit noodzake- lijl-e grondstoffen of andere artikelen Zoo komt het, terwijl groote kapitalen naar belegging zoe ken, slechts op kleine schaal behoorlijk rentege vende belegging kan gevonden worden. Het heeft vrij lang geduurd voordat deze toe stand, die een onmiddellijk gevolg is van de storing in het wereldverkeer, op onze geklma, kt duidelijk tot uitdrukking kwam. Eensdeels is dat toe te schrijven aan de groote geldbehoefte van onzen handel gedurende het grootste deel der verloopen oorlogsperiode, en vooral in den aanvang, aan ae natuurlijke neiging om groote Kassen Ie houden. Ook zijn de beperkingen in het verkeer niet plotseling doch vrij geleidelijk ingetreden en beginner zij zich naar het schijnt eerst thans met kracht te doer, gevoelen. Dat de geldmarkt thans overvoerd is is een feit. Als wij het wel zien, is dit niet een louter tijdelijk verschijnsel, doch veeleer een verklaaa- baar gevolg van den algemeenea e„,onomischen tcestand. En indien dat werkelijk too is, dan ?al de geldruimte een blijYend karakter dragen, waarbij in aanmerking1 genomen moet worden, dat zij nog' geaccentueerd wordt door den be langrijken igouduitvoer naar ons land. On Ier deze omstandigheden vraagt men zidh ai, of niet weldra rekening; moet wovden ge- houder. met een geldcrisis, in dezen zin, dat wij aan overvloed van geld gaan lijden, hetgeen nauwelijks minder bedenkelijk is' dan een te kort En daaraan sluit zich dadelijk de andere vaag aan: is ex geen middel om den overvloed van geld zonder schade te benutten? Velen zul len antwoorden, laat ons dat geld beleggen in onr- eigen land, doch uit het vorig-* vloeit al voort, dat dit o.i. niet op eenigszins voldoende schaal' mogelijk is. Want om dit le kunnen doen, is het onvoorwaardelijk noodig te beschikken over allerlei goederen, waarover wij de beschik king thans niet hebben en waarschijnlijk onmo gelijk kunnen verkrijgen. Hoe wil men de indu strie uitbreiden, als men niet de macht heeft nieuwe machines te koopen of te vexvawaigen en hoe wil men ze vervaardigen, wan veer do grondstoffen niet voorhanden zijn? De macht, der feiten heeft ons trouwens reeds golwonger* dit oeletsel te erkennen. Of zou anders, nu het goedkoop© geld tot emissies uitnoodigt, niet van alle kanten vraag' naar nieuw kapitaal zijn opge komen? Zoolang de oorlog voortduurt en wellicht ook nog na bet sluiten van den vrede, zul'en wij, doet ons gedwongen isolement genoopt, eene afwachtende houding dienen aan te finnen. Voor onze welvaart is het niettemin van groot ge wicht hoe wij ons tijdens deze periode voorbe reiden op de toekomst. Moeten wij de ophoc- ping; van geld binnen onze grenzeh blijver, aan zien zonder althans te trachten, uu. tregelen te nemen ,om partij te trekken van otrs nu slechts in geringe mate productief bezit0 Kunnen wij dat kapitaal niet tijdelijk loonend plaatsen, zoo, dat het later tot onze beschikking is, als wij bet noodig' hebben? Op deze vraag' belooft de schrrjVer in een volgend artikel nader in te gaan. No. 11464. Eiscners, die eigenaren beweerden te zijn, konden volstaan met aan te toonen den eigendom op wettelijke wijze te hebben verkregen; de tegen partij, die daartegen volhield, dat hij eigenaar was geworden, had niet slechts de bewjjzen in het bezit te zijn gesteld en in de openbare regis ters te zijn overgeschreven, maar ook hetgeen door eischers werd ontkend dat die overschrij ving had plaats gehad tengevolge van een rechts titel van eigendomsovergang, afkomstig van den eeen, die bevoegd was over den eigendom te beschikken. Het hof had dus art. 639 B.W. ge schonden het arrest werd derhalve vernietigd en de zaak teruggewezen. Onbestelbare brieven. Lijst van onbestelbare brieven en briefkaarten van hier verzouden gedurende de le helft van de maand Februari 1916. Brieven (binnenland): Burgemeester en Wethouders, Schiedam Postbus 95. 's Graven- hageW van Rutte. Rotterdam Jr. Schepensi Heerlen mevr. G. Sliedreckt, Leiden. Briefkaarten: v. Bankeman, 'sGraven- hagemej. v. Banksman, idem Colsingel, Rot terdam; M. Dirkse, Wemeldinge H. v. d. Zwet, Rotterdam. Briefkaarten (buitenland)Maricola, Waas munster. or Aan de afzenders wordt aanbevolen bun naam en adres op de brieven te vermelden, opdat deze bij onbestelbaarheid kunnen terug gegeven worden. HOOGE RAAD. j De Hooge Raad beeft gisteren arrest gewezen in de volgende zaak Eischers hadden als mede-erfgenamen tegen verweerder een vordering ingesteld, omdat hjj de tot de nalatenschap behoorende onroerende goe deren in bezit bad genomen. Deze voerde hiertegen aan, dat de erflater hem die goederen verkocht had en de akte van over dracht in de openbare registers was overgeschre ven bedoelde akte werd echter door hem niet in het geding gebracht, terwjjl eischers er de geldigheid van betwistten. In tegenstelling met de rechtbank, wees het hof te 's Hertogenbosch hunne vordering af, op grond, dat zij hadden moeten bewijzen, dat hun erflater op het moment van zijn dood eigenaar der onroerende goederen was, welk bewjjs onmo gelijk kon gejevérd worden, nu vast stond dat. die goederen reeds vóór dat tjjdstip juridiek en fei'e- )yk aan de tegenpartij waren geleverd. De Hooge Raad achtte deze beslissing onjuist. Een moordaanslag'. Naar het Huis van Bewaring' te Middelburg is ove(gebracht de 39- jarige v. D;. uit St. Jansteen, die verda,, ht wordt van poging tot doodslag op E. de M. te Clingfe door te trachten dezen met een mes dc- keé! af te snijden. Deze misdaad is gepleegd in den avond van 14 Februari. Eene nieuwe Du i t s c h e v i n A n g.Het vraagstuk, betreffende de vervanging van ijzer- man gaan rrij de ^taalproductie, is opgelost Het materiaal is uit binnenlandsche grondstoffen ver vaardigd, welke in willekeurige hoeveelheden door het iand zelf opgeleverd worden De installaties daarvoor werken reeds, nog grootere zij'n in aanbouw Het procédé zal ons blij/-*nd onafhankelijk maken van den toevoer uit het buitenland H u i s v 1 ij t. Langer dan ieder vermoed had woedt nu reeds den oorlog en steeds sterker verneemt men den wensch, dat spoedig dit wreed bedryf Bioge worden gestaakt. Die wensch naar vrede, was voor den heer A. J. Vester en zijn echtgenoote, aanleiding om reeds een half jaar veleden te beginnen aan een huisvljjtwerkje dat een herinnering zal worden aan het lang ver wachte einde van den wereldramp. De heer Ves- ■er toonde ons het werkstuk, dat hij nu in zijn winkel aan de Hoogstraat in de etalage geexpo- seerd heeft. Het schilderij stelt voor een duif met een zilveren palmtak in den bek, neerstri kend op een banderol waarop het woord vrede. Het geheel is uitgevoerd in 8 grootten van paarlen op zilvergrijs laken op een achtergrond van rood peluche. In zilveren letters staat in den hoek het jaartal 1916, helaas nog met een vraag- teeken. Reeds moest de vervaardiger de 5 ver vangen door een zes. Laten we hopen, dat het vraagteeken spoedig kan worden weggenomen en dat het zeldzaam mooi geslaagde werkje moge blijven voeren als jaartal van den vrede 1916. zilverbons. Uit de Memorie van Ant woord van den Minister van Financien op het Voorl. Verslag der Eerste Kamer over Hoofd stuk III der Staatsbegrooting Naar aanleiding van de door onderscheidene leden uitgesproken wenschelykheid, de zilver bons te behouden, merkt de Minister op, dat handhaving van dat ruilmiddel na afloop van de oorlogscrisis in strijd zou zijn met het bepaalde in art. 3 der wet van 6 ^ug. 1914. Krachtens die bep ling moet zoo spoedig mogelyk tot de intrekking van de zilverbons worden overge gaan. Ook afgescheiden daarvan, zou handhaving der zilverbons na beëindiging der crisis bij den Minister overwegend bezwaar ontmoeten. Zooals akemeen wordt erkend, is de uitgifte door den Staat van papieren ruilmiddelen' naast die door een circulatiebank in omloop gebracht, in be ginsel verwerpelijk te achten. Maar bovendien heeft de ervaring, met de zilverbons opgedaan, boven twijfel gesteld dat groote bezwaren van practischen aard verbonden zyn aan de uitgifte van papieren geld in zoo kleine coupures. Voorts is gebleken, ook ten aanzien van de nieuwe zilverbons van f 2 50, die aan alle in dit opzicht te stellen eischen voldoen, dat dit, kleine papieren geld groot gevaar voor namaak oplevert.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1916 | | pagina 5