Waarom zondt ge nw stoom- en
verfgoederen naar elders zenden,
terwijl „DE PHOENIX", telef. 15
n even goed en ving bedient
Sta*en-(}ft*»eraal.
uitbreiden en nieuwe scharen moeten uitwijken
of verwijderd worden. En het nog vrijblijvende
België, dat dan steeds kleiner wordt, kan die
nieuwe duizenden of honderdduizenden nau
welijks bergen en zeker niet voeden. Dus is
ons land het toevluchtsoord.
Er is natuurlijk geen sprake van, onze grens
voor die ongelukkigen gesloten te houden. Hoe
benard de voeding in ons eigen land reeds is
en hoe ernstig dreigend de naaste toekomst
lijkt, wij moeten die honderdduizenden opne
men. Met voldoening zal ons volk dan ook
zeker gezien hebben, dat onze regeering daartoe
reeds maatregelen heeft getroffen. Er zal dan
althans meer orde zijn dan bij de onverhoed-
sche instrooming in 1914.
Behalve de voeding geeft ook de behuizeng
groote zorg. Reeds nu lijden in tal van plaat
sen onze landgenooten onder den woningnood,
omdat de vreemdelingen zooveel huizen heb
ben betrokken. Dit kan niet veel erger worden.
Heeft de regeering barakken beschikbaar om
de vluchtelingen op te nemen Verlaten Bel
gische kampen bij voorbeeld Anders zal zij
wel ijlings nieuwe laten opslaan. De voeding
zal niet zóó veel zorg baren, omdat natuurlijk
de Entente zal bijspringen. Daarvan heeft de
regeering zich blijkbaar reeds verzekerd. Wij
mogen er op rekenen, dat zij daarbij niet alleen
op de levering van graan zal hebben aangedron
gen, maar ook van vet of grondstoffen voor
vetwinning. Er zal bijv. voor die vluchteling-
gen kinderen, zieken en zwakken veel
melk noodig zijn, en wij komen zelf melk tekort.
Maar dan dient er krachtvoeder voor ons vee te
worden ingevoerd, opdat er minder geslacht zal
hoeven te worden en de melkproductie kan toe
nemen.Ook zal er meer boter en margarine moeten
worden gemaakt. Dan dient de Entente ook
de stoffen te leveren om de vluchtelingen te
kleeden en dekens te verschaffen. En zoo
meer.
Maar hoe dringend noodig deze en andere
voorziening is, de vluchtelingen zullen in elk
geval in ons land een veilige wijkplaats vinden.
De oorlogscorrespondent van de „Berliner Zei-
tung a. M." meldt:
De ellende van de Fransche en Belgische be
volking, die door den langzamen opmarsch der
geallieerden wordt bevrijd, neemt van dag: tot
dag toe en onze militair© autoriteiten zijn nau
welijks in staat de groeiende paniek te stuiten.
Tot dusver hebben wij de bevolking uit de on
middellijk in het oorlogsgebied liggende plaatsen
en steden kunnen wegvoeren, doch natuuriijk zijn
onze transportmiddelen, die reeds door onze nood
zakelijke militaire maatregelen tot het uiterste
in beslag zijn genomen, geenszins voldoende om
de honderdduizenden in veiligheid te brengen,
die zich in weerwil van onze nadrukkelijke waar-
schuwingen bij den algemeenen' vlucht uit de nog
niet rechtstreeks bedreigde steden aansluiten. Rij-
se), Rioubaix en landere plaatsen worden lang
zaam ontvolkt. Alle straatwegen zijn met vluch
telingen 'opgepropt, die al hun have en goed ach
terlaten en dakloos en aan den grootsten nood
prijsgegeven door het land trekken. Zij vreezen
het lot dat St. Quentin, Kamerijk en Douai heeft
getroffen en wijzen met stelligheid onze aan
sporing van de hand om in de plaatsen te blij
ven, totdat wij hen op regelmatige wijze naar
het achterland 'Overbrengen. Alleen in het be
reik van één leger zijn ÏOO.OOO vluchtelingen
geteld en op het geheele ontzaglijke slagfront
van Vlaanderen tot de Maas zijn honderdduizen
den betreurenswaardige offers van het vijande
lijk offensief van hun woonsteden verdreven.
Zitting van Vrijdag 11 October.
(Vervolg).
AGENDA.
Benoemingen.
Aan de orde is
1. Benoeming van een stembureau voor de
verkiezing op 13 November a.s. van 5 leden
van de Kamer van Koophandel en fabrieken.
Met den burgemeester als voorzitter worden
benoemd tot leden de heeren A. J.. Schreuder
en B. v. d. Zee.
en tot plaatsvervangende leden de heeren
J. H. Evers en G. H. Scheffers.
2. Benoeming van een voorzitter der Com
missie, belast met het onderzoeken der bezwaar
schriften van aangeslagenen over hunnen aan
slag in de plaatselijke directe belasting naar
het inkomen in de plaats van den heer T. S.
Goslinga, die verzocht heeft van dat Voorzit
terschap ontheven te worden.
In diens plaats wordt benoemd de heer mr.
G. van Baren.
3. Benoeming van twee leden van de com
missie tot wering van Schoolverzuim, ter voor
ziening in de vacaturen ontstaan door de pe
riodieke aftreding van den heer A. Baan en
het niet-aannemen van de benoeming door den
heer M. van der Hammen.
Aanbevolen worden de heeren
a. Vacature A. Baan (categorie bedoeld in
art 22, sub. 2e der Leerplichtwet de meer
derjarige onderwijzers, die aan een openbare
lagere school in de gemeente werkzaam zijn)
1. A. Baan, Hoofd van School C. M. Mar-
teos, hoofd van School G.
b. Vacature, ontstaan door niet-aanneming
van de benoeming door den heer M. van der
Hammen (categorie bedoeld in art 22, sub. 4e
der Leerplichtwet overige meerderjarige in
woners, voorzoover zij niet onder een der ca-
tegorien, sub. Ie., 2e. en 3e. der Leerplichtwet
vallen) 1. H. B. A. Bertels, manufacturier.
2. R. J. Schade van Westrum, distillateur.
De heer v. d. Tooi n zegt dat hot nu al de
tweede maal is, dat iemand benoemd is, die zijn
benoeming niet aanneemt.
Spr. verzoekt voortaan meer aandacht te wil
len schenken aan de keuze.
Weth. Houtman merkt op dat de commissie
de voordracht opmaakt en de candidaten polst.
Mogelijk is het de vorige keeren niet gedaan.
Het is heel moeilijk menschen voor die com
missie te vinden.
De Raad benoemt thans tot leden de heeren A.
Baan en H. B-. A. Beitels.
4. Voorstel van B. en W. om den heer J.
A. Hingman, Leeraar in het handteekenen aan
de Hoogere Burgerschool, te benoemen tot
leeraar in het teekenonderwijs aan het Gym
nasium en zulks voorloopig voor den cursus
1918/1919.
De heer Hingman wordt als zoodanig be
noemd.
Grisiszaken.
5. Voorstel van B. en W.
Ie. tot vaststelling van een Verordering re
gelende de samenstelling en den werkkring der
Commissie voor Crisisaangelegenheden
2e. tot benoeming van voorzitter en leden
van die Commissie.
De heer Mr Kavelaars vraagt of het niet
igewenscht is, dit voorstel aan te houden tot na
afdoening van de punten 7, 8 en 16 der agenda.
Als de commissie eenmaal benoemd is moet
zij ook advies oer die punten uitbrengen.
Weth. Mr. v. Baren meent dat bij de behan
deling der punten zelf een beslissing genomen
kan worden of er advies over zal worden ge
vraagd.
De (Opmerking van den "heer Kavelaars houdt
meer in, dan oppervlakkig blijkt.
De heer Mr Kavelaars verklaart dat hij
geen bepaald voorstel zal doen om de behan
deling van punt 5 aan te houden,
De Vooirzitte.r stelt thans alller'eerst aan
de orde de verordening, regelende de samen
stelling en den werkkring der oommissie. i
De heer Maas bepleit ©en redactiewijziging
van art. 1. In plaats van de woorden „van de
besluiten van den Raad," wil hij lezen „van
besluiten van den Raad."
Deze wijzignig wordt z, h. st. goedgekeurd.
Artt. 16 en slotbepaling worden zonder de
bat aangenomen, evenals de geheele verordening.
Aslnu is aan de orde de benoeming van le
den en een voorzitter der commissie.
De Raad benoemt bij eerste stemming tot le
den de heeren Maas met 17, Goslinga met 15,
v. d. Tempel met 13 en Scheffers met 10 stem
men. i
Bij tweede stemming wordt lot lid gekozen
Weth. de Bruin met 14 stemmen, terwijl de heer
v. d. Toom 4 stemmen verwierf en 3 stem
men blanco waren uitgebracht.
Tot voorzitter werd aangewezen weth. de Bruin
met 17 stemmen, terwijl de heeren Goslinga en
Maas resp. 3 en 1 stem verkregen.
St. Jacobsg asthuis.
6. Benoeming van een regent van het St.
Jacobs-Gasthuis, wegens periodieke aftreding
op 10 October 1918 van den heer J. van der
Most.
Aanbevolen worden de heeren: l.J.vander
Most, 2 J. Stegman.
De Raad benoemt den heer v. d. Most met 13
stemmen, terwijl op den heer J. v. 't Zelfde 7
stemmen en 1 stem in blanco zijn uitgebracht
De Raad heeft na zeer uitvoerige discussies
over het voorstel, om een crediet van f50.000
beschikbaar te stellen ten behoeve van de ver
strekking van voeding en kleeding aan behoef
tige schoolkinderen, een voorstelMaas aan
genomen, strekkend© jom eerst een crediet van
f 15 000 voor 1918 toe te staan en over een cre
diet ad f35 000 voor 't dienstjaar 1919 later,
na de oommissie voor crisiszaken te hebben ge
hoord, tje beslissen. f
Het voorstelMaas werd aangenomen met 17
tegen 4 stemmen. Tegen de heeren Korpel, de
Bruin, Dinkeiaar en v. Pielt.
Na gioekeurindlg der af- eiftverschrijving heeft
de Voorzitter de vergadering verdaagd tot a.s.
Dinsdag.
Sfigr^zoRdeïi
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Vrijdag 11 October.
Voorzitter Mr. D. FOCK.
Interpellaties.
Aan de orde is de behandeling van het ver
zoek van den heer v. Ravesteijn, om verlof van
de Kamer te vragen voor een interpellatie tot
den Minister van Buitenlandsche Zaken nopens
den stand van-de economische betrekkingen tot
de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en
het verzoek van den heer Kruyt om de Regee
ring te mogen interpelleeren over het stopzetten
der militaire verloven in Zeeland.
De heer DeSavorninLohman (C.-H.)
merkt op, dat de weg, dien wij nu opgaan, een
verspilling is van den nationaïen tijd.
De heer Troelstra (S.D.A.P.) noemt de
opmerkingen van den heer de Savornin Lohman
niets anders dan het vermorsen van den natio
nalen tijd.
De heer Nolens (R.-K.), acht het noodig
dat de nieuwe Kamer gewaarschuwd wordt,
want de weg, welken men inslaat, in niet in
's lands belang.
De Voorzitter merkt op, dat de Kamer
altijd het recht heeft een interpellatie te wei
geren.
De beide verzoeken worden hierna zonder
hoofdelijke stemming toegestaan.
Interpellati e-T r o e 1 s t r a.
Aan de orde is de interpellatie-Troelstra over
het buitenlandsch beleid.
De Voorzitter verzoekt den heer Troel-
stra zijn interpellatie in tweeën te splitsen en
zich vandaag alleen te bepalen tot het buiten
landsch beleid en Dinsdag a.s. het militair
beleid.
De heer Troelstra (S.D.A.P.) vereenigt
zich hiermede. De heer Troelstra zal beginnen
met het stellen zijner vragen welke luiden als
volgt1. Welke is de algemeene opvatting der
regeering over het te volgen buitenlandsche be
leid in het bijzonder wat den uitvoer en den
invoer van levensbehoeften, grondstoffen en
steenkolen betreft 2. Hoe is de stand der
onderhandelingen daarover met beide oorlog
voerende partijen en met neutrale landen
3. Welke maatregelen heeft de regeering geno
men of denkt zij te nemen ten einde zoo spoedig
mogelijk tot een voor ons volk gunstig resul
taat te komen 4. Is de regeering genegen bij
instelling eener parlementaire commissie voor
buitenlandsche zaken geregeld met deze voe
ling te houden.
Spreker behandelt allereerst onze neutrali
teit.
Week de vorige regeering daar soms van af,
dan is onmiddellijk van uit de Kamer daartegen
critiek geoefend. In verband hiermede vestigt
spr. de aandacht op het artikel van den heer
Treub, in de „Vragen des Tijds", en dan wil
spr. uitdrukkelijk verklaren, dat diens meening
in dit tijdschrift ontwikkeld, niet wordt gedeeld
door de overgroote meerderheid van het Neder-
landsche volk. De neutraliteit van den heer
Treub, is gelijk aan die van de „Telegraaf",
die niet anders wil dan een welwillende neutra
liteit ten gunste der Entente.
Voor onze levensmiddelenvoorziening heb
ben wij echter de welwillendheid van beide
partijen noodig. Voerden wij de neutraliteit
van de „Telegraaf", dan was de invoer van zout,
steenkolen en ijzer afgeloopen, en de invoer van
graan zeer twijfelachtig, dank den duikbootoor
log. Bij de groote bekwaamheden van den heer
Treub moet spr. toch zeggen, dat zijn psycho
logische bekwaamheden zeer gering zijn, een
uitstapje op dit gebied was voor hem dan ook
zeer gevaarlijk.
De heer Treub verweet spreker pro-Duitsch
te zijn, welnu wanneer de heer Treub het Deut
sche volk bedoelt, dan wil spreker wel erkennen
dat dit juist is.
Verder vraagt spreker hoe de stand der za
ken is inzake de onderhandelingen betreffende
den in- en uitvoer.
De nota van de Amerikaansche regeering is
een aanklacht tegen de Ned. Regeering, men
krijgt den indruk, dat met de levensbelangen
van ons volk eenvoudig is gespeeld.
Nu er in Duitschland een aanmerkelijke ver
andering heeft plaats gehad in de tot nu ge
volgde koers, mag men verwachten, dat meer
rekening zal worden gehouden met onze levens
belangen, ook al zijn we een klein land. Spr.
is in dit opzicht vol vertrouwen in de nieuwe
Duitsche regeering en de regeering moet daar
van spoedig gebruik maken. Desnoods
moeten we zeggen, we moeten leven en daarom
kunnen wc maar met een belang rekening hou
den en dat is de voedselvoorziening van ons
volk.
De heer v. Ravesteijn (S.D.P.) vraagt
aan den Minister van Buitenlandsche Zaken
of hij bereid is alle maatregelen te treffen,
opdat zoo spoedig mogelijk invoer uit Amerika
mogelijk worde. spr. wijst er op, hoe hoog de
nood gestegen is. Door een spoedige vrede komt
aan dezen toestand niet onmiddellijk een einde,
bovendien Spr. gelooft niet dat de oorlog spoe
dig voorbij is. Wje zich dit denkt, zal het slacht
offer worden van een illusie.
Brood, het voornaamste volksvoedsel, is er
niet voldoende tot den nieuwen oogst, met de
aardappelenvoorziening loopt het in het voor
jaar spaak, en wanneer er geen invoer van bui
ten plaats heeft, staan wij voor een volslagen
hongersnood.
Spr, vertrouwt dat deze regeering een ster
kere positie zal innemen tegenover Duitsch
land.
De heer Duys (S.D.A.P.): Wat stelt gij
vertrouwen in de regeering.
De heer v. R a v e s t e ij n Ik spreek den
wensch uit, dat de regeering dezen weg inslaat,
want het is ons niet te doen, zooals de S.D.A.P.
om uit dit debat politieke munt te slaan (ge
lach).
Spreker komt op tegen een eventueele benoe
ming van den heer Cremer tot gezant in de
Vereenigde Staten.
De heer v. Karnebeek, minister van Bui
tenlandsche Zaken, verwijst, wat de economi
sche vragen van de heer Troelstra betreft,
naar zijn antwoord aan den heer Treub. Met
Duitschland zijn de onderhandelingen heden op
genomen, ten aanzien van de geassocieerde re
geeringen is in principe hiertoe reeds beslist
De plaats der onderhandelingen is echter nog
niet aangewezen.
Intusschen heeft de heer Troelstra hierom
trent nog meerdere vragen gesteld, maar een
man met de staatsmanstalenten als de eerste
interpellant, zal echter wel begrijpen, dat hij
in dit stadium niet dieper op de zaken kan in
gaan.
Zijn uitspraak, dat wij welwillendheid van
beide zijden noodig hebben, was volkomen juist
en daarom is de regeering niet ingegaan op
het communiqué van de Amerikaansche re
geering.
Met het oog op den noodtoestand waarin
ons volk verkeert op het gebied der levensmid
delenvoorziening, zal de regeeering niets nala
ten om van beide partijen datgene te krijgen
wat maar mogelijk is en zij verwacht en ver
trouwt daarop op de medewerking der betrok
ken mogendheden.
Wat de laatste vraag betreft, merkt spr. op,
dat ons buitenlandsch beleid moet zijn natio
naal en neutraal en daarom zal het gericht zijn
op de voortgezette handhaving eener eerlijke
en absolute onzijdigheid.
Zij vertrouwt dan ook, dat onze onafhanke
lijkheid niet alleen staatkundig zal worden ge
ëerbiedigd maar ook economisch mogelijk ge
maakt zal worden.
De heer Troelstra repliceert, betreurt het
dat de minister niet dieper op de zaak is kunnen
ingaan; opnieuw is het weer gebleken hoe moei
lijk het voor de Kamer is, de Regeering te in
terpelleeren over het buitenlandsch beleid. In
tusschen is spr. dankbaar over de tegemoet
komende houding welke de minister aanneemt
ten opzichte van het voeling houden met de
Kamer inzake het buitenlandsch beleid.
De heer Treub (Econ. Bond) ontkent dat
hij een voorstander is, van een welwillende neu
traliteit a la Telegraaf, die was ook uit zijn ar
tikel niet te concludeeren. Nog nooit is hij ge
abonneerd geweest op de Telegraaf, en zelden
leest hij dit blad, integendeel hij wil gaarne ver
klaren, dat het buitenlandsch beleid van de
Telegraaf, in strijd is met het Nederlandsch
belang.
Maar wat de Telegraaf zegt is van weinig
belang, de opmerking was van grooter belang
en nu kan men van spr. toch moeilijk indenken,
dat hij het niet eens zou zijn geweest met het
buitenlandsch beleid der vorige Regeering.
Dikwijls zijn daar ernstige vraagstukken het
buitenlandsche beleid rakende in den minis
terraad ter sprake gekomen en altijd stond hij
aan de zijde der meerderheid.
De nieuwe Regeering zal dan ook het buiten
landsch beleid der vorige Regeering moeten vol
gen en met genoegen heeft hij dan ook van de
Regeering vernomen, dat zij de voetstappen
harer voorgangster hoopt te drukken.
De heer Marchant (V.D.) is niet erg vol
daan over de rede van den Minister van Buiten
landsche Zaken.
Verder memoreert spr. de beschuldiging van
den heer v. Ravesteijn, als zou de Regeering
bewust een aanbod van Amerika voor de voed
selvoorziening afgewezen hebben. Spr. hoopt,
dat bij een volgende gelegenheid de Regeering
deze beschuldiging uitvoerig zal beantwoorden.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, de
heer v. Karnebeek, zegt, dat hij zeker
oogen Reeft voor de verlangens van den nieu
wen tijcL Maar nu de onderhandeling op het
punt staat te worden aangekmoopt, achtte hij
het niet in 's lands belang daarover nadere
mededeelingen te doen.
Wat betreft de beschuldiging dat de Regee
ring een aanbod van levensmiddelen zou heb
ben afgewezen, verwijst spr. nog eens naar zijn
antwoord op de vragen van den heer Treub.
Zoodra de plaats der onderhandelingen is
aangewezen, zal Spr. de onderhandelingen met
de grootste spoed aanvangen.
De heer v. Ravesteijn stelt de volgende
motie voor
De Kamer, van oordeel, dat de levensmid
delenvoorziening dit noodzakelijk maakt, spreekt
als haar oordeel uit, dat de Regeering direct
alle maatregelen moet nemen om den aanvoer
van over zee mogelijk te maken.
De heer Troelst'ra neemt gaarne nota
van de verklaringen van den heer Treub, en
heeft tegen de motie van Ravesteijn geen be
zwaar en hoopt, dat deze met alle stemmen
wordt aangenomen.
De heer Rutgers (A.R.) zal voor de motie
stemmen mits daaruit niet geconcludeerd wordt,
dat de voorsteller zijn standpunt aannemelijk
heeft gemaakt.
De heer Nolens (R.K.) komt. op tegen
de critiek van den heer Marchant. Op het
oogenblik, dat de onderhandelingen gevoerd wor
den kan de Regeering niet in details treden.
Dit doen zaken-menschen ook niet.
Wat de motie betreft, daardoor wordt de
indruk gewekt, als zou er nu eerst een fractie
in de Kamer zijn, die iets voelt voor de woor
den van het volk en tegen deze gedachte komt
spreker met kracht op.
Spreker zal echter geen stemming vragen.
De heer W ij n k o o p (S.D.P.) vraagt stem
ming over de motie.
Deze komt in stemming en wordt aangeno
men met 53 tegen 9 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Engels, Swane,
Nolens, v. Rijckêvorsel, Haazevoet, Monte Ver
loren, Loeff, Wintermans en Bomans.
De beraadslagingen worden hierna gesloten,
waarna de Kamer wordt verdaagd tot Dinsdag
a.s. 1. uur n.m.