n Laat stoomen, verven, wasschen en strijken bij de „DE PHOENIX", Telef. N». 15. Zaterdag 14 Febr. 1920. TWEEDE BLA.D BINNENLAND. Np. 12665. Tegen het onbewoond laten van woningen. Ingediend is een wetsontwerp, beoogen de de huurcommissie, in wier gebied een woning ge legen is, in welker werkelijke bewoning niet op ernstige wijze is voorzien, bevoegd te verklaren die woning te verhuren met inachtneming van verschillende bepalingen. Onder herinnering'aan het tegelijkertijd in gediende wetsontwerp tot aanvulling van de woningnoodwet, houdende voorschriften voor een onteigening van leegstaande woningen, wij zen de ministers van justitie en van arbeid, die de memorie van toelichting onderteekenen, erop, dat, doordien de beschikking wordt Ver kregen over onteigening zoowel als over gedwon gen verhuring, in elk voorkomend geval dat middel zal kunnen worden toegepast, hetwelk, alle omstandigheden in aanmerking genomen, aan het doel het rrieest bevorderlijk is. Zoo zal om een voorbeeld te noemen wanneer een bijzonder groot huis leeg staat, aan onteigening, welke de mogelijkheid van verbouwing met zich brengt, wellicht de voorkeur worden gegeven. Aangezien de onteigening uitgaat van de ge meente, is, om de noodige samenwerking te ver krijgen, bepaald, dat de huurcommissie een ge dwongen verhuring niet mag voorbereiden zon der de toestemming van burgemeester en wet houders anderzijds wordt in de Woningnood- Biefr het voorschrift opgenomen, dat 'alvorens "not onteigening wordt besloten, de huurcom missie in de gelegenheid zal worden gesteld haar gevoelen te doen kennen.. ^Grijpt de ontworpen regeling in in den be voegdheidsfeer van de rechthebbende, tevens bevat ze de noodige waarborgen, dat slechts bij gebleken onwil van den rechthebbende tot dwang wordt overgegaan. Wanneer in de bewoning eener woning niet is voorzien, gaat de huurcom missie niet zonder meer tot verhuring over doch eerst wordt aan den rechthebbende aange zegd om alsnog binnen een termijn van ten min ste een maand voor een behoorlijke bewoning te zorgen. Slechts indien aan deze aanzegging niet wordt voldaan, zal de huurcommissie doen, wat de rechthebbende had behooren te doen. Van een dergelijk stelsel mag een sterk preven tieve werking worden verwachthet is niet onwaarschijnlijk, dat de meeste zoo niet alle rechthebbenden in hun eigen belang tijdig van cfe gelegenheid om zelf voor de be woning te zorgen, gebruik zullen maken. Aangenomen wordt, dat in de bewoning is voorzien zoowel indien de woning reeds bewoond wordt, als ook indien b.v. op 1 Januari de wo ning verhuurd is met ingang van een lateren datum. Om ontduiking te voorkomen, zegt art. 1 dat de bewoning moet zijn „werkelijk" en dat de voorziening moet zijn getroffen op „ernstige" wijze. Een eigenaar zou anders wellicht, enkel om zich aan de gevolgen der Huuraanzeggings- wet te onttrekken, een zoogenaamden bewaker of bewaarder in het ledige huis zetten. Het is niet zeker, dat in een dergelijk geval het huis zou worden beschouwd als niet bewoond, hoewel voor een reëele bewoning zeker niet kon worden gesproken. Men stelle ook het geval, dat om de Huuraanzeggingswet te ontduiken, een wo ning eerst is verhuurd met ingang \an b.v. een jaar later. Een dergelijke overeenkomst zou mpeilijk „au serieux" kunnen worden genomen. Alsdan kan men niet zeggen, dat in de bewo ning op ernstige wijze is voorzien. De om schrijving van het artikel is niet scherp, maai bij een scherpe formuleering loopt men steeds het gevaar, dat de vindingrijkheid van den ont duiker grooter blijkt, dan de wetgever bij de redactie van zijn bepaling heeft voorzien. Be doeld is, dat de huurcommissie slechts zal kun nen optreden telkens als er de voorziening in de bewoning een onregelmatigheid is, als men kan zeggen, dat er met de voorziening iets „niet in den haak" is. Daar aan de huurcommissie alleen een bevoegdheid wordt gegeven, een be voegdheid, welke slechts kan worden uitgeoe fend met goedvinden van burgemeester en wet houders, terwijl bovendien beroep op den kan tonrechter openstaat, behoeft, naar de ministers meenen, niet te worden gevreesd, dat ook daar zal ingegrepen worden, waar onthouding op haar plaats is. Is eenmaal onherroepelijk uitgemaakt, dat in de werkelijke hervorming niet op ernstige wijze is voorzien, dan staat het alleen ter beoordee ling der huurcommissie of aan hare aanzegging is voldaan. De huurcommissie verhuurt namens den rechthebbende, deze laatste wordt dus van rechtswege verhuurder. Wie de woning wil huren, zal zijn verlangen daartoe aan de huur commissie kenbaar kunnen maken. De huurcommissie doet, wanneer aan de aanzegging niet naar haar genoegen is voldaan, aan de betreffende woning op voor het publiek zichtbare wijze aanplakken of aanslaan of op andere wijze aanbrengen eene mededeeling, dat de huurcommissie tot verhuring bevoegd is. Hier door is het publiek ingelicht. De huurcommissie zal ten slotte uitmaken, wie als huurder wordt aangenomen. Niet zakelijke overwegingen mo gen haar niet beinvloeden, met het belang van den rechthebbende worde rekening gehouden voorgeschreven is, dat deze steeds moet worden gehoord, althans behoorlijk opgeroepen zoo mag de huurcommissie niet iemand aanwijzen die toch niet in staat is de huur te voldoen of be- Send ataat als een slordig huurder. De huur commissie beslisse in elk voorkomend geval ng kennisneming en waardeering van de omstan digheden naar haar beste weten. Ook bij het vaststellen van den inhoud der huurovereenkomst laat de wet aan de huur commissie groote vrijheid. Heeft de rechthebbende de beschikking over het gebruik der woning krachtens een recht van opstel, erfpacht, vruchtgebruik, bewoning, eene huurovereenkomst of een overeenkomst van bruikleening, dan wordt, mede gehoord, althans behoorlijk daartoe opgeroepen, de eige naar der zaak, waarop het zakelijk recht rust,' de verhuurder of de uitleener. Elke na den datum van de indiening van het wetsontwerp verrichtte handeling waarbij over het gebruik der woning is beschikt, is krachte-t loos tegenover degeen aan wien de woning door de huurcommissie is verhuurd. Dit wordt noo- dig geoordeeld om den huurder tegen verkeerdé practijken van den rechthebbende te bescher men. Indien degeen, namens wien de huurcommis sie heeft verhuurd, is rechthebbende krachtens een'recht van opstel, erfpacht, vrucht gebruik, bewoning eene huurovereenkomst of eene over eenkomst van bruikleening, blijft, wanneer dit recht of deze overeenkomst eindigt, niettemin de door de huurcommissie aangegane huurover eenkomst bestaan, voor zoover daarbij niet anders is bepaalt, en volgt die overeenkomst den nieuwen rechthebbende. Deze laatste heeft, bijaldien daartoe redenen zijn, verhaal op dengeen, namens wien de over eenkomst door de huurcommissie is aangegaan. De huurder kan door dit voorschrift er staat op maken, dat al moge ook de persoon van den rechthebbende wisselen, hij niettemin huurde* en tot bewoning gerechtigd blijft. Wanneer de huurcommissie een woning ver huurd heeft, kan zij aan den huurder afgeven een bevelschrift houdende, dat de woning ter beschikking van den huurder moet worden get steld. i Deze bepaling geeft den huurder een middej om zonder veel omslag het genot der woning te krijgen. Hij die meent ter onrechte eene aanzegging te hebben ontvangen, kan zich binnen 14 dagen na de dagteekening van het exploit, waarbij de aanzegging is geschiedt, bij verzoekschrift wenden tot den kantonrechter, met het verzoek te verklaren, dat de aanzegging is te beschou wen als niet geschied. De wet is o.a. niet van toepassing op wonin gen welker bouw is aangevangen na den datum van indiening van het wetsontwerp, zulks om den bouw van woningen aan te moedigen. flBt Woningnoodwet. Ingediend is een wetsontwerp tot aanvulling van de Woningnoodwet. In de memorie van toelichting zet de minister van arbeid uiteen, dat, terwijl de woningnood onverminderd voortduurt, afdoende verbetering, slechts te verkrijgen door voldoende productie, wordt tegengehouden door de abnormaal hooge prijzen van de bouwmaterialen. En voorts, dat de woningnood heeft aanleiding gegeven tot een ernstig misbruik, doordien de woningen voor het overgroote deel worden onttrokkei^ aan de huurmarkt, en alleen te koop aangebo den tegen buitensporige prijzen. Ook worden woningen aan haar bestemming onttrokken of afgebroken om voor handels- of industrieele inrichtingen plaats te maken. Bij deze misstanden treft in de eerste plaats de schrille tegenstelling met den woning nood, waaronder een zoo groot deel van de burgerij lijdt. Terwijl nu de overheid tegenover de boven genoemde misstanden, naar de minister betoogt, niet lijdelijk mag blijven, is evenwel de meening De onteigening zal kunnen geschieden ten name van de gemeente of van een toegelaten vereeniging, stichting of vennootschap. De nieuwe eigenares zal de woning moeten verhu ren al of niet na verbouwing ter verkrij ging van het grootst mogelijk nut van de wo ning. Onteigening zal in drie gevallen mogelijk zijn lo. indien de woning onbewoond is 2o. indien zij ten deele bewoond is 3o. indien haar onder houd verwaarloosd wordt. Voor het eerste geval kan de vraag rijzen, wanneer of hoe lang de woning onbewoond moet zijn geweest. Verschillende normen zou den hier denkbaar zijn, maar geene zou ontko men aan het gevaar, dat men er gebruik van maakte om ten slotte het doel der bepaling te verijdelen. Daarom is het noodig, telkens met de feiten te rede te gaan. De balanghebbenden kunnen van bezwaren en eventueel van eerlijke spoedige bewoning doen blijken. De beslissing staat aan de Kroon, die den Raad van State moet hooren, en dit heeft voldoenden waarborg tegen tekort doen aan toelaatbare belangen. Het tweede geval is voorzien om te voorko men, dat men onteigening zou ontgaan door b.v. een bewaker in het ledige huis te laten wo nen. Het derde geval is voorzien om den woning voorraad voor verval te behoeden, indien een ander middel, nader in deze wet aangegeven, geen toepassing zou kunnen of moeten vinden. Valt van boven- en benedenwoningen een van beide in de termen van onteigening, dan moe ten beide, dus het geheele perceel, worden ont eigend. Mogelijk gemaakt zal worden een versnelde voorbereiding en dat de woning zeer spoedig ter algemeenen nutte gebruikt wordt. Ten einde de speculatie in woningen tegen te gaan, wordt voorgesteld, in de wet vast te leggen, wat in gegeven gevallen als werkelijke waarde moet worden beschouwd. De wilde speculatie is begonnen na 1 Augus tus 1914. Menigeen zal sinds dien een woning gekocht hebben om er zelf in te wonen of om geld veilig te beleggen. Dezelken zullen de wo ning wellicht duur hebben betaald, maar het zou te ver gaan, indien de overheid ook hier over haar veto uitsprak door drukken van de vergoeding, indien de woning door een samen loop van omstandigheden in de termen van onteigening viel. v In het gesteld geval zal dus de koopsom eventueel vermeerderd met kosten van verbou wing vergoed moeten worden. Wie niet uit speculatie kocht, verkoopt ook niet licht De gunstige veronderstelling mag dan ook alleen gelden voor den eersten kooper. Tweede en volgende koopers hebben geen aanspraak, dat de maatschappij hun, speculatieve, doeleinden eerbiedigt, indien de woning in de termen van onteigening komt te vallen. Wat zij voor de woning ontvingen, drukt niet uit de economische waarde van de woning, maar de ellende van de bevolking, die niet genoeg woningen had. Hier op moet intusschen weer een uitzondering ge maakt worden voor het geval, dat door overlij den of b.v. faillissement van den eersten kooper de woning in handen van een tweeden kooper kwam. Het zou onrechtvaardig zijn, voor dat geval een speculatie-veto te stellen. Een verdere bepaling heeft betrekking op wo ningen, die na 1 Augustus 1914, dus in den duren tijd, zijn gebouwd en die zijn overgegaan in andere handen met speculatieve doeleinden. Het zou onrechtvaardig zijn de maatschappij te belasten met vergoeding voor speculatie winst. De eigenaar, dien de onteigening treft, zal er groote schade door lijden, maar eens zou, zooals met alle speculatie, de terugslag toch komen en de schade toch geleden worden. Thans zal men haar kunnen ontgaan door de woning te ijerhuren en behoorlijk te onderhouden. Voor alle andere woningen, als zij niet object Ingezonden Mededeelingen. verleenen, dan zal ernstig overwogen moeten worden of de prijs, dien de maatschappij voor vestiging of uitbreiding van de industrie zou moeten betalen, niet te groot zou. zijn. Aan het gemeentebestuur wordt gegeven een middel om verval van woningen door verwaar- loozing op kosten van den nalatigen eigenaar tegen te gaan. Is dat niet wel mogelijk, bijv. doordat de eigenaar zich aan verhaal van kosten zou onttrekken, of uit anderen hoofde verhaal niet mogelijk zou zijn, dan zal onteigening moe ten volgen. Overtreding van het bovenbedoelde verbod wordt gestraft met hechtenis van hoogste drie maanden, of geldboete van ten hoogste twee duizend gulden. Gemengd Nieuws. dat de overheid moet ingrijpen ten slotte ge grond in de overtuiging, dat het privaat eigen- van speculatie geweest zijn, dient de billijkheid domsrecht niet is een absoluut recht, meer een betracht te worden door de waarde van 1 Au- recht, welks gebruik gepaard gaat met maat schappelijke plichten. En waar-nu niet maar een redelijk en geoorloofd gebruik van den privaten eigendom aanwezig is, maar een misbruik, dat niet geduld mag worden, is ingrijpen van de overheid hier als uiterst middel geboden om dat de maatschappij niet in staat is zich zelve te beschermen. Voorgesteld wordt nu in de eerste plaats, in de Woningnoodwet (Staatsblad 1918 no. 379) eenige bepalingen in te lasschen ten doel heb bende, het ledig laten staan van woningen en de speculatie in woningen tegen te gaan. Wanneer men een woning opzettelijk ledig laat staan, kunnen twee wegen worden inge slagen. Men kan den eigenaar aanzeggen, de woning te verhuren of de woning voor hem te verhuren Dit middel is neergelegd in het ont- werp-Huuraanzeggingswet, dat met dit wetsont werp aanhangig wordt gemaakt. Maar niet voor alle woningen kan dit middel baat geven. Met name voor de grootere woningen zal het dikwijls zeer moeilijk vallen een huurder aan te wijzen, die financieel in staat is de woning te huren en te bewonen. Dergelijke woningen moeten eerst verbouwd worden tot verdieping woningen of tot boven- en benedenwoningen. Voor die gevallen is onteigening het aangewezen middel. Maar ook voor andere gevallen kan dat zoo zijn. Een voorgestelde bepaling heeft de strekking, die onteigening te doen geschieden op eenzelfde wijze als is geregeld in art. 26 van de Woning wet. gustus 1914 te vergoeden. Nog wordt bepaald, dat steeds moet worden rekening gehouden met de verandering van de koopkracht van het geld... Rijkssteun wordt in het vooruitzicht gesteld met de bedoeling zoo noodig, door een bijdrage, van den kostprijs der woningen zooveel al te schrijven, dat een exploitatie zonder tekort mogelijk is. Tegenover de bijdrage van het rijk, zal ook een offer van de gemeente moeten staan. Dat woningen aan haar bestemming worden onttrokken,is voortgekomen uit dengeestvan ver zet tegen de beperking van de vrije beschikking, die de Huurcommissiewet bracht en die helaas onvermijdelijk was geworden. Ook redenen van eigenbelang kunnen er toe leiden, dat een wo ning wordt gebruikt of ingericht voor andere doeleinden. Zoolang er woningnood is, is dit niet zonder meer toelaatbaar. Volgens een verdere bepaling, zal een verbod, zonder toestemming van burgemeester en wet houders, woningen aan de bestemming, die zij op 1 Januari 1920 hadden, te onttrekken, of onttrokken te houden, of woningen af te bre ken, gelden, nadat de Kroon het van toepassing heeft verklaard. Behoort de woningnood tot het verleden, dan moet de vrijheid van beweging ook weder hersteld worden. Het gemeentebe stuur zal voorwaarden kunnen stellen, bijv. dat een gelijk aantal woningen elders gebouwd wor den, indien voor industrieele doeleinden wonin gen voor afbra*(k worden bestemd. Zou de be trokken industrie dit niet kunnen of willen doen of niet althans krachtigen steun daarvoor De Markenkoorts. In Aken begint zich een wrevelige stemming te openbaren ten aanzien van „de Hollanders", die daar met hun „goedkoope" marken de winkels en magazijnen schier leeg zouden halen. Het gevolg van deze stemming is, dat men in meerder zaken weigert nog goederen aan hen van de hand te doen. Ook in de groote warenhuizen van lietz en Kauffmann wordt door het personeel scherp acht gegeven of de kooplustigen Nederlanuers zijn, in welk geval hun niet meer wordt verKocnt. Sommige magazijnen zijn zelfs geheel voor den verkoop gesloten, daar de eigenaars niijcnaar den economischen toestand in Duitschland niet vertrouwen en meèr prijs stellen op het behoud van hun voorraden, dan op het bezit van een massa papieren „geld", dat wel eens waardeloos of bijna waardeloos zou kunnen zijn (L. K.j Een bolsjewistische barones. Aan boord van een Fransch hospitaalschip, dat van Sebastopel naar Marseille voer, is de Kussi- sche barones Meyendorff in hechtenis genomen, omdat zij bolsjewistische propaganda, en ge heime plannen voor invoering van een sovjet republiek in Frankrijk, bij zicli had. De barones was den 23en Januari op het schip gekomen. Zij droeg de kleeding van net roode kruis, en droeg haar linkerarm m een ver band^* onder voorwendsel, dat haar hand door een granaat stukgeschoten was. De dokter wenschte echter den verwonden arm te zien, en toen het verband weggenomen was, vond men een doos, waarin de nedoelde bolsjewistische stukken geborgen waren. Rijst. Met het oog op eventualiteiten*en gevolge van den toestand in het Verre Uosten, waardoor de rijsttoevoer zou kunnen worden stop gezet, is de Avros (Algemeene Vereeni ging van Rubberplanters ter Oostkust van Sumatra) te Medan voornemens, een groot- rijstbedrijf te openen van 50.000 H.A. met machinale bewerking gelijk in Californië. Het wordt het grootste rijstbedrijf der wereld. Een particuliere maatschappij is voornemens aan te leggen 12.000 bouws groote natte njst- aanplant op het eiland Boeroe. Indien het plan slaagt, zal er voldoende rijst worden geprodu ceerd voor de geheele Molukken. De stagnatie in het goederen vervoer. Uit Essen wordt aan het „Hbl." bericht De directie der spoorwegen alhiei verklaart de opstopping in het goederenvervoer aldus dat de Nederlandsche spoorwegen voor het op gang houden van goederenvervoer van overzee naar Duitschland, Oostemijk, Tsjecho-Slowakije, Po len en Zwitserland ten deele ook naar Scandi navische landen niet voldoende eigen wagons hebben. Daar zij er langzamerhand steeds meer toe zijn overgegaan, voor de transporten naar en door Duitschland het beschikbaarstellen van leege Duitsche wagens te eischen, en de gela den in Nederland aankomende wagens naar andere landen te zenden, hebben het beperkte prestatievermogen der Duitsche wagens en het gebrek aan wagens het dringend noodzakelijk gemaakt allereerst het vervoer naar Nederland tot de goederen te beperken, welke bepaald in het belang van Duitschland vervoerd moeten worden. Van deze beperking zijn buitengesloten de aardappelen voor het rijksbureau vooi do aardappelvoorziening in Dusseldorf. De Duitsche grensstations nemen \ooiloopig slechts goederen uit Nederland aan, weke van een uitzonderings vergunning vergezeld gaan, die door de handelsafdeeling van het Duitsone gezantschap in Den Haag, ifi overeenstemming met den gevolihachtigde van het Pruisisc.ie staatsministerie bij het gezantschap inDen Haag is verstrekt. jJË, Êfcj

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1920 | | pagina 5