Gemeenteraad.
Zitting van Vrijdag 27 Juni 1919.
{Slot.)
R i o 1 e e r i n g.
Bij het voorstel om een crediet van f 28.000
beschikbaar te stellen voor het maken van een
rioolduiker in het verlengde der Nieuwe Maas
straat, zegt weth. Houtman: dat het nood
zakelijk is dit riool thans in de Westerhaven te
leggen vóór er water in die haven wordt gelaten.
Het riool komt in verbinding met de riooleering
die bemalen wordt door het gemaal in het
Frankenland.
De heer G o s 1 i n g a ontwikkelt eenige be
zwaren tegen het voorstel om de kosten geheel
door Grondbedrijf te laten betalen. Hij wil het
voorstel, om het riool te maken, goedkeuren,
maar ten opzichte van de kosten een nadere
beslissing van den Raad uitlokken.
Weth. Houtman verdedigt het voorstel
nader. Hij zegt, dat aan dit riool ook de
nieuwe gronden worden aangesloten. In het
Grondbedrijf is de zaak bekeken en er is geen
bezwaar tegen, dat dit bedrijf de kosten draagt.
De heer G o s 1 i n-g a meent dat in elk geval
de duiker voor rekening der gemeente behoort
te zijn.
De heer D i n k e 1 a a r juicht het plan toe
maar nog meer dat er zooveel haast mee moet
worden gemaakt.
Toen het plan was ingediend om de Wester
haven te laten doorgraven, hoorde men, dat
verwacht werd dat het werk kostbaar zou zijn
en lang zou duren. Men vreesde voor arbeids-
schuwheid onder de werkloozen. Er is nu ge
bleken dat de werklieden hard gewerkt hebben
en nog wel zoo dat voorstellen moeten worden
gedaan om met bijbehoorende werken gelijken
tred te kunnen houden. Uit alles blijkt, dat de
werklieden wel genegen zijn te werken.
Weth. Houtman houdt zijn meening
staande, dat de kosten voor rekening van Grond
bedrijf dienen te komen.
Hij geeft den heer Dinkelaar toe, dat spr.
hoogst tevreden is over de arbeidsprestaties van
de werkloozen.
De heer Scheffers vraagt of het werk
zal worden aanbesteed of in eigen beheer wor
den uitgevoerd.
De Voorzitter antwoordt, dat het werk
zal worden aanbesteed.
Het crediet wordt met algemeene stemmen
verleend.
Vrije Zaterdagmiddag.
Na mededeeling van het schrijven, betreffen
de de uitvoering gegeven aan de invoering van
den vrijen Zaterdagmiddag bij de diverse be
drijven vraagt weth. De Bruin het woord.
De heer De Bruin zegt dat hij, in verband
met het gesprokene van den heer Goslinga in
de vorige Raadszitting, in het Raadsverslag
van 1909 heeft nagezien hoe de vork in den steel
zat in zake het niet vóórstemmen der democra
ten bij de stemming over het voorstel-Goslinga
tot invoering van den vrijen Zaterdagmiddag.
Door de heeren Goslinga en de Bruin waren
amendementen ingediend op het Werklieden
reglement. Het amendement-de Bruin ging toen
over de invoering van de 58-urige werkweek.
Dit werd verdedigd met het oog op het in de
Kamer gedane voorstel Schaper-Aalberse. Dit
amendement werd verworpen waarbij Rechts
tegenstemde o.a. ook de heer Goslinga. De
voorstanders van de 58-urige werkweek ver-
eenigden zich niet met het amendement-Gos-
linga. Het was in 't geheel geen kwestie van
democratisch gevoel.
Spreker wil niet verder op het toen gevallen
besluit reageeren, maar verheugt er zich slechts
over, dat wat toen niet mogelijk was, nu wel
mogelijk is gebleken. We twisten thans niet over
een werkweek van 62 of 58 uren, maar over een
van 48 of 45.
De heer Goslinga zegt, dat hij toch had
voorgesteld den vrijen Zaterdagmiddag in te
voeren, hetgeen de heer De Bruin dan ook niet
ontkent. Spr. brengt een woord van hartelijken
dank aan het college van B. en W. voor de
spoedige uitvoering van den wensch in de vorige
vergadering geuit. Hij stelt deze daad op hoogen
prijs, (applaus.)
Weth. de Bruin: De mededeeling van den
heer Goslinga over zijn voorstel was niet on
juist, maar onvolledig.
AGENDA.
Erfpacht.
Aan de orde is
1. Voorstel van B. en W. om aan de N.V.
Maas en Waterweg qq. in erfpacht uit te ge
ven een perceel grond, gelegen op den hoek
van de Verlengde Westerkade en de Stadhou
derslaan, voor de oprichting eener wasscherij.
Het betreft hier een perceel grond ter grootte
van 2400 M3. tegen een canon van 70 ct. per M8.
Overeenkomstig het voorstel wordt7met alg.
stemmen tot uitgifte besloten.
Ruiling grond.
2. Voorstel van B. en W. tot ruiling met de
heeren S. Boele en D. Vroeg in de Weij van
grond, gelegen achter de Hoofdstraat.
Beide stukken grond vormen een deel van
het perceel Sectie L. no. L. no. 2279. Hiermede
wordt de bouwdiepte langs de straat, die op
den nieuwen te maken dijk komt in gunstiger
conditie.
Goedgekeurd.
Gratificatie.
3. Voorstel van B. en W. tot continueering
van de indertijd aan de Weduwen van voor
de invoering der pensioenwetten voor de Ge
meente-Ambtenaren overleden ambtenaren, toe
gekende gratificaties gewijzigd
Goedgekeurd.
De heer Goslinga bepleit voor de wed,
van Merwijk een vei'hooging der gratificatie n.l.
van 2.op 3.Deze verhooging behoeft
slechts 1 jaar te worden gegeven, daar zij dan
65 jaar zal zijn en tot zoo lang de gemeente de
gratificatie had toegezegd.
Weth. van Baren stelt voor, deze zaak nog
aan te houden, teneinde ditfgeval nader te be
kijken.
Aldus wordt besloten.
O n d e r w ij s.
4. Periodieke verhooging der jaarwedden
van onderwijzend personeel bij het Openbaar
Lager Onderwijs.
Dit punt wordt van de agenda afgevoerd.
Salarisherziening Gemeen,
tepersoneel.
5. Behandeling van de voorstellen der sala
riscommissie, inzake algemeene herziening der
salarissen.
De voorzitter zegt, dat het hem genoe
gen doet, dat na langen en zeer gewichtigen
arbeid van de salariscommissie en besprekingen
met de commissie en B. en W. deze zaak heden
aan de orde kan worden gesteld. B. en W.
hadden de zaak ook onderzocht en vergelijkin
gen gemaakt met de salarissen in andere gemeen
ten gegeven. Hij brengt een woord van hulde
aan de commissie voor haar gewichtigen arbeid.
Het werk is met allen ernst verricht. Het
meest verheugt hem, dat na rijpe, ernstige
overweging en besprekingen het college en de
commissie tot algeheele overeenstemming zijn
gekomen. Er is dus slechts één voorstel, ge
steund door B. en W.
Waar deze zaak er nu zoo voorstaat, hoopt
voorz. dat het vertrouwen van den Raad in
het college zoo groot is, dat de Raad, zij 't na
vluchtige kennisneming van de voorstellen, zijn
goedkeuring aan de regeling kan hechten.
Laten we deze regeling laten werken, dan
kan in den' loop der fjjden worden gezien welke
veranderingen er nog in aangebracht zullen
moeten worden. Dit is dan de taak van den
Raad.
Over het rapport dat getuigt van degelijk
werk hebben B. en W. niets dan lof.
Spr. hoopt, dat als er nog eens zoo'n com
missie ad hoe zal worden ingesteld, zij even
goed zal werken.
Aan den secretaris der commissie brengt
spr. nog een woord van hulde voor het vele
werk dat hij in de commissie heeft verricht.
De voorzitter stelt nu voor, de regeling goed
te keuren, met uitzondering van de salaris
regeling van de concierges en de nota-van den
Toorn, betreffende den bijslag voor kinderen.
Het punt van verschil over den datum van
inwerkingtreding der verordening, zegt spr., is
thans ook opgelost, daar B. en W. meegaan
met het voorstel om haar te doen ingaan 1
Januari 1919.
De heer Goslinga sluit zich aan bij de
hulde aan de salariscommissie gebracht, maar
brengt ook hulde aan B. en W., die ook een
groot aandeel in de totstandkoming dezer zaak
hebben gehad. Hoewel den Raadsleden slechts
geringe tijd is gelaten om de voorstellen te
bekijken, wil hij, mede na het besprokene in
het comité-generaal, er zich wel bij neerleggen.
Mocht zich een leemte voordoen, dan kan deze
later worden hersteld.
Hij stelt echter voor, dat voor het geval er
ambtenaren of werklieden zijn, die aan salaris
en duurtetoeslag meer hebben genoten dan
thans voor hen is voorgesteld, geen terugbeta
ling van dit meerdere zal behoeven te geschie
den.
Dit voorstel wordt z. h. st. goedgekeurd.
De voorstellen van B. en W. worden alsnu
met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter dankt den Raad ten'zeer
ste voor de genomen beslissing.
Wethouder van Westendorp merkt
nog op, dat het mogelijk is dat een bijslag op
het salaris van eenige personen bij het L. O.
in strijd is met het W. O.-de Visser. Mocht hier
omtrent zekerheid bestaan, dan zal hieromtrent
nader een voorstel worden gedaan.
De voorzitter deelt nu mede, dat dooi
de Salariscommissie nog het voorstel is gedaan
om het salaris der wethouders te brengen op
2400, mede met ingang van 1 Jan. 1919.
Met algem. stemmen wordt ook dit voorstel
goedgekeurd.
De voorzitter dankt de leden voor de
coulante behandeling der voorstellen.
De heer v. d. T o o r n brengt het college van
B. en W. een woord van dank voor de wijze
waarop met de commissie is samengewerkt en
het eindresultaat is bereikt.
Dan brengt hij een woord van dank aan den
Raad zelf. De commissie had niet zoo'n volledige
instemming verwacht.
Ook het werk der commissie is menschenwerk.
De praktijk zal de fouten die er aan mochten
kleven, moeten wegnemen.
Namens de commissie dankt spr. den Raad
dat zij niettegenstaande eventueele gebreken
eenparig en zonder discussie de voorstellen
heeft aangenomen.
Vervolgens memoreert spr. het werk van het
oud-lid der commissie, den heer Maas. Hij
heeft niet lang deel van de commissie uitge
maakt, maar in het begin waren toch de moei
lijkheden het grootst. Voor zijn energie en be
leid is een leiddraad verkregen, die tot een goede
oplossing heeft gevoerd.
Dan moet hij ook den secretaris der commissie,
den heer Post herdenken. De commissie heeft
een zwaar werk gehad. Er zijn 47 vergaderingen
gehouden, waaronder van 7 h 8 uur aan een stuk.
De commissie had niet zulk degelijk werk kun
nen leveren als zij niet door een goeden secre
taris was bijgestaan. Hij heeft zeer grooten ijver
aan den dag gelegd. Dagen en nachten is er aan
de regeling gewerkt, tal van staten en kosten
berekeningen "en allerlei becijferingen zijn er
gemaakt. Een woord van hulde en waardeering
aan den secretaris is hier op z'n plaats. Wij zou
den het betreuren als het alleen bij woorden
zou moeten blijven en daarom zal de commissie
in de eerstvolgende vergadering een voorstel
indienen om hem nog op andere wijze voor het
werk te beloonen.
De commissie heeft de werkzaamheden op
nieuwe leest geschoeid en wel door overleg te
plegen met de organisaties. Spr. wil wel ver
klaren, dat dit overleg van veel nut is geweest.
Men heeft met de vertegenwoordigers dier or
ganisaties zeer goed kunnen redeneeren. Op
die manier kon men komen tot het doel, hetwelk
men zich voor oogen had gesteld.
Comptabiliteit.
6. Goedkeuring van de rekening over 1918
van
de Gezondheidscommissie
de Gemeentereiniging
de Hofjes van Belois
het Stedelijk Muziekkorps
het Algemeen Handels-Entrepot
de begrooting voor 1919 van de Chr. Bewaar
school aan de Broersvesten
de begrooting voor 1920 van de Hofjes van
Belois.
Deze rekeningen worden, overeenkomstig het
advies der Fin. Commissie, goedgekeurd.
7. Wijziging van de Gemeentebegrooting,
dienst 1918 en 1919.
Goedgekeurd.
Machtiging.
B. en W. vragen nog machtiging
a. den. heer S. J. Klein, le ambtenaar ten
kantore van den Gemeente-Ontvanger, als diens
plaatsvervanger aan te wijzen, om betalings
stukken voor het Rijk en andere voor voldaan
te teekenen.
Goedgekeurd.
b. een crediet van 1800.beschikbaar te
stellen voor den aankoop van een nieuwen
stoomketel van den ontsmettingsdienst.
De heer m r. Kavelaars vraagt of het
niet mogelijk is een ketel van het oude Zieken
huis daarvoor te gebruiken.
De heer Dinkelaar wil in verband met
dit vooz-stel een vraag stellen. Onlangs heeft
iemand een pakje goed ter ontsmetting gezonden
en dit weer vuil terugontvangen. Spr. wil hier
over eenige opheldering hebben.
Weth. H outman antwoordt op de vraag
van den heer Dinkelaar, dat het goed wel ont
smet, maar niet gewasschen wordt. Als de
kwaadaardige bacteriën gedood zijn, heeft de
desinfectiedienst zijn plicht gedaan. De dienst
zal echter in de toekomst geheel gereorganiseerd
moeten worden. De gemeente zal dit belangrijke
vraagstuk, waartoe ook het Rijk meewerkt, tot
oplossing moeten brengen.
Het keteltje in het Ziekenhuis is door het
stoomwezen afgekeurd, zoodat een nieuwe ketel
moet worden aangeschaft.
Het crediet wordt alsnu z. h. st. verleend.
Afscheid burgemeester.
De voorzitter spreekt den Raad thans
als volgt toe.
Mijne Heeren,
Het oogenblik is gekomen waarop wij, al
thans officieel, afscheid van elkander moeten
nemen. Gij zult begrijpen dat dit afscheidnc-
men voor mij moeilijk is. Zeventien lange jaren
toch heb ik, eerst als Wethouder, later als Bur
gemeester in Uw midden gewerkt en sterke
banden hebben mij verbonden aan de Gemeente
Schiedam. Het kan niet anders of het moet
pijn doen als die banden worden losgerukt.
Toch moet het zoo zijn en gij zult het billijken
wanneer ik, na veel arbeid, op gevorderden
leeftijd eindelijk naar eenige rust verlang en
mijn ambt neerleg.
Veroorlooft mij, M.IL, dat ik in dit ernstig
oogenblik nog eens terugzie op den langen weg
die achter mij ligt. Den tijd van mijn wethou
derschap zal ik dan laten rusten, ofschoon die
tijd mij- toch wel zeer aangename herinne
ringen heeft achtergelaten.
Toen ik op den 3den October van het jaar
1910 mijn ambt als Burgemeester aanvaardde,
heb ik U beloofd dat ik al mijn krachten zou
geven aan U en aan de belangen der Gemeente
die mij dierbaar is. Ik heb toen beloofd dat ik
onpartijdig, eerlijk en rechtvaardig mijn taak
in Uw midden zou vervullen. Heb ik die be
lofte gestand gedaan Aan U, M. H., het ant
woord. Ik hoop dat het voor mij niet al te on
gunstig zal luiden. Mijn streven is altijd ge
weest onpartijdig en eerlijk te zijn tegenover
allen. Ik kan mij ook den Burgemeester niet
anders voorstellen hij moet bereikbaar zijn
voor allen zonder onderscheid hij moet de
raadsman, de vader zijn van groot en klein,
arm en rijk. Zóó opgevat is de taak wel een
grootsche, vaak ook wel een aangename, en ik
mag het gelukkig niet ontkennen dat ik bij al
de groote zorgen ook dikwijls dat aangename
heb mogen ondervinden.
De tijd van mijn Burgemeesterschap is ge
weest een buitengewoon moeilijke tijd, maar
toch een tijd, waarop wij ons mogen beroemen
dat groote dingen zijn tot stand gekomen. La
ten wij eens terugblikken op de verbeteringen
en het wegnemen van groote misstanden in
het Gorzenkwartier, waar vroeger de toestand
van de zoogenaamde brandsloot een voortdu
rende ergernis was op de verbeteringen aan de
Broersvest waar de school (de sta-in-den-weg)
werd afgebroken en fraaie plantsoenen werden
aangelegd op den aanleg van nieuwe wijken
in het Westen en Zuiden der Gemeente op
den bouw van meerdere scholen en van het
mooie Ziekenhuis. Maar naast dit/alles op het
voorname werk het graven onzer Wilhelmina-
haven dat gepaard ging met de uitgifte in erf
pacht van 10 Hectaren grond aan de Maas. Ja,
M. H., door deze krachtige daad vooral, is het
ons mogelijk geworden onze Gemeentelijke
zelfstandigheid te handhaven en ons eigen aan
deel op te eischen in de gunstige ligging onzer
Gemeente aan de rivier de Maas." Houdt
daarop altijd het oog gevestigd, de bloei en de
vooruitgang van Schiedam zijn onafscheidelijk
met den grooten stroom verbonden. Een stad,
zóó gunstig gelegen aan den grooten weg naar
zee, gaat ontegenzeggelijk een gelukkige toe
komst tegemoet, en heeft ten allen tijde recht
op een zelfstandig bestaan.
Met voldoening mag ik voorts wijzen op de
gelukkige oplossing der vele jaren hangende
kwestie van den afstand door het Rijk aan de
Gemeente van langs den Maasoever gelegen
domeingronden, welke na veel moeilijke onder
handelingen tot oplossing kwam. En, M. H.,
kunnen wij niet met vreugde er aan denken dat,
ondanks het allengs inkrimpen en bijna geheel
verdwijnen van onze aloude Schiedamsche in
dustrie, de Gemeente thans een beduidende
industriestad is geworden, dat oude panden
werden gerestaureerd en nieuwe werden opge
trokken om telkens weer nieuwe industrieën
van allerlei aard in zich op te nemen. Neen,
M. H., Schiedam is Goddank niet tot de „villes
mortes" gaan behooren maar heeft zich geme-
morphoseerd tot een belangrijke industriestad,
waar nijvere handen bloei, leven en vertier
brengen
Te bejammeren was het helaas dat de ramp
zalige Europeesche oorlog zooveel groei en
vooruitgang heeft belemmerd en soms verhin
derd. Toch, laat ons geen klaaglied aanheffen,
maar zien we met voldoening op het feit dat,
ondanks de abnormale tijden, nog zooveel is
tot stand gekomen. Geheel stopgezet werden
de dingen hier niet. De bouw van het nieuwe
Ziekenhuis ging geregeld door, zeer belangrijke
grondaankoopen werden gedaan waardoor ons
grondbezit aanmerkelijk werd vergrootde
bebossching van groote stukken grond met
nieuwen parkaanleg werd ter hand genomen
honderden woningen werden gesticht, nieuwe
zwembassins aangelegd, dé Westerhaven uit
gebreid.
Wat is er hier niet gedaan voor de distributie
van levensmiddelen gedurende de donkere tij
den die wij hebben beleefd, voor ondersteuning
van zooveel duizenden werkloozen, in een woord
voor de verzorging van alle crisisaangelegen
heden In dit opzicht heeft Schiedam zeker
geen slecht figuur gemaakt, maar mag het zich
beroemen dat alles is' gedaan wat maar eenigs-
zins gedaan kon worden om de ellende en den
nood zooveel mogelijk te verzachten en weg te
nemen.
het dan wonder, M. II., waar ik dit alles
met Uwe krachtige hulp heb helpen tot stand
brengen, dat ik een gevoel van groote dank
baarheid niet kan onderdrukken en dat ik zeer
aangename herinneringen aan U en aan Schie
dam zal meenemen
Ten slotte nog ditWaar ik mij ook van
mijn gebreken en tekortkomingen bewust ben,
waar het mij natuurlijk onmogelijk was iedereen
te bevredigen, daar vraag ik alvorens U te ver
laten, vergeving aan U en anderen, als ik som
tijds ooit iemand mocht hebben gekwetst of
beleedigd. Mijn bedoelingen waren altijd zui
ver en met voorbedachten rade hoop ik nie
mand gekwetst te hebben.
Vaarwel dan Mijne Heeren, God zegene mijn
geliefd Schiedam en schenke het voorspoed 1
God Zegene U allen en Uwe gezinnen Innigen
dank voor de vriendschap, hulp en steun die
ik altijd mocht ondervinden in de eerste plaats
van heeren Wethouders, met wie ik zoo aange
naam heb kunnen werken aan de belangen
dezer Gemeente, van U geachte Raadsleden, van
den heer Secretaris, van alle ambtenaren die
met mij gewerkt hebben, van mijn trouwen
bode en zijn helpers, van allen in één woord,
die, op welke wijze ook, mij hebben bijgestaan
in het bestuur der Gemeente. Ik zal U nooit
vergeten, maar dikwijls denken aan U en de
gelukkige jaren die ik met U mocht doorbrengen.
Met het volste vertrouwen draag ik mijn
ambt over aan den oudsten Wethouder, den
heer Van Westendorp. Ik wensch hem kracht
en lust toe om dat ambt te vervullen tot aan
de komst van mijn opvolger. Dat de nieuwe
Burgemeester bij U allen denzelfden steun en
dezelfde medewerking moge ondervinden die
gij altijd mij hebt gegeven. Dan zal ook zijn
arbeid onder U gelukkig en aangenaam zijn en
aan Uwe Gemeente ten zegen strekken.
Ik heb gezegd.
De heer W. A. Beukers, namens de de
katholieke Raadsfractie het woord voerend,
zegt
Geachte Heer Burgemeester uw zoo pas ge
ëindigde rede, voorzeker uw laatste woord als
afscheid van Raad en Gemeente eischt een we
derwoord van allen die U in deze Gemeente
hebben zien optreden als Raadslid die U ge
volgd zijn in den grootschen werkkring die U
als Burgemeester van Schiedam door Hare
Majesteit onze geëerbiedigde Koningin volgens
besluit van 6 Sept. 1910 werd opgedragen.
Namens de Katholieke Raadsfractie moet ik
dus onze gevoelens U kenbaar maken en zeggen
dat uw benoeming tot het hooge ambt, dat U
werd toevertrouwd, voor onze fractie een eer
was en wij met dankbaarheid en blijdschap
vervuld waren toen U, onze vriend, onze partij
genoot werd waardig bevonden om in de hoog
ste Stedelijke betrekkking te worden aangesteld.